32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 186 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2018

In antwoord op uw verzoek van 23 januari jl. en in aanvulling op de brief aan uw Kamer van 22 januari jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 185) over de situatie in Noord-Syrië, ontvangt u hierbij nadere informatie over het Turkse offensief in de Afrin-regio.

Op 20 januari jl. om 17.00u lokale tijd startten de Turkse strijdkrachten met behulp van Free Syrian Army (FSA) eenheden de militaire operatie «Olijftak». Zoals eerder gemeld aan uw Kamer, lichtte Turkije op 20 januari jl. onder andere de VN Veiligheidsraad en de NAVO schriftelijk in over de start van en de beweegredenen voor deze operatie. Op 23 januari jl. gaf Turkije binnen de NAVO een nadere toelichting.

Het is nog steeds moeilijk om een duidelijk beeld te krijgen van de schaal, omvang en impact van de Turkse militaire operatie.

Op dit moment is er sprake van artilleriebeschietingen, luchtaanvallen en de grensoverschrijdende inzet van grondtroepen door Turkije. Turkije heeft bekendgemaakt dat er tot nu toe zeven Turkse militairen bij deze operatie zijn gesneuveld. Er is geen bevestigde informatie beschikbaar over aantallen gesneuvelde FSA-strijders, YPG-strijders en burgerslachtoffers. Turkije heeft bekendgemaakt dat er sinds 20 januari jl. ten minste vierentwintig raket- of mortierinslagen op Turks grondgebied zijn geweest. Naar verluidt zijn er daarbij vijf doden en ten minste zesenzeventig gewonden in Turkije gevallen. De herkomst van deze aanvallen is niet te verifiëren.

Ook over aantallen vluchtelingen en interne ontheemden ontbreekt op dit moment voldoende informatie. De UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UN OCHA) maakt zich openlijk zorgen over een verwachte toename van het aantal interne ontheemden, zonder dat er op dit moment voor hen een mogelijkheid bestaat om dit te verifiëren.

De berichtgeving over de operatie in de Turkse media kan niet zonder meer voor waar worden aangenomen. Ten eerste heeft de Turkse regering vanuit strategisch én tactisch oogpunt belang bij het beeld van een grootschalige en ambitieuze operatie. Ook de publieke uitingen van Turkse politici over de operatie moeten deels in dit licht worden bezien. Ten tweede ondervinden de Turkse media beperkingen in hun berichtgeving over de operatie. Dit gaat verder dan gebruikelijke operationeel-militaire veiligheid. Berichtgeving die het officiële beeld van de Turkse operatie weerspreekt komt in de reguliere Turkse media niet voor en bij uitingen daarbuiten grijpt de overheid actief in: volgens het Turkse Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn sinds 20 januari jl. 311 personen aangehouden vanwege dissonante geluiden over deze militaire operatie.

Turkije beroept zich in de brief aan de VN Veiligheidsraad op het recht op zelfverdediging zoals vastgelegd in art. 51 van het VN Handvest. Turkije merkt hierbij op dat terroristische groeperingen in Syrië een bedreiging vormen voor de Turkse grens en voor de nationale-, regionale- en internationale veiligheid. Turkije meldt in de betreffende brief dat er sprake is van een recente toename in het aantal raketaanvallen en beschietingen vanuit de Afrin-regio op de Turkse provincies Hatay en Kilis. Deze beschietingen zouden volgens Turkije geleid hebben tot doden en gewonden aan Turkse zijde.

In het algemeen kan gesteld worden dat ieder land het recht op zelfverdediging heeft. Voor een gerechtvaardigd beroep op dit recht dient te worden voldaan aan specifieke voorwaarden. Of aan deze voorwaarden is voldaan, moet worden vastgesteld op basis van feiten die voor derde staten, dus ook Nederland, soms lastig vast te stellen zijn.

Tijdens het Vragenuur van 23 januari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 42, Mondelinge vragen van het lid Karabulut over het bericht dat Turkse artillerie Koerden in Syrië beschiet) meldde ik uw Kamer dat het kabinet over onvoldoende informatie beschikt om een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van het Turkse beroep op zelfverdediging zoals vastgelegd in art. 51 van het VN Handvest. Wel is duidelijk dat Turkije de afgelopen jaren meermaals te maken heeft gehad met terroristische aanslagen door ISIS en de PKK, en dat er zorgen zijn over de vermeende nauwe banden tussen de YPG en de PKK.

Het kabinet heeft in de afgelopen dagen, sinds 23 januari, geen informatie uit eigen of Turkse bronnen verkregen die het rechtmatig inroepen van art. 51 door Turkije bevestigt of ontkracht. Het kabinet kan zich hier op dit moment dan ook niet over uitspreken. Ook internationale partners zijn terughoudend in hun uitspraken over de Turkse actie. Het is in de eerste plaats aan Turkije zelf om het inroepen van art. 51 met feitelijke informatie te onderbouwen. Nederland zal er bij Turkije op blijven aandringen dat het deze informatie deelt.

Nederland heeft daarnaast richting Turkije in duidelijke bewoordingen zorgen geuit over deze operatie, en Turkije met klem opgeroepen om grote terughoudendheid en proportionaliteit te betrachten. Het kabinet is van mening dat Turkije met zijn militaire optreden in de regio de internationale inzet in de strijd tegen ISIS niet dient te bemoeilijken, conform het internationaal recht dient te handelen en derhalve de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht dient te nemen. Verdere onrust in een al zeer complexe en fragiele regio moet zoveel als mogelijk worden vermeden. Mede daarom acht Nederland het ook van groot belang dat Turkije zich verder onthoudt van oorlogstaal of zinspeling op verdere militaire operaties in Noord-Syrië. De internationale inzet en strijd tegen ISIS mag niet in het geding komen, burgers moeten worden ontzien en verdere vluchtelingenstromen moeten worden vermeden.

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft dit uitgangspunt benadrukt in de VN Veiligheidsraad en daarbij opgeroepen om veilige doorgang voor burgers en toegang tot het gebied voor humanitaire konvooien te verzekeren. Nederland heeft ook binnen de NAVO de zorgen over deze situatie heel duidelijk benoemd, en behoort daarmee tot de meest uitgesproken bondgenoten. Nederland zal deze kritische positie in blijven nemen, ook waar het gaat om de onderbouwing voor het inroepen van art. 51. Nederland zal, indien Turkije daar niet zelf toe overgaat, blijven aandringen op voortdurende Turkse toelichting op de actuele situatie, binnen de NAVO.

Het kabinet heeft er begrip voor dat het militair optreden van Turkije in Noord-Syrië een deel van de Nederlanders sterk raakt, en onderstreept het belang dat iedereen de Nederlandse rechtsstaat respecteert en meningsverschillen of eventuele zorgen over ontwikkelingen in het buitenland met elkaar op respectvolle wijze bespreekt.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Naar boven