32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nr. 193 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2017

Naar aanleiding van de brief «stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2017» (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 144), die geagendeerd staat voor de procedurevergadering van de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 13 september, informeer ik u over de huidige stand van zaken omtrent het tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist.

Aanleiding

In de brief van 7 juni 2016 (Kamerstuk 32 620, nr. 173) heb ik aangegeven voornemens te zijn om in het kader van de taakherschikking via het experimenteerartikel in de Wet BIG (Artikel 36a) zelfstandige bevoegdheid toe te kennen aan de mondhygiënisten op hun deskundigheidsgebied. Dit betreft het toepassen van anesthesie, het behandelen van primaire caviteiten en het indiceren, maken en beoordelen van röntgenfoto’s voor wat betreft Solo en Bitewing opnamen. Een concept-AMvB waarin wordt voorgesteld dat de mondhygiënist bij wijze van experiment zelfstandig in de AMvB aangewezen voorbehouden handelingen verricht, is in het najaar van 2016 ter internetconsultatie aangeboden. Er zijn daarbij vele reacties van met name tandartsen binnengekomen.

Gesprekken

Mede op basis van deze reacties heb ik op 7 februari 2017 in aanwezigheid van de IGZ en Zorginstituut Nederland, bestuurlijk overleg gevoerd met de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM-mondhygiënisten), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) en de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT). In dat overleg kwam naar voren, naast visieverschil of het wenselijk is dat de mondhygiënisten de drie hierboven genoemde bevoegdheden zouden krijgen, dat er geen eenduidig beeld bestond over de inhoud van de opleiding Mondzorgkunde. Zowel de NVM-mondhygiënisten als de KNMT en ANT toonden bereidheid om samen met het Ministerie van VWS in gesprek te gaan over deze opleiding Mondzorgkunde.

Het ministerie is ter voorbereiding op dit overleg met de beroepsverenigingen op 22 maart in gesprek gegaan met de opleiders Tandheelkunde. Daarbij was er vertegenwoordiging aanwezig van alle opleidingsinstituten Tandheelkunde, te weten het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, het Radboud UMC (Nijmegen) en het Universitair Medisch Centrum Groningen. Op 29 maart is gesproken met de opleiders Mondzorgkunde. Bij dat overleg waren alle vier opleidingsinstituten Mondzorgkunde aanwezig, te weten de Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool Utrecht, InHolland Amsterdam en Hogeschool Arnhem Nijmegen. Ook is de meest recente documentatie over de inhoud van de opleidingen aangeleverd. Verslagen van deze overleggen en de aangeleverde documentatie is aan de NVM-mondhygiënisten, KNMT en ANT toegestuurd.

Op 9 mei heeft overleg met de NVM-mondhygiënisten, KNMT, ANT en de relevante deskundigen van de opleidingsinstituten van Tandheelkunde en Mondzorgkunde plaatsgehad. In dit overleg zijn de uitkomsten van de voorbereidende gesprekken van 22 maart en 29 maart besproken en is de meest recente informatie gedeeld met alle partijen. Aandachtspunten en andere punten van zorg zijn daarbij geïnventariseerd en met elkaar gedeeld.

Conclusie

De feiten over de inhoud van de opleiding Mondzorgkunde zijn wat mij betreft helder. De nieuwe (vanaf 2006) opleiding Mondzorgkunde biedt, volgens de door de deskundigen van de opleidingsinstituten gepresenteerde feiten, het benodigde onderwijs om via een experiment mondhygiënisten zelfstandige bevoegdheid toe te kennen voor de drie hiervoor benoemde handelingen binnen hun deskundigheidsgebied. Wel zal in de concept-AMvB het behalen van het certificaat stralingsbescherming als aanvullende eis worden gesteld om de zelfstandige bevoegdheid te verkrijgen. Verder zijn mij op de voor de AMvB relevante onderdelen geen nieuwe feiten gebleken. Er is voor mij dan ook, na het doorlopen van dit zorgvuldige traject met relevante deskundigen, geen aanleiding om anders over de wenselijkheid van taakherschikking te denken. De KNMT en de ANT delen de zienswijze over de wenselijkheid van taakherschikking overigens niet. Gezien de demissionaire status van het kabinet laat ik definitieve besluitvorming over het tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist aan mijn opvolger.

In het belang van de patiënt wijs ik op de waarde van goede samenwerking in de mondzorg. Zowel tandartsen als mondhygiënisten hebben hier een belangrijke rol in. Ik ben dan ook altijd bereid om constructieve voorstellen die invulling geven aan de met de concept-AMvB ingezette richting te bezien.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven