32 618 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld langstudeerders)

M VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 maart 2012

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben kennisgenomen van de reactie van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 20 februari 2012 op de brief van de commissie d.d. 24 januari 2012.2

Naar aanleiding daarvan hebben zij de staatssecretaris op 8 maart 2012 een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft op 30 maart 2012 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Fred Bergman

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Den Haag, 8 maart 2012

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben kennisgenomen van uw reactie van 20 februari 2012 op de brief van de commissie d.d. 24 januari 2012.2 Deze leden begrijpen dat u zo spoedig mogelijk een brief aan beide Kamers zult sturen over de toekomstbestendigheid van de kaders voor deeltijdonderwijs (mede) in vervolg op de reeds uitgevoerde verkenning deeltijd en het afgeronde inventariserend onderzoek deeltijdonderwijs.

De met algemene stemmen in deze Kamer aangenomen motie Ganzevoort c.s.4 brengt de grote zorg van deze Kamer tot uitdrukking over mogelijke disproportionele gevolgen voor langstudeerders van de Wet verhoging collegegeld langstudeerders en verzoekt de regering ter zake in overleg met de sector zo spoedig mogelijk (maar uiterlijk 1 september 2012) een regeling te treffen. De commissie verzoekt u – gelet op de genoemde termijn in de motie Ganzevoort c.s. – om uiterlijk op 1 april 2012 de aangekondigde brief aan de Kamer te zenden. Vanwege het belang en de urgentie van een spoedige en volledige uitvoering van de motie Ganzevoort c.s. zal de commissie u tevens uitnodigen voor een mondeling overleg hierover begin april 2012.

De leden hebben overigens geconstateerd dat in uw reactie van 20 februari jl. een aantal vragen van de commissie onbeantwoord is gebleven. Zij verzoeken u derhalve – voor zover u de antwoorden niet al zou meenemen in de aangekondigde brief – hierop ook uiterlijk op 1 april 2012 alsnog een antwoord aan de Kamer te sturen.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dr. A. H. Flierman

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2012

In uw brief van 8 maart jl. verzoekt u om uiterlijk 1 april 2012 de brief over de toekomstbestendigheid van de kaders voor deeltijdonderwijs te mogen ontvangen. Tevens verzoekt u om antwoord op een aantal niet beantwoorde vragen uit uw brief van 24 januari jl. – voor zover deze niet beantwoord zijn in de brief over deeltijdonderwijs.

U heeft gevraagd of ik inmiddels in overleg ben getreden met de sector over de gevolgen van de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten. Voordat ik het overleg met de instellingen wil aangaan, wilde ik eerst mijn eigen beleidsvisie uitwerken op basis van de verkenning deeltijd. Deze beleidsvisie heeft u vandaag ontvangen met de brief over deeltijd hoger onderwijs. In deze brief ben ik nader ingegaan op de gevolgen van de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten. Ik ben van mening dat de langstudeerdersmaatregel op stelselniveau geen disproportionele gevolgen heeft voor deeltijdstudenten. Wel is er aanleiding om in individuele gevallen tegemoet te komen aan bijzondere omstandigheden die ten grondslag liggen aan het langstuderen. In de brief wordt voorgesteld om in individuele gevallen deeltijdstudenten tegemoet te komen via het profileringsfonds. De instellingen krijgen hiervoor tijdelijk extra middelen ter beschikking. Nu kunnen alleen voltijdstudenten aanspraak maken op het profileringsfonds. Ik zal hiertoe de wet wijzigen, waardoor ook deeltijdstudenten hierop aanspraak kunnen maken. Parallel aan deze brief dien ik een Nota van Wijziging bij het wetsvoorstel «Studeren is investeren» in bij de Tweede Kamer.

Tevens ben ik in de brief over deeltijd hoger onderwijs ingegaan op de maatregelen die instellingen kunnen treffen om de studieduur meer af te stemmen op de nominale studieduur. Ik heb daarbij aangegeven dat ik mij realiseer dat het comprimeren van opleidingen ten koste kan gaan van de gewenste flexibiliteit in het deeltijdonderwijs en het meer gefaseerd, modulair kunnen deelnemen aan dat onderwijs. Waar het mogelijk is, is het verstandig dat instellingen dergelijke maatregelen nemen. Ik kan mij echter voorstellen dat dit niet in alle gevallen mogelijk en wenselijk is. Hierover zal ik nader overleg voeren met de instellingen.

Ik heb overigens wel overleg gevoerd met de HBO-raad, VSNU en VNO-NCW. Niet al deze partijen waren het eens met mijn beleidsvisie zoals verwoord in de brief over het deeltijdonderwijs. Ik heb met hen afgesproken dat ik hen betrek bij de uitwerkingsvraagstukken.

In uw brief van 24 januari jl. noemt u een tweetal specifieke gevallen en vraagt u om een reactie hierop. Ten eerste de docent Frans die een masteropleiding Frans volgt met een lerarenbeurs. Het betreft hier veelal een masteropleiding van 90 ECTS. Volgens de langstudeerdersmaatregel mag de student hier in totaal drie jaar over doen voordat het verhoogd collegegeld is verschuldigd, omdat een opleiding van 90 ECTS naar boven wordt afgerond tot een nominale studieduur van twee jaar. Volgens de subsidieregeling lerarenbeurs krijgt de student ook voor drie jaar subsidie. De toegestane studieperiode is het aantal jaren dat men subsidie ontvangt plus een uitloopperiode van 3 jaar. De student moet binnen zes jaar kunnen aantonen dat hij 90 ECTS heeft gehaald. Voor iedere 30 ECTS die behaald is, wordt een jaar in mindering gebracht op de totale terugbetalingsverplichting. Indien de student in het derde jaar nog niet is afgestudeerd, gaat inderdaad in het vierde jaar de langstudeerdersmaatregel in. Dit betekent echter niet dat hij moet stoppen met zijn studie. Het is aan de student hierin een afgewogen keuze te maken.

Het tweede geval betreft opleidingen die hun deeltijdbachelor zouden omzetten in een premaster vanwege de langstudeerdersregeling en zodoende inzetten op een lager instroomniveau. U noemt als voorbeeld de tweejarige deeltijdbachelor filosofie in Nijmegen, die wordt vervangen door een eenjarige premaster van 60 ECTS. Ik herken niet het beeld dat deeltijdbachelors worden omgezet in een premaster. De Radboud Universiteit kent geen deeltijdopleiding filosofie, wel een voltijdopleiding (bachelor en master) filosofie. Daarnaast kent de Radboud Universiteit al langere tijd een premaster filosofie die met name is bedoeld voor afgestudeerde hbo-bachelors. Het betreft hier een premaster van 60 ECTS waarvoor strenge toelatingseisen gelden. Navraag bij de Radboud Universiteit heeft niet uitgewezen dat er sprake is van een beleidswijziging, die verband houdt met de langstudeerdersmaatregel. Het algemene beleid is er overigens op gericht dat schakeltrajecten een beperkte omvang moeten hebben, omdat anders geen sprake is van een schakeltraject maar van het volgen van een tweede studie.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL) (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV), Frijters-Klijnen (PVV).

X Noot
2

Kamerstukken I 2011/12, 32 618, K.

X Noot
4

Kamerstukken I 2010/11, 32 618, I.

Naar boven