32 618 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld langstudeerders)

K VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 februari 2012

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 december 2011, waarin hij ingaat op de vragen van de leden van verschillende fracties, zoals geformuleerd in de brief d.d. 15 november 2011.

Naar aanleiding daarvan hebben zij de staatssecretaris op 24 januari 2012 een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft op 20 februari 2012 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Fred Bergman

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Den Haag, 24 januari 2012

De leden van de vaste commissie voor OCW hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief d.d. 12 december 2011, waarin u ingaat op de vragen van de leden van verschillende fracties, zoals geformuleerd in de brief d.d. 15 november 2011. Er leven desalniettemin bij de leden van de commissie nog enkele vragen en opmerkingen ten aanzien van de Kamerbreed aangenomen motie-Ganzevoort, de toegankelijkheid van het onderwijs en de beschikbare middelen voor de profilering van instellingen.

Uitvoering motie-Ganzevoort

Tijdens het debat over wetsvoorstel 32 61821 is Kamerbreed de motie -Ganzevoort c.s. aangenomen over het voorkomen van disproportionele gevolgen voor deeltijdstudenten (32 618, I). In deze motie wordt de regering verzocht in overleg met de sector zo spoedig mogelijk en in elk geval vóór 1 september 2012, een regeling te treffen die disproportionele gevolgen voor deeltijdstudenten voorkomt. De leden van de commissie vragen u op welke wijze u voornemens bent deze motie uit te voeren. In uw brief van 12 december geeft u aan dat u in maart 2012 in een brief aan de Tweede Kamer in zal gaan op een brede verkenning naar wettelijke kaders rond deeltijdstudies. De leden verzoeken u echter om een eigenstandige reactie aan de Eerste Kamer, aangezien er een motie aangaande dit onderwerp in deze Kamer is aangenomen. Verder vragen deze leden of u inmiddels in overleg bent getreden met de sector over de gevolgen van de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten, of dat u voornemens bent dat nog te doen. Zo ja, met welke personen of instanties in de sector voert u dat overleg?

Na lezing van uw brief zijn de leden niet overtuigd van uw stelling dat de langstudeerdersmaatregel geen disproportionele gevolgen heeft voor deeltijdstudenten. Zij begrijpen dat u het lagere studietempo van deeltijdstudenten in het wetenschappelijk onderwijs terugvoert op keuzes van instellingen over de inrichting van deeltijdopleidingen. Daarbij gaat u ervan uit dat de instellingen in het wetenschappelijk onderwijs maatregelen zullen nemen om de deeltijdopleidingen beter te laten aansluiten op de nominale studieduur. De leden van de vaste commissie voor OCW zien echter niet hoe deze aansluiting kan worden gerealiseerd zonder dat ofwel het studieniveau van de deeltijdopleiding wordt verlaagd door bijvoorbeeld het ruimhartig verlenen van vrijstellingen voor vakken, ofwel deeltijdstudenten de mogelijkheid wordt ontnomen de deeltijdstudie te combineren met een baan en/of gezin, door het feitelijk ontnemen van het deeltijdkarakter aan de studie. Daarnaast lezen zij in uw reactie geen onderbouwing van uw stelling dat de langstudeerdersmaatregel geen disproportionele gevolgen zou hebben voor deeltijdstudenten en in het verlengde daarvan, life long learning. Zij vragen u opnieuw deze stelling te onderbouwen en in te gaan op mogelijk disproportionele effecten van de langstudeerdersmaatregel. Daarbij vragen zij u in te gaan op de suggestie om het nominaal studeren van deeltijdstudenten te koppelen aan de geprogrammeerde studielast per jaar.

Zij vragen u verder om in te gaan op een tweetal specifieke gevallen die bij hen onder de aandacht zijn gekomen. Allereerst is dat de situatie van leraren die met de lerarenbeurs studeren en nu geconfronteerd worden met de langstudeerdersmaatregel. Als voorbeeld noemen zij de docent Frans die M-Frans volgt met een lerarenbeurs. De opleiding kan in theorie in drie jaar, maar dat lukt maar een klein deel van de studenten. Na drie jaar staat hij voor het dilemma:

doorstuderen en de langstudeersboete betalen, of stoppen en dan de lerarenbeurs terugbetalen.

Ten tweede brengen de leden van de commissie onder uw aandacht dat verschillende opleidingen hun deeltijdbachelor omzetten in een premaster vanwege de langstudeerdersregeling en zodoende inzetten op een lager instroomniveau. Een voorbeeld hiervan is de tweejarige deeltijdbachelor filosofie in Nijmegen, die wordt vervangen door een eenjarige premaster van 60 ECTS. Graag een reactie van u op het bovenstaande.

Toegankelijkheid van het onderwijs

Ten aanzien van de toegankelijkheid van het onderwijs wijst u er in uw brief op dat Nederland het internationaal gezien relatief goed doet met de minste ondervertegenwoordiging van studenten uit laag opgeleide gezinnen. U wijst daarbij op het recent gepubliceerde onderzoek Eurostudent IV, 2011.32 Ook al is in dat onderzoek een aantal categorieën of elementen niet betrokken (potentiële studenten die toch geen hoger onderwijs zijn gaan volgen, afgestudeerden en mogelijke verschillen tussen opleidingen en instellingen), toch waarderen deze leden evenals de staatssecretaris de volgens dit onderzoek relatief hoge mate van sociale inclusiviteit van het Nederlandse hoger onderwijs. Zij zijn dan ook erg benieuwd naar de resultaten van het door de regering ingestelde onderzoek dat zal worden uitgevoerd door het bureau ResearchNed, naar de effecten van een aantal belangrijke beleidsmaatregelen. Kunt u de Kamer de resultaten van het onderzoek toesturen zodra deze beschikbaar zijn?

Middelen

In reactie op de vraag of er meer middelen ter beschikking worden gesteld voor de profilering van de instellingen, antwoordt u in uw brief d.d. 12 december 2011 dat bij de onderhandelingen over de hoofdlijnakkoorden de hoogte van het daarvoor bedoelde budget zal worden bepaald.

Kunt u aangeven waarom u denkt dat met de 38 miljoen euro per jaar, die hiervoor blijkens dat akkoord wordt vrijgemaakt, de gewenste omslag wel kan worden bereikt en bij uw antwoord de reacties uit het veld betrekken? Mutatis mutandis geldt deze vraag eveneens ten aanzien van het HBO.

De leden van de vaste commissie voor OCW zien met belangstelling uit naar uw reactie, bij voorkeur te ontvangen binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, A. H. Flierman,

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2012

In de brief van 24 januari 2012 van de voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (kenmerk 148053.14U) wordt een aantal vragen gesteld over de uitvoering van de motie Ganzevoort (behandeling wetsvoorstel Wet verhoging collegegeld langstudeerders, EK-vergaderjaar 2010–2011, Kamerstuk 32 618, I). In deze brief wil ik een toelichting geven op een aantal activiteiten die ik heb ondernomen, mede in relatie tot (de gevolgen van) de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten.

Ik heb aangeven een analyse van de gevolgen van de langstudeerdersmaatregel voor deeltijdstudenten mee te nemen in de brede verkenning deeltijd, die is aangekondigd in de Strategische Agenda. Zoals ik in mijn reactie op de motie Ganzevoort heb vermeld zou ik niet willen dat deeltijdstudenten in disproportionele mate worden getroffen door de langstudeerdersmaatregel.

De brede verkenning deeltijd is gericht op de toekomstbestendigheid van de kaders voor deeltijdonderwijs. In het kader van die verkenning is een analyse gemaakt van de huidige wet- en regelgeving, mede in relatie tot signalen van instellingen hoger onderwijs over belemmeringen die zij ervaren.

Daarnaast is een inventariserend onderzoek deeltijdonderwijs uitgevoerd. Onderzocht is hoe het deeltijdonderwijs in de praktijk is vormgegeven en hoe de ruimte wordt benut die de huidige kaders bieden voor een flexibele vormgeving van het deeltijdonderwijs en voor aansluiting van de geprogrammeerde studieduur op de nominale studieduur. Ook is geïnventariseerd welke ontwikkelingen worden waargenomen in behoeften van deeltijdstudenten en werkgevers ten aanzien van de vormgeving van deeltijdonderwijs en welke belemmeringen instellingen ervaren. Dit onderzoek is uitgevoerd onder alle instellingen hoger onderwijs, zowel in het hbo als het wo en zowel in het bekostigde als het niet-bekostigde onderwijs.

De effecten van de langstudeerdersmaatregel op het deeltijdonderwijs zijn in de verkenning deeltijd en het inventariserend onderzoek ook aan de orde gekomen. Dit betreft tevens casuïstiek zoals genoemd in uw brief.

Op dit moment bezin ik mij naar aanleiding van de uitgevoerde analyses op een aantal maatregelen gericht op de toekomstbestendigheid van de kaders voor deeltijdonderwijs, inclusief de langstudeerdersmaatregel. Ik kom daar op terug in mijn brief over de verkenning deeltijd.

Ik heb eerder aangegeven de planning van die brief af te stemmen op het verschijnen van het SER-advies postinitiële scholing, zodat ik in mijn brief op dat advies kan aansluiten. De SER heeft onlangs laten weten dat de bespreking ter vaststelling van het advies is uitgesteld naar 20 april a.s. Ik wil mijn brief echter niet verder uitstellen en zal deze, na vaststelling in de Ministerraad, zo spoedig mogelijk versturen naar zowel de Tweede als de Eerste Kamer.

Daarnaast vraagt u in uw brief om toezending van de resultaten van het ingestelde onderzoek naar de effecten van een aantal beleidsmaatregelen op de toegankelijkheid van het onderwijs. Uiteraard zal ik u de resultaten van dat onderzoek, dat door ResearchNed wordt uitgevoerd, toesturen zodra deze beschikbaar zijn. Ik verwacht u de eerste tussenrapportage in het najaar van 2012 te kunnen sturen.

Tot slot vraagt u of de beschikbare middelen voor profilering van instellingen voldoende zijn om de gewenste omslag te bereiken. Ik ben ervan overtuigd dat we inderdaad belangrijke stappen zetten. Daarbij gaat het niet alleen om de aanpassing van de bekostigingssystematiek, maar nadrukkelijk ook om de keuze om prestatieafspraken te gaan maken met alle individuele hogescholen en universiteiten. Die afspraken gaan over onderwijskwaliteit en studiesucces, valorisatie én profilering. De omslag naar sterkere profilering vraagt veel van de instellingen, er zullen keuzes gemaakt moeten worden voor de lange termijn, die in de hele instelling doorwerken.

De prestatieafspraken zijn niet vrijblijvend. Het afsluiten van een prestatieafspraak – die dus ook over profilering moet gaan – is voorwaardelijk voor het ontvangen van 5% van de middelen uit het onderwijsbudget. Daarnaast wordt de door u bedoelde 2% van de middelen uit het onderwijsbudget selectief toegekend aan instellingen met de beste plannen. Er is hiermee sprake van een forse wijziging van het bekostigingsmodel; de bekostiging wordt meer gericht op kwaliteit en profiel van de instellingen en het aandeel studentgebonden financiering wordt verkleind.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL) (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV) en Frijters-Klijnen (PVV).

X Noot
2

Wet verhoging collegegeld langstudeerders.

X Noot
3

Te raadplegen via <www.eurostudent.eu> .

Naar boven