32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 68 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2012

Van 9 tot en met 12 januari heb ik Ghana en Benin bezocht, twee van de 15 partnerlanden binnen het ontwikkelingsbeleid waar het thema water speerpunt is van de Nederlandse inzet. Water stond centraal in mijn reis. Op 9 januari zond ik u mijn brief over mijn nieuwe beleid op dit terrein (Kamerstuk 32 605, nr. 65). Op diezelfde ochtend heb ik dit beleid in Delft gepresenteerd aan zo’n 150 vertegenwoordigers uit de Nederlandse watersector. ‘s Middags ben ik naar Ghana gevlogen en de dag daarop naar Benin om de uitdagingen die ik in mijn brief beschreef zelf te aanschouwen. De directeur van het Netherlands Water Partnership heeft me hierbij vergezeld. Dat tekent wat mij betreft het partnerschap met de sector dat wij gezamenlijk nastreven.

Het grootste deel van mijn bezoek heb ik doorgebracht in het veld. Ik heb met schoolkinderen gesproken, met watergebruikers, met vissers, met nutsbedrijven en met private ondernemers. Over water- en sanitatieproblemen, over kansen die ze zien om die op te lossen, over eigen verantwoordelijkheid en initiatief, over verantwoordelijkheden die bij de overheid liggen en over wederzijdse accountability. Ik heb met collega-bewindspersonen in Ghana en Benin besproken hoe Nederland in de komende jaren de uitvoering van hun waterbeleid kan ondersteunen. Ik heb goed geluisterd naar de ervaringen van Nederlandse en lokale ondernemers in beide landen en naar vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. En tot slot heb ik de gelegenheid gehad om met de ambassades te bespreken hoe zij het nieuwe beleid de komende jaren gaan uitvoeren. Hun strategische plannen voor de periode 2012–2015 heb ik vlak voor de jaarwisseling goedgekeurd en de uitvoering gaat nu van start.

Rode draad in het bezoek waren de drie hoofddoelen van het nieuwe waterbeleid, namelijk (i) efficiënt watergebruik, met name in de landbouw; (ii) verbeterd beheer van stroomgebieden en veilige delta’s en (iii) verbeterde toegang tot veilig drinkwater en goede sanitaire voorzieningen. De reis heeft me een indruk gegeven van de positieve dynamiek in de watersector in beide landen en inzicht in obstakels die nog moeten worden overwonnen om duurzaamheid van resultaten te waarborgen. De moties Ferrier, Dikkers, en El Fassed waaraan ik ook in mijn brief van 9 januari refereer, stonden in dit verband helder op mijn netvlies.

Ghana

Het bezoek aan Ghana richtte zich op het derde hoofddoel van het nieuwe waterbeleid: verbeterde toegang tot drinkwater- en sanitaire voorzieningen. Nederland heeft op dit terrein een sterke reputatie in Ghana in stedelijk gebied. De komende vier jaar zal Nederland zich concentreren op vier snelgroeiende steden langs de kust. Daar wordt het gros van de economische groei gerealiseerd. Het Ghanese regeringsdoel is om per 2020 «aid-free» te zijn en gezien de gunstige economische, democratische en bestuurlijke ontwikkeling van Ghana neemt Nederland dat streven serieus. Met continuering van de focus op stedelijk water en afvalwater, zet ik in op een deelterrein waarop Nederland zijn meerwaarde al heeft bewezen, draag ik bij aan randvoorwaarden voor verdere groei en anticipeer ik op het afbouwen van de ODA-relatie richting 2020.

Ik verwacht in Ghana veel van publiek-private samenwerking (PPP) op het gebied van stedelijk drinkwater en sanitaire voorzieningen en zie kansen om, met een gerichte inzet van schenkingen, private investeringen te mobiliseren. In de landbouwsector heeft Nederland daar in Ghana al jarenlang goede ervaringen mee (PSOM- en PSI-programma’s). De deelname van de directeur van het Netherlands Water Partnership bood de gelegenheid voor constructieve dialoog over de opzet van een PPP-faciliteit voor Ghana.

Ik werd ontvangen door de Vice-President John Mahama, en vertegenwoordigers van de Ministeries van Water en van Lokaal Bestuur. Daarnaast sprak ik met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van organisaties die actief zijn in de watersector.

Veldbezoeken

Diverse uitdagingen op het gebied van duurzaamheid kregen reliëf tijdens veldbezoeken: sociale (gedragsverandering op het gebied van hygiëne), financiële (kostendekking van nutsdiensten), ecologische (beheer van waterbronnen), en institutionele (versterking van het stadsbestuur in snelgroeiende steden, efficiencyverbetering bij de levering van drinkwater en sanitaire diensten, meer transparantie).

Zo bleek bij een school in de gemeente Ga South dat de meeste van de 1000 leerlingen hun behoefte liever doen op een veldje achter de school dan in een van de 4 latrines naast de school en dat de waterput op het schoolplein op slot zat om tegen te gaan dat omwonenden er onbeperkt uit zouden tappen. Kinderen halen nu water uit een emmertje in de klas; niet hygiënisch. Ingesleten gedrag en praktische problemen staan duurzaam gebruik van drinkwater- en sanitaire voorzieningen nog in de weg. Een kwestie van lange adem.

De samenhang tussen drinkwater, afvalwater en waterbeheer kwamen aan de orde bij een serie bezoeken in de benedenloop van de Densu rivier. Een zoutbedrijf aan de monding van de rivier, vissers die actief zijn in de daarnaast gelegen Ramsar-site, en het nationale drinkwaterbedrijf Ghana Water Company Ltd dat stroomopwaarts water inneemt voor de watervoorziening van Accra, zijn alle gebaat bij duurzaam gebruik en beheer van het stroomgebied. Het zoutbedrijf heeft last van vervuiling vanuit de uitdijende hoofdstad en ervaart dat de overheid onvoldoende investeert om dit tegen te gaan. Het zoutbedrijf zelf heeft er de middelen niet voor. Voor de vissers geldt hetzelfde. Het drinkwaterbedrijf heeft er belang bij dat de kwaliteit van zijn bron (de Densu rivier) veilig wordt gesteld; ook daarin zou meer moeten worden geïnvesteerd. Een opslag op het watertarief zou een financieringsoptie zijn, maar dat is een lange termijn perspectief. Eerst moet het bedrijf kostendekkend worden. Het Nederlandse waterbedrijf Vitens heeft er de afgelopen jaren in opdracht van de Wereldbank aan bijgedragen dat het bedrijf nu zijn operationele kosten kan dekken, maar afschrijving van investeringen is nog toekomstmuziek. En dat staat hoger op de prioriteitenlijst dan investeren in stroomgebiedsbeheer.

Nederland zal het duurzaam beheer van de waterbronnen voor de vier steden waar NL zich op concentreert op de agenda zetten waar opportuun. Hierbij zal nauw worden samengewerkt met de Wereldbank. Ook op het gebied van financieel beheer en transparantie in het nutsbedrijf zal Nederland samen optrekken met de Wereldbank. Productiemeters zijn nog steeds niet overal geïnstalleerd. Zolang niet duidelijk is hoeveel water er in het leidingnet wordt gepompt, is het ook niet duidelijk hoeveel water (en geld) er precies verdwijnt. Daar moet de komende jaren verandering in komen.

Voor het vertrek ’s avonds naar Benin had ik nog een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de Nederlandse private sector die goed is vertegenwoordigd in Ghana. Zij reageerden positief op mijn beleidsvoornemens en wilden graag worden betrokken bij de uitvoering ervan.

Gesprekken met de Ghanese regering

In mijn gesprek met Vice-President John Dramani Mahama zette ik mijn beleid uiteen, gaf ik aan dat ik wil bijdragen aan de Ghanese doelstellingen en lichtte ik mijn focus toe op stedelijke drinkwater- en sanitaire voorzieningen in de snel groeiende steden Ga South, Ga West, Cape Coast en El Mina. De Vice-President gaf aan dat de Nederlandse inzet op economische groei het Ghanese streven ondersteunt om met groeicijfers boven de 7% in 2020 «aid-free» te zijn. De Vice-President gaf aan dat de Nederlandse steun aan het Ghanese stedelijke drinkwater- en sanitatieprogramma in dit verband belangrijk was en dat de Ghanese overheid er alles aan zou doen om de doelen van dit programma binnen de gestelde termijnen te halen. Ik verzocht de Ghanese regering om een zorgvuldige behandeling bij de verwijdering van illegale nederzettingen in deze gebieden.

Ik heb de Ghanese overheid tevens verzocht om medewerking bij de uitzetting van illegaal in ons land verblijvende Ghanezen en noemde daarbij de verstrekking van reisdocumenten als knelpunt. Ik vroeg hierbij met name naar de Ghanese reactie op Nederlandse voorstellen voor intensivering van de samenwerking. De Vice-President toonde begrip en zei dat hij beide verzoeken met de betreffende vakministers zou opnemen.

Benin

Op 11 en 12 januari nam ik in Benin uitgebreid kennis van de waterproblematiek. Centraal daarin staan de achterstand bij het realiseren van de millennium ontwikkelingsdoelen voor drinkwater en sanitatie, jaarlijks terugkerende overstromingen van rivierdalen, en inefficiënt watergebruik in de landbouw.

In Benin werkt Nederland aan een ambitieus programma dat alle drie de hoofddoelen van het nieuwe waterbeleid bestrijkt. Nederland is dan ook de leidende donor in Benin op watergebied. In de afgelopen jaren lag het accent op beter waterbeheer, en op drinkwater- en sanitaire voorzieningen op het platteland. De komende jaren zal de aandacht worden uitgebreid naar efficiënter watergebruik in de landbouw, de veiligheid van de Beninse delta en stedelijke drinkwater- en sanitaire voorzieningen.

Ik werd ontvangen door president Yayi, premier Koupaki, minister van Buitenlandse Zaken Bako en minister van Water Gbian. De minister van Publieke Werken ontving me voor een lunch. Hiermee illustreerde de Beninse regering dat ze belang hecht aan Nederland als donor en aan mijn bezoek – het eerste van een Nederlandse bewindspersoon sinds 2006.

Veldbezoeken

11 januari stond in het teken van verbeterd waterbeheer. In de haven van Cotonou sprak ik met de directeur van het havenbedrijf over havenlogistiek en -infrastructuur, kusterosie en verzanding. Hij vroeg steun voor een nieuw te bouwen haven in Semé (richting Nigeriaanse grens) én voor ondersteuning van training van het loodswezen waarvoor ook het Scheepvaart- en Transport College Rotterdam belangstelling heeft. Ook sprak ik met de vertegenwoordiger van APM Terminals, een Nederlands bedrijf dat de logistiek op een van de containerterminals in de haven heeft gestroomlijnd. Dat is belangrijk want de haven en de logistieke keten die daar aan vastzit, is een van de kurken waar de Beninse economie op drijft.

Daarna verzorgde het Beninse Water Partnership een boottocht van Cotonou naar Porto Novo. Deze gaf een goed beeld van het belang van de Ouémé-delta en -lagune voor de lokale economie. Visserij, zandwinning en transport vormen de hoofdmoot. De lagune fungeert tevens als buffer tegen overstroming van de hoofdstad. Bovendien zijn vele duizenden gezinnen voor hun bestaan ervan afhankelijk; cruciaal voor armoedebestrijding. In gesprekken met verschillende belangengroepen werd ingegaan op problemen als (grond)watervervuiling, erosie, verzilting, sedimentatie en klimaatverandering. Een met Nederlandse steun en expertise te ontwikkelen deltaplan, waarin ook water voor landbouw, haven en kustbescherming zou kunnen worden meegenomen, kan randvoorwaarden veiligstellen voor effectieve armoedebestrijding en economische groei en kan een antwoord bieden op genoemde problemen. Benin toonde hierbij belangstelling voor uitwisseling met landen zoals Vietnam waar Nederland mee samenwerkt in deltaplanning.

De veldbezoeken op 12 januari stonden in het teken van betere drinkwater- en sanitaire voorzieningen en hygiëne. In de Ouémé-vallei bezocht ik met de waterminister en diens collega voor publieke werken een drinkwaterput, latrines en een publiek drinkwaterleidingnet dat door een private ondernemer wordt beheerd. Uitdagingen op het gebied van financiële duurzaamheid en van hygiënisch gebruik van de voorzieningen werden uitgebreid besproken. De bevindingen van een recente IOB-evaluatie waren hierbij een relevant vertrekpunt. Ook SNV en VNG-Internationaal (lokale capaciteitsversterking en domestic accountability), en Beninse maatschappelijke organisaties zoals CREPA (onderzoek en training) en CePEPE (versterking private sector) lichtten hun inspanningen en resultaten toe. Het werd duidelijk dat Benin, zeker in de allerkleinste dorpen, nog zoekt naar het ideale model om te waarborgen dat gebruikers de kosten betalen van de diensten en dat onderhoud van infrastructuur deugdelijk plaatsvindt. In veel dorpen zijn zowel cash als geschoolde menskracht schaars gedurende grote delen van het jaar. Verduurzaming van (de financiering van) de nutsdiensten, versterking van verantwoordingsmechanismen tussen de leverancier van nutsdiensten en de burgers en betaling voor die diensten door burgers zijn een kwestie van lange adem.

In het gemeentehuis van Ouinhi – een gemeente die bij overstromingen in oktober 2010 nog grotendeels onder water stond – ondertekende ik met de waterminister onder grote aandacht van de Beninse media een MoU voor oprichting van een platform van Nederlandse en Beninse waterexperts. Zij zullen de uitvoering van het waterprogramma de komende jaren begeleiden met adviezen. Het Netherlands Water Partnership en zijn Beninse tegenhanger zullen het secretariaat voeren. De directeuren van beide water partnerships woonden de ceremonie bij en maakten concrete afspraken voor de eerste bijeenkomst van het platform in het voorjaar. Een eerste tussenresultaat van de samenwerking tussen de Nederlandse en de Beninse watersector is de intentieverklaring die Brabant Water en het nationale Beninse waterbedrijf SONEB op 24 januari in Benin ondertekenden om een zogenoemd water operator partnership uit te werken.

Gesprekken met Beninse regering

In mijn gesprekken met het staatshoofd en met regeringsvertegenwoordigers prees ik de Beninse democratie, de harmonieuze religieuze verhoudingen en de inspanningen voor VN-vredesoperaties. Ik legde uit dat Nederland het aantal OS-partnerlanden tot 15 heeft beperkt en gaf aan in Benin goede mogelijkheden te zien op de drie thema’s waar Nederland expertise te bieden heeft én waar Benin vooruitgang wil. Daarbij benadrukte ik dat verbetering van het investeringsklimaat – Benin staat op plaats 175 van de Doing Business Index – noodzakelijk is. De haven speelt hierbij een belangrijke rol. Tenslotte merkte ik op dat OS-inspanningen slechts complementair zijn: het initiatief moet bij Benin liggen.

Minister van buitenlandse zaken Bako sprak grote dank uit voor de kwantiteit (ongeveer EUR 30 miljoen per jaar) én de kwaliteit van de Nederlandse hulp. Hij beaamde dat Benin het economische potentieel van zijn achterland (de Sahel-landen én de 160 miljoen consumenten in Nigeria) nog onvoldoende benutte.

Premier Koupaki gaf impliciet toe dat de economische groei in Benin tegenvalt, terwijl het land toch al 20 jaar stabiliteit en democratie kent. Hij gaf aan dat het tweede en laatste mandaat van president Yayi in het teken zal staan van hervormingen van bestuur (bijvoorbeeld de onlangs door het parlement op voorstel van de regering aangenomen anti-corruptiewet), decentralisatie en sociale dialoog.  Benin is er zich van bewust dat het investeringsklimaat moet verbeteren. Minister Bako betreurde weliswaar het vertrek van Nederland uit de sector onderwijs, maar toonde begrip voor de achterliggende redenen. Met de vertegenwoordigers van Denemarken en de Wereldbank sprak ik over de noodzaak voldoende middelen te reserveren voor een verantwoorde exit-strategie uit onderwijs.

President Yayi betreurde dat Benin samen met Togo het enige land aan de Golf van Guinee was zonder olie of andere minerale grondstoffen. De economische groei kan de bevolkingsgroei nauwelijks bijbenen en Benin was ook nog eens getroffen door de economische crisis van 2009. Zijn land had dan ook externe hulp nodig. Hij vergeleek de MDGs met de 20e verdieping van een flatgebouw die slechts bereikbaar was met de lift die bestond uit de infrastructuur (havens en wegen). Hij had lof voor de Nederlandse operator van de containerterminal en roemde de Nederlandse expertise op het gebied van waterbeheer en kusterosie.

Het bezoek bevestigde wat mij betreft dat we een goede keuze hebben gemaakt met de inzet op het speerpunt water in beide landen. Tegelijkertijd is duidelijk dat duurzame resultaten een kwestie zijn van lange adem. De overheid en de diverse lokale partners in de watersector moeten hierbij het voortouw nemen. Nederland volgt en ondersteunt daar waar opportuun.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Naar boven