32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 58 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2011

Graag bied ik u hierbij het rapport aan van het Ontwikkelingscomité van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC) met daarin bevindingen en aanbevelingen ten aanzien van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.1

Nederland werd op 28 september onderworpen aan een OS-examen. Deze exercitie wordt elke vier à vijf jaar herhaald. Ter voorbereiding hierop werd het OS-beleid en de implementatie daarvan onder de loep genomen door vertegenwoordigers van twee DAC-leden en het DAC-secretariaat. Als examinatoren van Nederland traden de VS en Italië op. De Nederlandse delegatie naar het examen werd geleid door Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, mw J. Brandt.

Tijdens het examen was er waardering voor de nieuw ingezette koers van Nederland. Het Ontwikkelingscomité liet zich positief uit over de wijze waarop Nederland met uitdagingen op ontwikkelingsterrein omgaat, de goede kwaliteit van de programma’s die de ambassades uitvoeren, het werk dat is verzet op het terrein van beleidscoherentie voor ontwikkeling en de rol die Nederland speelt bij het versterken van het internationale humanitaire systeem. Ook was er waardering voor het feit dat Nederland ondanks de financieel-economische crisis nog altijd één van de vijf landen is die de internationale norm om 0,7% aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, respecteert. De hoop werd uitgesproken dat Nederland een voortrekkersrol zou blijven spelen o.a. door zich aan deze norm te blijven houden.

Zoals gebruikelijk tijdens deze examens stonden de uitdagingen en risico’s waarvoor Nederland zich gesteld ziet centraal. Deze hielden hoofdzakelijk verband met de grondige herziening die het ontwikkelingsbeleid thans ondergaat. Aandacht ging daarbij uit naar de implementatie van de nieuwe beleidsprioriteiten in de verschillende kanalen, het versterken van synergie tussen verschillende kanalen, de wijze waarop hulp wordt afgebouwd, de wijze waarop met de private sector wordt samengewerkt en het belang van ontbinding van de hulp, de communicatie over ontwikkelingssamenwerking, de inzet om coherentie tussen ontwikkelingsbeleid en andere beleidsterreinen te bevorderen, het humanitaire beleid, de versterking van kennismanagement en transparantie, resultaatgerichtheid, voorspelbaarheid en het gebruik van de systemen van partnerlanden.

Het examen werd afgenomen vanaf begin dit jaar. Het viel daardoor samen met de fundamentele herziening van het Nederlandse OS-beleid dat dit kabinet heeft ingezet. De interactie met de examinatoren was in dit kader constructief en heeft ertoe geleid dat een aanzienlijk aantal aanbevelingen inmiddels deels zijn opgevolgd.

Onderstaand vindt u in cursief de belangrijkste beleidsaanbevelingen met daaronder mijn reactie.

Voltooi het nieuwe beleidskader voor ontwikkelingssamenwerking door principes, hoofddoelstellingen en criteria voor de belangrijkste kanalen vast te stellen en te verduidelijken hoe het nieuwe beleid via deze kanalen wordt geïmplementeerd. Zet de hulp die via het multilaterale kanaal wordt besteed in op een kleiner aantal organisaties in overeenstemming met de nieuwe prioriteiten en rekening houdend met de effectiviteit van de multilaterale organisaties. Houd vast aan de 0,7% ODA/BNP norm.

De implementatie van het nieuwe beleid in de verschillende kanalen is «werk in uitvoering». Al tijdens het examen werd het bilaterale beleid met uw kamer besproken op basis van focusbrief (d.d. 16 juni 2011). Ook is inmiddels de brief over het multilaterale OS-beleid aan uw parlement gestuurd (d.d. 7 oktober 2011). In deze brief is aangegeven hoe de nieuwe beleidsprioriteiten in het multilaterale kanaal worden geïmplementeerd. Afgelopen week stuurde ik uw parlement een brief ontwikkeling door duurzaam ondernemen (d.d. 4 november 2011) waarin ik in ga op de verbetering van de private sector in ontwikkelingslanden en de rol van maatschappelijk organisaties, het bedrijfsleven en kennisinstellingen daarbij.

Nederland houdt vast aan de internationale overeengekomen norm van 0,7% ODA/BNP.

Betrek om synergie tussen hulpkanalen te bereiken de ambassades meer bij de planning en de implementatie van hulp die via andere kanalen dan het bilaterale gedelegeerde hulpkanaal aan partnerlanden wordt gegeven en gebruik de meerjarige strategische plannen als integraal sturingsinstrument voor alle financiële middelen die een partnerland ontvangt.

In de meerjarige strategische plannen voor de partnerlanden voor de periode vanaf 2012 wordt ook rekening gehouden met centraal beheerde financiële middelen en middelen van andere ministeries die een partnerland ontvangt. Vanzelfsprekend worden de posten ook betrokken bij activiteiten die door het departement worden gestart.

Zorg dat het vertrek van Nederland uit bepaalde sectoren en landen op een transparante wijze en in overleg met partnerlanden en andere partners geschiedt. Zorg dat verplichtingen worden nagekomen en streef ernaar negatieve effecten te minimaliseren.

Zoals ik aan uw Kamer heb gemeld – bijvoorbeeld tijdens het eerder genoemde debat over de Focusbrief – onderschrijf ik deze aanbeveling. Voor meer informatie over de exitstrategie verwijs ik u naar de brief die ik u daarover binnenkort zal toezenden.

Zorg ervoor dat ontwikkelingsdoelstellingen voorop blijven staan en dat de hernieuwde aandacht voor de private sector niet verward wordt met de behartiging van de commerciële belangen van Nederland.

Armoedebestrijding en het versterken van zelfredzaamheid blijven zoals ik bijvoorbeeld al bij de bespreking van het WRR rapport «Minder pretentie, meer ambitie» (d.d. 17 mei en 1 juni 2011 Kamerstuk 32 605, nr. 19) met uw kamer heb gedeeld, de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid. Private sector ontwikkeling en het betrekken van de private sector zijn twee afzonderlijke zaken. Het betrekken van de private sector bij activiteiten is geen doel op zich maar een middel.

Hanteer een strategische aanpak in de communicatie met het parlement, het maatschappelijk middenveld en het publiek over OS en stel daartoe een communicatiestrategie op.

Ik onderschrijf deze aanbeveling en zal daar uitvoering aan geven.

Stel als onderdeel van de globaliseringsagenda een programma voor beleidscoherentie voor ontwikkeling op met duidelijke prioriteiten en een duidelijk tijdsbestek en stel op basis daarvan actieplannen met kabinetsbrede doelstellingen op.

In de BZ-beleidsnotitie « De ontwikkelingsdimensie van prioritaire internationale publieke goederen (IPG’s); een praktische agenda», die uw kamer op 4 november 2011 (Kamerstuk 32 605, nr. 67) is toegegaan, geef ik nader aan hoe ik uitvoering geef aan deze aanbeveling.

Formuleer een humanitair beleidskader, scherp de instrumenten voor een snelle respons bij acute rampen aan en maak meer gebruik van meerjarige financiering in complexe en langdurige noodsituaties.

Het humanitair beleidskader zal u binnen afzienbare termijn toegaan. Het kader zal voortbouwen op bestaand beleid en ingaan op een aantal uitdagingen. Voor het aanscherpen van de instrumenten voor een snelle respons bij acute rampen zijn er beperkte mogelijkheden geïdentificeerd die voortbouwen op al bestaande instrumenten, m.n. de beoordelingen van multilaterale organisaties en NGOs. Als financieringsverzoeken meerjarige humanitaire behoeften en de benodigde financiering daarvoor aangeven, ben ik bereid meer gebruik te maken van meerjarige financiering in complexe en langdurige noodsituaties.

Maak werk van de kennismanagement strategie door gaten in de kennis te identificeren en aanwezige kennis beter te gebruiken. Werk met ontwikkelingsdeskundigen, breng aanwezige kennis en ervaring in kaart en haal meer uit het lokale personeel op ambassades door steun en prikkels te versterken.

Op korte termijn zal de kamer een brief toegaan over het kennismanagement in het kader van ontwikkelingssamenwerking. In de brief zal ik ingaan op intern kennismanagement en de inzet van externe kennis. In het kader van de Meerjarige Strategische Plannen is behoefte aan en beschikbaarheid van expertise en deskundigheid in kaart gebracht.

Vind manieren om de hulp voorspelbaarder te maken, de benadering van conditionaliteit te verhelderen en de transparantie van plannen en activiteiten te vergroten. Zorg dat ambassades het mandaat en de deskundigheid hebben om de voorspelbaarheid en transparantie van de hulp te verbeteren en om de systemen van het partnerland meer te gebruiken. Formuleer ontwikkelingsdoelstellingen op mondiaal, landen- en programmaniveau duidelijk en meetbaar.

Nederland onderschrijft de beginselen van Parijs/Accra waarop in deze aanbeveling wordt ingegaan. Bij het opstellen van Meerjarige Strategische Plannen zijn ambassades geïnstrueerd om zoveel mogelijk in te zetten op het gebruik van de systemen van partnerlanden. U kent mijn inzet om de transparantie van de hulp te vergroten. Nederland publiceert vanaf half september 2011 ieder kwartaal de actuele gegevens van alle OS-activiteiten. Vanaf volgend jaar zullen meer gegevens vrij gegeven worden die nu nog niet op geautomatiseerde wijze toegankelijk zijn zoals documenten, resultateninformatie en planningscijfers. Ook zijn de meerjarige strategische programma’s openbare documenten. Verder bevatten de meerjarige strategische programma’s duidelijke doelstellingen en resultaatketens met meetbare indicatoren. Op basis daarvan zal monitoring en evaluatie plaatsvinden.

Samenvattend, ik onderschrijf de aanbevelingen van OECD/DAC en heb het merendeel al in uitvoering genomen.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven