Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2015
In de brief van 14 november 2014 werd uw Kamer geinformeerd dat de Nederlandse hulp
aan de Ugandese overheid via het SWAp fonds voor de Justice, Law and Order Sector
(JLOS) werd stopgezet (Kamerstuk 32 605, nr. 154). Het kabinet besloot daartoe omdat, ondanks de nietigverklaring van de anti-homowet
door het Ugandese Constitutionele Hof, op dat moment het risico bestond dat een dergelijk
wetsvoorstel opnieuw op de politieke agenda kwam te staan.
De situatie met betrekking tot de anti-homoseksualiteitswet is door het kabinet nauwlettend
gevolgd. De dreiging dat een dergelijk wetsvoorstel opnieuw op tafel komt lijkt verdwenen.
Binnen het JLOS programma kan veel gedaan worden om juist de mensenrechtensituatie
voor zwakke groepen in Uganda te verbeteren. Hoewel er geen garantie bestaat dat een
dergelijk wetsvoorstel niet opnieuw zal opduiken, acht het kabinet het in dit stadium
opportuun om meer gerichte steun aan de ondersteuning van de rechtsorde via JLOS te
geven. Dit zal gebeuren door middel van een geoormerkte bijdrage aan instellingen
binnen JLOS, die niet verantwoordelijk zullen zijn voor de implementatie van eventuele
toekomstige discriminerende wetgeving. Nederland kan zo een constructieve bijdrage
leveren aan belangrijke hervormingen in deze sector ter versterking van de rechtsstaat
en het uitgebreide netwerk in de justitiesector behouden. Andere donoren (EU, Oostenrijk,
Denemarken, Ierland en Zweden) zetten hun steun aan JLOS voort en zien Nederland graag
als partner daarbij. Deelname aan dit programma vergroot voor de ambassade de toegang
tot de juiste instanties voor het voeren van een dialoog over ontwikkeling van de
rechtsstaat en mensenrechten met de Ugandese overheid.
Het kabinet heeft daarom besloten om de Nederlandse steun in sterk afgeslankte vorm
te hervatten: € 1 miljoen in plaats van € 8 miljoen. Door middel van oormerking op
specifieke thema’s binnen het JLOS sectorale programma (bv. transitional justice,
accountability, kinderrechtspraak, mensenhandel en huiselijk geweld) is het politieke
risico afgedekt. Langs andere weg is, zoals aangegeven in de brief van 14 november,
steun aan mensenrechtenorganisaties (LHBT) voortgezet en geïntensifeerd. Ook is de
steun aan het maatschappelijk middenveld op het terrein van bevordering van de rechtsorde
geïntensiveerd o.a. via de Democratic Governance Facility en het East and Horn of
Africa Human Rights Defenders Project.
De regering volgt nauwlettend de ontwikkelingen rondom een Ugandese conceptwet inzake
NGO’s. Deze is niet specifiek gericht tegen LHBT-organisaties maar zou in algemene
zin de vrijheid van ngo’s kunnen inperken. Bezwaren tegen de restrictieve aspecten
van het wetsontwerp zijn besproken in de artikel 8 dialoog van de EU met de Ugandese
autoriteiten, o.a. ten aanzien van de vereiste registratie van ngo’s en de mogelijkheden
van juridisch beroep. De EU en Nederland volgen de ontwikkelingen op de voet. Nederland
zet zich ook op andere manier in om het maatschappelijk middenveld in Uganda te versterken.
Zo zijn de Ugandese NGO Board (verantwoordelijk voor regulatie en monitoring van ngo’s
in Uganda) en het Ugandese NGO Forum (platform van ngo’s) recentelijk voor een studiebezoek
in Nederland geweest om zich te verdiepen in de wijze waarop in Nederland de relatie
tussen de overheid en het maatschappelijk middenveld is georganiseerd.
Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen