32 588 Wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 31 januari 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wijziging van Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen).

De leden van de VVD-fractie zijn altijd geïnteresseerd in maatregelen die de besluitvorming kunnen versnellen. De voorkeur gaat uit naar structurele maatregelen waardoor de besluitvorming voor (o.a.) de bouw, infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen en de agrarische sector goed en snel tot stand komen.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij zien uit naar het toegezegde wetsvoorstel dat de crisis- en herstelwetwet een permanent karakter geeft, maar zien tegelijkertijd de noodzaak om nu al bestaande onduidelijkheden en onvolkomenheden in de van kracht zijnde wet weg te nemen. De leden van de CDA-fractie realiseren zich dat in nieuwe complexe wetgeving soms kleine onvolkomenheden kunnen sluipen. Overheden en bedrijven hebben niettemin baat bij zoveel mogelijk stabiliteit en zo min mogelijk wetswijzigingen, om de wet goed te kunnen uitvoeren. Kan de regering toelichten of en zo ja op welke wijze zij een conceptwetsvoorstel voorlegt aan bijvoorbeeld gemeenteambtenaren voor een toets op de uitvoerbaarheid, voordat dit wetsvoorstel door de Staten-Generaal wordt behandeld?

De leden van de PVV-fractie hebben met kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Het wetsvoorstel geeft deze leden geen aanleiding tot het maken van opmerkingen of het stellen van vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse en zorg kennisgenomen van de wijzigingswet. Zij wensen de regering nog enkele vragen voor te leggen terzake.

De leden van de SP-fractie hebben met enige verontrusting kennis genomen van het wetsvoorstel. Het is in hun ogen logisch om onvolkomenheden in en mogelijke verwarring over een wet zo snel mogelijk weg te nemen. In dit geval lijkt die hersteloperatie tevens gebruikt te worden om mandaten te verleggen en extra beslag op het milieu te creëren rond projecten. De leden van de SP-fractie vinden dat op een aantal punten te ver gaan en hebben daarover een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog wel enkele vragen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met teleurstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij betreuren het dat de regering doorgaat met de uitvoering van de Crisis- en Herstelwet. In de ogen van deze leden is de regering er met deze wet niet in geslaagd de economische crisis aan de ecologische crisis te verbinden, en is er ook nog niets gebleken van de grote voordelen die deze wet zou hebben moeten opleveren in het aanpakken van de economische crisis, wat toch steeds de verdediging is geweest van de «noodzaak» om natuur- en milieuregels drastisch te versoepelen.

Aanleiding voor het wetsvoorstel

Deze wijziging blijkt tot stand te zijn gekomen na signalen van provincies en gemeenten over de werkbaarheid van de wet. De leden van de VVD-fractie hebben daar begrip voor. Zij vragen wel of deze wijzigingen ook zijn besproken in breder verband. Kan de regering dit nader uiteen zetten?

Artikel I, onderdeel B

De regering stelt dat het volstaat wanneer er een schets van de alternatieven wordt opgenomen in de milieueffectrapportage, zo constateren de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen of deze verregaande versimpeling louter ingegeven is door overwegingen van kostenbesparing en tijdwinst. Waarom zou bij projecten die onder de werking van de Crisis- en Herstelwet vallen – waaronder een flink aantal projecten waar grote weerstand tegen bestaat – onderzoek naar meest milieuvriendelijke alternatieven en een zo beperkt mogelijke belasting van natuur, milieu en volksgezondheid minder belangrijk zijn dan bij andere projecten die niet onder het toepassingsbereik van deze wet vallen? Als dit niet zo is, hoe wordt dan op een andere wijze voorzien in een zorgvuldige afweging van economische en milieubelangen?

In artikel I, onderdeel B wordt voorgesteld dat voor vrijwillig onderzochte alternatieven een schets wordt opgenomen in het milieueffectrapport om onduidelijkheden op dit punt weg te nemen. De leden van de ChristenUnie-fractie ondersteunen de verduidelijking op dit punt maar vragen wat de status van een «schets van de onderzochte alternatieven» is in bezwaar en beroepsprocedures en in hoeverre dit voorstel zich verhoudt met Europese bepalingen over milieueffectrapportages. Deze leden vragen of het vrijwillig onderzoeken van alternatieven niet ingegeven kan zijn door Europese bepalingen en of in dat geval een schets voldoende is.

Artikel I, onderdeel C

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de bezwaren van de Raad van State ten aanzien van het aan de gemeenteraad overlaten te bepalen van welke wetgeving kan worden afgeweken bij een gebiedsontwikkelingsplan. De leden vragen wat dit in de praktijk zou kunnen betekenen. Is het dan bijvoorbeeld mogelijk dat een gemeente zelfstandig kan besluiten dat men zich niet hoeft te houden aan geluidsnormen in het geval van een bepaald bouwplan? Van welke normen kan – theoretisch – worden afgeweken? Hoe wordt voorkomen dat door gemeenteraden besloten wordt tot afwijkingen, die de gezondheid kunnen schaden?

De leden van de PvdA-fractie kunnen instemmen met de invoering van een basisnorm voor geluid voor die gevallen waarin van de Wet geluidhinder wordt afgeweken. Is een dergelijke basisnorm niet ook wenselijk voor het geval wordt afgeweken van normen op het terrein van andere milieuaspecten?

De leden van de SP-fractie vragen of het vastleggen van een basisnorm voor geluidhinder van 33 dB (met gesloten ramen) in woningen voor die gevallen waarin van de Wet geluidhinder wordt afgeweken betekent dat geluidsniveaus op de gevel hoger mogen zijn dan het gebruikelijke plafond. verslechterd? Zo nee, hoe garandeert de regering dat de overlast niet groter wordt?

De leden van de ChristenUnie-fractie stemmen in met het terugtrekken van het voorstel dat oorspronkelijk was opgenomen in dit wetsvoorstel om de wettelijke bepalingen waarvan mag worden afgeweken niet meer bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen maar deze door de gemeenteraad te laten bepalen. De Raad van State heeft hier volgens deze leden terecht grondwettelijke bezwaren tegen ingebracht. Genoemde leden constateren dat in de memorie van toelichting abusievelijk bij artikel I onderdeel C onder b nog wel wordt uitgegaan van dit voorstel.

In het voorstel wordt het gebiedsontwikkelingsplan niet meer automatisch gekoppeld aan het bestemmingsplan, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat, als een ontwikkeling uit het gebiedsontwikkelingsplan niet strookt met het geldende bestemmingsplan, op termijn wijziging van het bestemmingsplan nodig kan zijn. Genoemde leden vragen of in deze gevallen niet altijd wijziging van het bestemmingsplan nodig is voordat wordt overgegaan tot uitvoering.

Als reden van de ontkoppeling wordt gegeven dat het niet altijd nodig is het bestemmingsplan direct te wijzigen met het vaststellen van het gebiedsontwikkelingsplan. de leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen de motivering dat het goed mogelijk is dat de bestemmingsplancyclus van tien jaar samenvalt met de voorgenomen uitvoeringsplanning van het gebiedsontwikkelingsplan. Deze leden vragen wat in dit geval echter nog de vrije beleidsruimte is voor de gemeenteraad om in het bestemmingsplan af te wijken van het gebiedsontwikkelingsplan.

De leden van fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dan uit het nader rapport niet op te maken is welke adviezen van de Raad van State niet opgevolgd zijn, en krijgen hier nog graag een toelichting op. Denkt de regering dat de Raad van State haar advies om het voorstel van wet niet aan de Kamer toe te zenden zou intrekken of zou handhaven, na de doorgevoerde wijzigingen van de regering? Kan de regering dat toelichten?

Artikel I, onderdeel D

De leden van de VVD-fractie lezen dat er – in het geval van experimenten die bijdragen aan innovatieve ontwikkelingen en waarvan voldoende aannemelijk is dat uitvoering ervan bijdraagt aan het bestrijden van de economische crisis en aan de duurzaamheid – alleen van de Elektriciteitswet 1998 kan worden afgeweken wanneer dit geen gevolgen heeft voor de opbrengst van de energiebelasting. Kan de regering dit principe nader uiteen zetten? Waarom mag het afwijken geen gevolg hebben voor de opbrengst? Hoe worden de gevolgen berekend?

De leden van de PvdA-fractie vinden het van belang dat de mogelijkheid om af te wijken van de Elektriciteitswet 1998 niet beperkt wordt door de vraag of er sprake zou zijn van een (marginaal) lagere opbrengst van de energiebelasting. Het moet in de ogen van deze leden niet uitmaken of een investering van een particulier in duurzame energie betrekking heeft op een installatie op het eigen huis die direct levert aan het eigen huishouden (waardoor minder energie van het net betrokken wordt), dan wel dat die elders geplaatst wordt waardoor de installatie levert aan het net. Het zou juist mogelijk moeten zijn voor die particulier om administratief te salderen. De leden van de PvdA-fractie vragen waarop de vrees voor lagere opbrengsten gebaseerd is. Immers, wanneer er energie wordt toegevoegd aan het net door de particulier, zal deze toch elders worden geleverd aan een derde, die daar energiebelasting voor betaalt?

De leden van de SP-fractie vragen of er een toelichting kan worden gegeven op de ratio achter het mechanisme dat slechts kan worden afgeweken van de Elektriciteitswet 1998 indien dit geen gevolgen heeft voor de opbrengst van de energiebelasting? Waarom prevaleert de financiële opbrengst uit energiebelastingen boven een goede ruimtelijke inpassing en bescherming van natuur, milieu en volksgezondheid?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of de regering voorbeelden kan geven van experimenten waaruit bleek dat er behoefte kan bestaan om van bepalingen in de Waterwet af te wijken. Betreft het ook experimenten die te maken hebben met de waterveiligheid?

De leden van fractie van de Partij voor de Dieren zijn bezorgd over het voornemen van de regering om nu ook het afwijken van de bepalingen in de Waterwet mogelijk te maken. Van welke bepalingen van de Waterwet zou concreet afgeweken mogen worden? Welke ervaringen met welke experimenten hebben geleid tot deze beslissing? Is de Waterwet niet bedoeld om de kwaliteit van het water te garanderen, en hoe kan de leefomgeving erbij gebaat zijn om hier van af te wijken? Welke effect zal het opnemen van de Waterwet bij de opsomming in artikel 2.4, eerste lid, van de Crisis- en Herstelwet hebben voor de waterkwaliteit, en hoe wordt, wanneer afgeweken mag worden van de Waterwet, de waterkwaliteit gegarandeerd?

Artikel I, onderdeel E

De regering stelt voor de mogelijkheid te creëren de bevoegdheid voor het vaststellen van projectvoorbereidingsbesluiten direct te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. De leden van de SP-fractie horen graag op welke wijze de regering de democratische controle op de projectvoorbereidingsbesluiten geborgd ziet. Waarom wordt de delegatiebevoegdheid niet overgelaten aan de gemeenteraad?

Artikel I, onderdeel G

De leden van de SP-fractie begrijpen de ratio achter het voorstel om niet opnieuw een hele structuurvisie op te hoeven stellen bij een lokaal project van nationaal belang. Wel horen deze leden graag hoe de inspraakprocedures voor belanghebbenden dan geborgd worden in de nieuwe constellatie.

Artikel I, onderdeel J

De leden van de SP-fractie vragen of er voorbeelden genoemd kunnen worden van ruimtelijke of infrastructurele projecten voor transport van duurzame energie. Vallen hier ook eventuele hoogspanningsleidingen onder die benut worden voor duurzaam opgewekte elektriciteit?

Artikel III

De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van de voorgestelde aanpassingen van de Crisis- en Herstelwet wanneer het ruimtelijk perspectief wind op land aan de Kamer wordt toegezonden, gezien de huidige moeizame besluitvorming over de plaatsing en vervanging van windmolens in het land.

De leden van de SP-fractie begrijpen dat het onzinnig is een inpassingsplan op te stellen indien een andere gemeente wel bereid is tot het bieden van ruimte aan windmolens. Dan volstaat uiteraard een bestemmingsplanwijziging. Wel vragen deze leden waarom de regering direct ook het mandaat verlegt naar Gedeputeerde Staten. Hoe wordt de democratische controle op dergelijke ingrijpende besluiten gewaarborgd? Welke rol voorziet de regering voor de Provinciale Staten in deze?

Ook vragen de leden van de SP-fractie waarom de in artikel 9f gecreëerde bevoegdheid om af te wijken van de in dat artikel voorziene taken voor gedeputeerde staten direct bij de Gedeputeerde Staten word neergelegd. Hoe vindt de democratische controle op de besluitvorming plaats?

Artikel IV

De leden van de CDA-fractie zijn tevreden met de voorgestelde reparatie van de Invoeringswet algemene bepalingen omgevingsrecht. Bij monde van het lid Koopmans heeft deze fractie daar immers eerder schriftelijke vragen gesteld nadat hen veel klachten ter ore waren gekomen.

Artikel V

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de rechtsbescherming van belanghebbenden is geborgd. Op welk moment weten zij welke waarden worden gehanteerd en in welk belang zij dientengevolge geschaad worden? Welke mogelijkheden blijven er over voor inspraak, bezwaar en beroep?

Projecten onder de Crisis- en Herstelwet

De leden van de VVD-fractie vragen welk effect deze wetswijziging zal hebben op de uitvoering van de projecten zoals opgenomen in de bijlagen bij de Crisis- en Herstelwet. Zal er sprake zijn van versnelling of vertraging? Kan de regering dat toelichten?

Het is de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren gebleken dat de regering onvoldoende op de hoogte is van de details van de projecten die onder deze wet geschaard worden, en dat zij niet kan aangeven op welke wijze deze projecten bijdragen aan duurzaamheid. De regering geeft op vragen van deze leden daarnaar bij het toevoegen van projecten telkens aan dat de invulling van het aspect duurzaamheid is belegd bij de gemeenten waaronder deze projecten vallen. Dit is naar mening van deze leden onvoldoende. Wanneer op zo’n drastische wijze inbreuk wordt gepleegd op de rechten op inspraak van burgers, vanuit het Rijk, dan moet het Rijk naar mening van deze leden ook kunnen aangeven wat het doel hiervan is, en wat de verwachte resultaten -ook zeker in het kader van duurzaamheid- zullen zijn. Kan de regering concreet aangeven welke voordelen deze wet heeft (gehad) voor het duurzamer maken van ons land en onze economie? Welke resultaten zijn er in deze bereikt, die er zonder deze wet niet gekomen zouden zijn? Kan de regering bij het beantwoorden van deze vraag niet alleen ingaan op de projecten die gebruik maken van de mogelijkheden meer windmolens en dergelijke neer te zetten, maar ook op de effecten op duurzaamheid die voortkomen uit projecten waarbij bijvoorbeeld de Natuurbeschermingswet 1998 buiten spel is gezet door invoering van de crisis- en herstelwet?

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Sneep


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Gent, W. van (GL), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), voorzitter, Slob, A. (CU), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Bashir, F. (SP),Mos, R. de (PVV), Tongeren, L. van (GL), Monasch, J.S. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), Koolmees, W. (D66), ondervoorzitter, Jong, L.W.E. de (PVV), Huizing, M.E. (VVD), Leegte, R.W. (VVD) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Lucas, A.W. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Bontes, L. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Bochove, B.J. van (CDA), Vacature SP, Agema, M. (PVV), Grashoff, H.J. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Ham, B. van der (D66), Verhoeven, K. (D66), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Lodders, W.J.H. (VVD) en Koopmans, G.P.J. (CDA).

Naar boven