32 588 Wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten verbeteringen aan te brengen met het oog op de doelstellingen van de Crisis- en herstelwet;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

A

In artikel 1.2 wordt «en Onze Minister» vervangen door: in overeenstemming met Onze Minister.

B

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien door degene die de betreffende activiteit wil ondernemen, ten behoeve van de voorbereiding van het besluit waarvoor op grond van artikel 7.2 van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport wordt gemaakt, onderzoek is verricht naar de gevolgen voor het milieu die alternatieven van de voorgenomen activiteit kunnen hebben, bevat dat milieueffectrapport een schets van de voornaamste alternatieven die zijn onderzocht en van de mogelijke gevolgen voor het milieu daarvan, met een motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven.

C

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de eerste en tweede volzin vervangen door een volzin, luidende: Voor een ontwikkelingsgebied stelt de gemeenteraad een gebiedsontwikkelingsplan vast.

2. Het vierde lid, tweede volzin, komt te luiden:

Indien het gebiedsontwikkelingsplan gelijktijdig wordt bekendgemaakt met een bestemmingsplan of exploitatieplan voor gronden in het gebiedsontwikkelingsplan worden deze voor de behandeling en uitspraak op het beroep aangemerkt als één besluit.

3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: Europese Commissie.

b. Aan het slot van onderdeel g wordt ingevoegd: , met dien verstande dat die afwijking niet leidt tot een geluidsbelasting binnen een woning met gesloten ramen, die hoger is dan 33 dB.

D

Artikel 2.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: Europese Commissie.

2. In onderdeel a wordt na «Elektriciteitswet 1998» ingevoegd: voor zover dat geen gevolgen heeft voor de opbrengst van de energiebelasting, bedoeld in de Wet belastingen op milieugrondslag.

3. De onderdelen c tot en met k worden geletterd d tot en met l.

4. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. de Waterwet;.

E

Aan artikel 2.10, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De gemeenteraad kan de bevoegdheid, bedoeld in dit artikel, delegeren aan burgemeester en wethouders.

F

Aan het slot van artikel 2.11, eerste volzin, wordt ingevoegd: , met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3.12 van die wet, tevens in de Staatscourant wordt geplaatst en voorts langs elektronische weg geschiedt en het ontwerpprojectuitvoeringsbesluit met de daarbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar worden gesteld.

G

Aan artikel 2.19 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien reeds een structuurvisie is vastgesteld, is het eerste lid niet van toepassing en wordt die structuurvisie voor zover nodig aangevuld met de in het tweede lid genoemde onderdelen. Artikel 2.20 is van overeenkomstige toepassing.

H

In artikel 2.19a, tweede lid, onderdeel f, wordt «gelezen «provinciebestuur»» vervangen door: gelezen: provinciebestuur.

I

In artikel 3.21, onderdeel C, onder 2, wordt «onderdelen f en g» vervangen door «onderdelen g en h» en wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.

J

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In categorie 1.5 wordt na «ten behoeve van» ingevoegd: het transport of.

2. In categorie 3.1 wordt «20 woningen» vervangen door: 11 woningen.

3. In categorie 3.2 wordt na «2.9, eerste lid» toegevoegd: , waarvoor een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 is vastgesteld.

ARTIKEL II

In onderdeel J. Ministerie van Economische Zaken, onder 2, van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt: 9e, vijfde lid,.

ARTIKEL III

De Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «met betrekking tot de gronden, bedoeld in het eerste lid,» vervangen door: ten behoeve van de realisatie van dat voornemen.

2. In het vierde lid wordt «Gedeputeerde staten oefenen de bevoegdheden en voeren de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, uit» vervangen door: Indien provinciale staten toepassing geven aan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, oefenen gedeputeerde staten de bevoegdheden en voeren de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht uit.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing indien is voldaan aan de krachtens het zesde lid voor die provincie gestelde minimum realisatienorm.

B

Artikel 9f, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat het eerste lid niet van toepassing is op een productie-installatie als bedoeld in artikel 9e, eerste lid, indien:

    • a. in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van de desbetreffende productie-installatie, redelijkerwijze niet valt te verwachten dat toepassing van het eerste lid de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of dat daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden, of

    • b. is voldaan aan de krachtens artikel 9e, zesde lid, voor die provincie gestelde minimum realisatienorm.

ARTIKEL IV

Na artikel 1.5 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.5a

  • 1. In afwijking van artikel 1.2, tweede lid, onder c, wordt een beslissing omtrent een aanvraag om:

    • a. een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, 3.22, 3.23 of 3.38, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening,

    • b. een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, 3.27, eerste lid, of 3.29, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid, 3.41, eerste lid, of 3.42, eerste lid, van die wet, of

    • c. een ontheffing van de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening,

    die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is genomen, maar nog niet onherroepelijk is, voor zover die beslissing ziet op een bouwactiviteit waarvoor onmiddellijk voor dat tijdstip nog geen aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet is ingediend, gelijkgesteld met een beschikking van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.5 van die wet voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van die wet.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een beslissing als bedoeld in dat lid die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd, maar nog niet is genomen, op het moment dat die beslissing wordt genomen.

  • 3. Indien op de voorbereiding van de beschikking met betrekking tot de tweede fase van een omgevingsvergunning die verband houdt met een beslissing als bedoeld in het eerste of tweede lid, op grond van artikel 2.5, tweede lid, tweede volzin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de reguliere voorbereidingsprocedure, bedoeld in paragraaf 3.2 van die wet, van toepassing is, is in afwijking daarvan niettemin de uitgebreide voorbereidingsprocedure, bedoeld in paragraaf 3.3 van die wet, van toepassing, indien de beslissing, bedoeld in het eerste of tweede lid, is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Voor de mogelijkheid van beroep wordt een beslissing die ingevolge het eerste of tweede lid is gelijkgesteld met een beschikking met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning met de beschikking met betrekking tot de tweede fase van die omgevingsvergunning als één besluit aangemerkt.

Artikel 1.5b

  • 1. In afwijking van artikel 9.1.10 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een vrijstelling als bedoeld in dat artikel, die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, maar nog niet onherroepelijk is, voor zover die vrijstelling ziet op een bouwactiviteit waarvoor onmiddellijk voor dat tijdstip nog geen aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet is ingediend, gelijkgesteld met een beschikking van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.5 van die wet voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van die wet.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een vrijstelling als bedoeld in dat lid die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd, maar nog niet is verleend, op het moment dat de vrijstelling wordt verleend.

  • 3. Artikel 1.5a, derde en vierde lid, is op een vrijstelling die ingevolge het eerste of tweede lid is gelijkgesteld met een beschikking met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

In de artikelen 48, tweede lid, onderdeel a, en 76, tweede lid, onderdeel a, van de Wet geluidhinder wordt na «het bestemmingsplan» ingevoegd: of het wijzigings- of uitwerkingsplan.

ARTIKEL VI

In artikel 5.16, tweede lid, van de Wet milieubeheer worden het onderdeel f dat begint met «Artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht», en onderdeel g geletterd onderdelen g en h.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, de Wet belastingen op milieugrondslag, de Waterwet, de Invoeringswet Waterwet, de Waterschapswet en de Crisis- en herstelwet op enkele punten van technische aard (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010) (32 403) tot wet is of wordt verheven en later in werking treedt dan deze wet, vervalt artikel XII van die wet en wordt artikel I, onderdeel D, onder 3 en 4, vervangen door drie onderdelen, luidende:

3. De onderdelen c tot en met j worden geletterd e tot en met l.

4. Er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • c. de Waterwet;

  • d. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;.

5. In onderdeel k (nieuw) wordt «, of» vervangen door een puntkomma.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister-President

, Minister van Algemene Zaken,

De minister van Infrastructuur en Milieu,

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Naar boven