32 581 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen, een vergoeding voor deelname van leden van de Eerste Kamer aan internationale parlementaire assemblees en enkele technische wijzigingen (Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2011)

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 augustus 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

A0. Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:

1. De inkomsten die de belanghebbende geniet, worden bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

B

Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea. Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:

1. De inkomsten die de belanghebbende geniet, worden bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

C

Na onderdeel P wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Pa. Artikel 134, eerste lid, komt te luiden:

1. De inkomsten die de belanghebbende geniet, worden bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

D

Aan artikel XII wordt een lid toegevoegd luidende:

6. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel W, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

A tot en met C

Het is wenselijk de verrekening van (neven)inkomsten voor politieke ambtsdragers zoveel mogelijk op dezelfde wijze te laten plaatsvinden. Voor de politieke ambtsdragers tijdens de ambtsvervulling zijn de verrekeningsbepalingen opgenomen in verschillende wetten, zoals de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Provinciewet, de Gemeentewet en de Waterschapswet; voor die na de ambtsvervulling geldt de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Uit de toelichting bij de wijziging van het inkomensbegrip voor verrekening van neveninkomsten van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met ingang van 1 januari 2001 blijkt dat de aanpassing overeenkomt met de al eerder doorgevoerde aanpassing van onder andere de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2001/02, 28 227, nr. 3, pagina 7). De bepalingen die dienaangaande in genoemde wetten zijn opgenomen, zouden om deze reden gelijkluidend moeten zijn. Uit de uitvoeringspraktijk van de Appa en een gerechtelijike uitspraak (LJN: BK 6647, Centrale Raad van Beroep, 08/3642 Appa) is echter naar voren gekomen dat een relatief klein verschil in redactie van de artikelen kan leiden tot een ongewenst verschil in verrekening van neveninkomsten voor en na de ambtsvervulling.

In de artikelen 9, 54 en 134 van de Appa wordt de verrekening van inkomsten met de Appa-uitkering geregeld. In elk artikel wordt in het tweede lid bepaald welke inkomensbestanddelen in aanmerking komen voor deze verrekening.

In de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is een soortgelijk inkomensbegrip als in de Appa opgenomen voor de verrekening van neveninkomsten tijdens de ambtsvervulling. De relevante artikelen in de Provinciewet, de Gemeentewet en de Waterschapswet verwijzen voor de verrekeningsmethode naar de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. In tegenstelling tot in de Appa is in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer echter nadrukkelijk opgenomen dat de inkomsten worden bepaald «overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001».

Uit de eerder aangehaalde gerechtelijke uitspraak is gebleken dat door voornoemde verschillen mogelijk onduidelijkheid bestaat over de invulling en afbakening van de verschillende inkomensbegrippen. Het gaat dan in het bijzonder om de begrippen winst uit een of meer ondernemingen en belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid. Met name in het geval van een directeur-grootaandeelhouder van een vennootschap kan de vraag opkomen of de zogenoemde «gebruikelijkloonregeling» zoals opgenomen in art. 12a Wet op de loonbelasting 1964 ook in het kader van de Appa onverkort van (overeenkomstige) toepassing is. Deze onduidelijkheid is ongewenst.

In de Appa wordt daarom toegevoegd dat de inkomenselementen die moeten worden verrekend, eveneens moeten worden bepaald aan de hand van de bepalingen van de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze aanpassing is van technische aard waardoor de verrekening van (neven)inkomsten voor de politieke ambtsdragers, tijdens en na de ambtsvervulling, op dezelfde wijze plaatsvindt.

Deze wijziging betekent voor de uitvoering van de Appa het volgende.

Onder «winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001» kan uitsluitend de door de (voormalige) politieke ambtsdrager als natuurlijk persoon genoten winst uit onderneming worden verstaan. Daaronder kan derhalve niet worden begrepen de winst van een rechtspersoon, nu deze winst als zodanig door de rechtspersoon wordt genoten. Dat betekent dat de winst van een vennootschap bij een directeur-grootaandeelhouder van die vennootschap in het kader van de Appa niet kan worden verrekend als «winst uit een of meer ondernemingen».

Het loon dat de directeur-grootaandeelhouder van een dergelijke besloten of naamloze vennootschap ontvangt, kan wel worden verrekend als «belastbaar loon». Dit «belastbaar loon» wordt in de Wet inkomstenbelasting 2001 geregeld in met name de artikelen 3.80 tot en met 3.87. Voor hetgeen onder «loon» moet worden verstaan verwijst deze wet naar de wettelijke bepalingen van de loonbelasting. Een directeur-grootaandeelhouder van een rechtspersoon die werkzaamheden voor die rechtspersoon verricht, kan onder omstandigheden bewerkstelligen dat hij, hoewel hij werkzaamheden verricht, toch geen reële daadwerkelijke loonbetaling ontvangt. Om in die situaties toch in belastingheffing te kunnen voorzien, is de «gebruikelijkloonregeling» in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen. Deze regeling bewerkstelligt dat een directeur-grootaandeelhouder naar een reëel loon wordt belast. Dit «gebruikelijk loon» moet in dat geval als loon uit tegenwoordige arbeid worden verrekend.

B

Bij nota van wijziging (Kamerstukken II, 2010/11, 32 581, nr. 7) is voorgesteld om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedeputeerde staten van een provincie, het college van burgemeester en wethouders van een gemeente en het dagelijks bestuur van een waterschap te verplichten informatie te verstrekken aan het nationale pensioenregister over pensioenaanspraken op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Daartoe is voorgesteld in de Appa artikel 146a op te nemen. Inwerkingtreding van deze bepaling is de dag na publicatie in het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. Inwerkingtreding van artikel 146a op een nader te bepalen tijdstip is echter gewenst om betrokken uitvoeringsorganisaties voldoende tijd te geven om de vereiste informatie voor het nationale pensioenregister correct en volledig – dat wil ook zeggen afkomstig van alle bestuurslagen – te verstrekken. Vandaar dat aan artikel XII een lid wordt toegevoegd waarin de inwerkingtreding van artikel 146a van de Appa wordt bepaald bij koninklijk besluit.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven