32 563 Oostvaardersplassen

Nr. 56 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 12 maart 2015 over aanbieding van het eindadvies van de BeheerAdviesCommissie Oostvaardersplassen over het door Staatsbosbeheer gevoerde beheer van de grote grazers (Kamerstuk 32 563, nr. 54).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 maart 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 3 juli 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

10

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

12

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het eindadvies van de BeheerAdviesCommissie Oostvaardersplassen (hierna: BAC) over het door Staatsbosbeheer gevoerde beheer van de grote grazers, waarin de commissie het beheer van de Oostvaardersplassen over de periode 2010–2014 beoordeelt. Deze leden hebben naar aanleiding van de brief van de staatsecretaris van Economische Zaken en dit rapport nog een aantal vragen.

Met betrekking tot de brief van de Staatssecretaris hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. Graag vernemen zij van de Staatssecretaris wat zij concreet gaat doen met dit rapport. Welke stappen gaat zij nog zetten om alles wat zij beoogt in de brief in werking te stellen? Kan de Staatssecretaris hier een tijdpad over uiteenzetten?

Met betrekking tot het behalen van de Natura 2000-doelen vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de Staatssecretaris wat de invloed per soort grote grazer is voor het behalen van deze doelen, voornamelijk met betrekking tot de beschermde vogelpopulaties in het gebied. Tevens verzoeken deze leden de Staatssecretaris de beschermde vogelpopulatie in kerngetallen in kaart te brengen van 1997 tot heden. Klopt de waarneming van de Staatssecretaris met de data van Sovon Vogelonderzoek Nederland dat het aantal broedvogels sinds 1997 steeds verder is afgenomen? Zijn de grote grazers de kern van deze achteruitgang? Zo nee, hoe verklaart de Staatssecretaris de teruggang in de populatie van de beschermde vogelsoorten? Zo ja, deelt de Staatssecretaris de mening dat het aantal grote grazers in het gebied moet worden teruggebracht om de Natura 2000-doelen te kunnen behalen? Op welke wijze beoogt de Staatssecretaris de gestelde Natura 2000-doelen met betrekking tot de beschermde vogelpopulaties te behalen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de beoogde decentralisatie ook gevolgen heeft voor het beheer van de Oostvaardersplassen. Kan de staatsecretaris gedetailleerd aangeven hoe de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid voor de Oostvaardersplassen exact wordt uitgevoerd en wie waar verantwoordelijk voor is? Wat houdt de eindverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris voor het systeem van Natura-2000-gebieden met betrekking tot de Oostvaardersplassen in, zowel formeel, als in de praktijk? Wat is de financiële bijdrage van zowel het Rijk als de provincie? Wat is hiervan de invulling en de afbakening? Hoe tracht de Staatssecretaris de decentralisatie met betrekking tot dit gebied goed te laten verlopen?

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de kosten van de uitvoering van dit natuurbeleid worden berekend. Zijn deze volgens de Staatssecretaris haalbaar? Hoe zijn de kosten van de provincie in relatie tot de invloed op Staatsbosbeheer? Is er een bijdrage aan deze kosten van Staatsbosbeheer? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de volledige financiële eindverantwoordelijkheid hiervoor niet bij de provincie mag liggen? Staatsbosbeheer heeft immers verschillende verdiensten aan dit natuurgebied en beoogt deze commercialisatie verder uit te breiden. Zoals aangegeven, beoogt Staatsbosbeheer om verder te investeren in de Oostvaardersplassen. Waarin beoogt het te investeren? Welke kosten zijn er met deze investeringen gemoeid en welke kosten zijn er reeds gemaakt? Wie betaalt deze kosten? Verwacht de Staatssecretaris ook extra inkomsten vanuit de Oostvaarderplassen? Zo ja, welke? Steunt de Staatssecretaris deze koers van Staatsbosbeheer? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie verzoeken de Staatssecretaris om een helder overzicht van alle kosten welke er met de Oostvaarderplassen vanaf het begin tot op heden gemaakt zijn door de rijksoverheid, provincie en Staatsbosbeheer. Deze leden willen dit overzicht graag uitgesplitst per jaar ontvangen met daarin duidelijk aangegeven welke publieke gelden zijn gebruikt. Tevens willen zij weten welk deel, in oppervlakte en percentage, toegankelijk is voor publiek en wat de kosten per openbaar toegankelijke hectare zijn. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Staatssecretaris verder in te gaan op haar ambities met betrekking tot bekendheid van het gebied, bezoekersaantallen en extra inkomsten. Hoe verhouden die zich tot de huidige situatie?

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat Staatsbosbeheer zelf verantwoordelijk is voor het omgaan met de maatschappelijke spanningen rond het gebied van de Oostvaardersplassen. Is deze taak volgens de Staatssecretaris exclusief weggelegd voor Staatsbosbeheer? Wat is hierin de relatie met de provincie? Heeft de landelijke overheid hierin geen enkele rol? Zijn hierover reeds afspraken gemaakt? Is er een plan voor de uitvoering opgesteld? Zo ja, wat is hiervan de invulling? Zo nee, hoe zal hier invulling aan worden gegeven?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris beleidsverantwoordelijkheid draagt voor het dierenwelzijn en diergezondheid. Hoe wordt deze beleidsverantwoordelijkheid ingevuld en uitgevoerd? Tevens spreekt de Staatssecretaris van een periodieke externe audit van het gevoerde beheer in de Oostvaardersplassen. Hoe ziet deze externe audit eruit? Wat is de frequentie hiervan? Wie voert deze uit?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de waarde van het gebied voor vogels meer centraal zal staan dan voorheen. Waarop is deze beslissing gebaseerd en hoe zal deze verandering in de toekomst worden gerealiseerd en uitgevoerd? Is er bij deze beslissing rekening gehouden met de verstorende bijdrage van de grote grazers? Hoe moet daar vervolgens mee worden omgegaan? Tevens vragen deze leden hoe en wanneer deze reset zal worden gerealiseerd en welk tijdpad hiervoor beoogd is. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten welke resultaten zij verwacht te behalen met deze reset en wat de haalbaarheid van deze resultaten is?

De leden van de VVD-fractie vernemen dat er grote grazers nodig zijn om de vogeldoelstellingen te kunnen halen. Maar een teveel aan grote grazers zorgt voor verstoring en vertrek van vogelpopulaties. Hoe denkt de Staatssecretaris evenwicht te kunnen vinden in de aantallen grote grazers en het behouden van de aantallen vogelsoorten? De Staatssecretaris geeft aan dat via systematische monitoring de ontwikkeling van het gebied nauwkeurig wordt vormgegeven. Hoe wordt deze monitoring vormgegeven? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven of aan de hand van deze gegevens de situatie ook zal worden aangepast? Zo ja, biedt dit ook mogelijkheden om, indien nodig, de grootte van de populaties van de grote grazers te heroverwegen? Zo nee, hoe beoogt de Staatssecretaris de vogeldoelstelling te behalen?

De leden van de VVD-fractie verzoeken de staatsecretaris om de Kamer te informeren over het maximale aantal per soort van de drie soorten grote grazers dat acceptabel is voor het gebied en de te behalen doelstellingen. Deze leden vernemen dat de Staatssecretaris beoogt het toerisme in het natuurgebied te stimuleren. Hoe beogen alle betrokken partijen dit te realiseren? Welke opbrengsten levert dit op?

Met betrekking tot het rapport van de BAC hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. De leden van de VVD-fractie lezen dat het behalen van de 90%-norm niet eenvoudig is en dat het handhaven van deze norm een leerproces is geweest. Hoe schetst de Staatssecretaris de huidige stand van dit leerproces? Is de Staatssecretaris van mening dat de 90%-norm reeds optimaal behaald wordt? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke manier beogen alle betrokken partijen dit te gaan realiseren?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de BAC spreekt van een zogenoemde overschatting van de overlevingskansen van de grote grazers. Hoe wordt er omgegaan met deze overschatting? Wordt die meegenomen in de overwegingen met betrekking tot de handhaving van de 90%-norm? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de ontwikkelingstrend van de heckrunderen laat zien dat deze diersoort in vergelijking met de andere diersoorten van grote grazers het meest onder concurrentiedruk staat. De BAC geeft aan dat deze ontwikkeling in de komende jaren ook aandacht moet krijgen waarbij er tevens gekeken moet worden naar de levensvatbaarheid van deze populatie heckrunderen als geheel. Deelt de staatsecretaris deze mening? Zo ja, hoe zal hier invulling aan worden gegeven? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven welke definitie van «levensvatbaarheid» gehanteerd wordt?

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de verantwoordelijke partij deze ontwikkeling de komende jaren beoogt te monitoren. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat, indien blijkt dat de levensvatbaarheid van deze populatie te laag is, passende stappen worden gezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen beoogt de Staatssecretaris te zetten?

De leden van de VVD-fractie vernemen dat de voortzetting van de dagelijkse monitoring wordt aanbevolen. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten of deze dagelijkse monitoring ook kan leiden tot de beslissing dat een bepaalde soort van wilde grazers niet passend is binnen het gebied? Zo nee, waarom is dit geen mogelijkheid? Kan de Staatssecretaris per soort grote grazers aangeven in hoeverre het dier passend is in de Oostvaardersplassen, met inachtneming van de ondergrond, beschuttingsmogelijkheden, voedselmogelijkheden en ervaringen met de diersoorten in andere natuurgebieden?

Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie dat de BAC het mogelijk acht om de rol van de grote grazers bij het behalen van de Natura 2000-doelstellingen op verantwoorde wijze gestalte te geven. Deelt de Staatssecretaris deze mening? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit vormgeven? Zo nee, waarom niet? De BAC geeft tevens de onwenselijkheid aan van een mogelijke groei van de populatie ten gevolge van de zogenaamde reset. Onderschrijft de Staatssecretaris deze mening en de voorgestelde maatregelen indien nodig? Zo ja, wordt ervoor gezorgd dat, indien de populatie door de reset groter wordt, deze na de reset weer wordt teruggedrongen? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de ongewenste betreding door grote grazers tijdens deze reset zal worden tegengegaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op het advies van de BAC. Zij hebben enkele opmerkingen en vragen waarop ze de staatsecretaris verzoeken in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie steunen de visie van de BAC en de Staatssecretaris dat er middels het vroeg reactief beheer een evenwicht is gevonden tussen natuurlijke ontwikkeling van de populatie en het voorkomen van veel onnodig lijden van de edelherten, konikpaarden en heckrunderen in de winterperiode. De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat er in Nederland een gebied is waar deze dieren in vrijheid kunnen leven.

De leden van de PvdA-fractie zijn er vanuit het oogpunt van dierenwelzijn wel voorstander van om binnen het principe van vroeg reactief beheer te streven naar het verder verminderen van het onnodig lijden van de grote grazers. Zij verzoeken de Staatssecretaris in dit kader om de extra aandacht voor beschuttingsmogelijkheden voor grote grazers nader te duiden. Zij zijn daarbij vooral benieuwd naar de verbetering van het dierenwelzijn, de ecologische gevolgen van openstelling van de bosgebieden voor de grote grazers en de aangekondigde intensievere aanpak voor behoud van kwaliteit van de bosgebieden.

De leden van de PvdA-fractie staan achter het opstellen van één integraal managementplan voor het beheer van de Oostvaardersplassen. Zij realiseren zich dat de maatschappelijke betrokkenheid bij de grote grazers noodzaakt tot een voortdurende reflectie op de keuzen die bij het beheer van de grote grazers worden gemaakt. Deze leden kunnen zich dan ook goed vinden in de oprichting van een maatschappelijke adviescommissie die Staatsbosbeheer zal gaan adviseren over het beheer van de grote grazers. Zij zijn benieuwd welke partijen deel zullen uitmaken van deze maatschappelijke adviesgroep en doen de aanbeveling om in ieder geval de Dierenbescherming en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) te betrekken bij deze adviescommissie. Tevens zijn zij benieuwd naar de bevoegdheden die deze commissie krijgt.

De leden van de PvdA-fractie vinden het een goed streven om ook in de toekomst wetenschappelijke adviezen te betrekken bij het beheer van de grote grazers. Zij vinden het dan ook jammer dat de BAC wordt opgeheven en vragen de Staatssecretaris of er in de toekomst toch nog gebruik kan worden gemaakt van de deskundigheid van de BAC.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Staatssecretaris om nader te onderbouwen waarom ze de adviezen van de KNMvD afwijst. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd welke populatie grote grazers er volgens de Staatssecretaris nodig is om de ecologische Natura-2000 doelen te verwezenlijken.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris net als de KNMvD mogelijkheden ziet om overtollige heckrunderen te verplaatsen naar andere natuurgebieden in plaats van jaarlijks af te schieten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het eindadvies van de BAC. Zij zijn ontevreden over de opvolging van de adviezen van de International Commission on Management of the Oostvaardersplassen (ICMO), met name waar het betreft het verbinden van de Oostvaardersplassen met andere natuurgebieden en het bieden van beschutting.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat voor de grote grazers op de Oostvaardersplassen de structurele oplossing is om het gebied te verbinden met een schraal natuurgebied zoals de Veluwe. De Oostvaardersplassen kenmerken zich immers door een hoge voedselwaarde met snel groeiend gras in de zomer en schaarste in de winter. In de winter zouden de dieren naar een gebied zoals de Veluwe moeten kunnen trekken om daar beschutting en voedsel te kunnen vinden. Waarom volgt de Staatssecretaris de aanbeveling van de ICMO om de Oostvaardersplassen te verbinden en andere natuurgebieden open te stellen, niet op? Wat is haar alternatief nu de Oostvaarderswissel niet gerealiseerd dreigt te worden? Wat gaat er gebeuren met de grondgebieden van de Oostvaarderswissel? De BAC adviseert om deze mogelijkheid (Oostvaarderswissel) niet definitief af te wijzen, zodat bij het optreden van gewijzigde omstandigheden hierover opnieuw overleg kan worden gevoerd. Neemt de Staatssecretaris dit ter harte, houdt zij wegen hiertoe open? Welke mogelijkheden zijn hiertoe? Is de Staatssecretaris van mening dat er een noodzaak is om natuurgebieden te verbinden en erkent zij dat afgesloten natuureilandjes een recept voor uitsterven zijn? Zo ja, wat gaat zij doen om verbinding te realiseren? Kan de Staatssecretaris in een overzicht aangeven welke Europese natuurdoelen en welke soorten de Oostvaardersplassen tot doel hebben?

De leden van de SP-fractie zijn ontevreden over het realiseren van beschutting voor de dieren. De omliggende bossen worden immers beperkt opengesteld en afschot wordt achter de hand gehouden indien de kwaliteit van de bossen aangetast wordt. Binnen welke termijn is dit wel naar behoren gerealiseerd? Deze leden constateren dat de beschutting van de aangelegde beschuttingsrichels beperkt worden gebruikt. De conclusie wordt getrokken dat verdere uitbreiding hiervan niet zinvol is. Dit lijkt een logische conclusie. Is echter ook nagedacht over een andere kwaliteit in plaats van een andere kwantiteit? Is onderzocht en aan experts voorgelegd welke vorm van beschutting zinvoller zou zijn (bijvoorbeeld in de vorm van beplanting, duinvorming of gebouwde beschutting)?

De leden van de SP-fractie zijn voor het betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij het (denken over) beheer. Welk budget krijgt Staatsbosbeheer om deze activiteiten te ontplooien?

De leden van de SP-fractie vragen wie er in de maatschappelijke adviescommissie komen te zitten, hoe deze wordt samengesteld en hoe deze te werk gaat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn al jaren kritisch ten aanzien van het «experiment» in de Oostvaardersplassen. In de ogen van deze leden kan de overheid de uitgezette grote dieren in dit gebied niet aan hun lot overlaten. Zij zijn van mening dat de overheid een zorgplicht heeft ten aanzien van deze dieren, waardoor lijden voorkomen wordt. De natuur in de Oostvaardersplassen is geëvolueerd, wat grote effecten heeft gehad op het welzijn van de dieren. In de winter van 2011–2012 kwamen ongeveer 1.000 dieren, een kwart van de populatie, grote grazers om. Voor de leden van de CDA-fractie is dit onaanvaardbaar. Wij leven in een klein land met relatief veel inwoners, waar we moeten zoeken naar een balans tussen mens en natuur en een balans in de natuur. Voor een veelzijdige biodiversiteit is goed beheer noodzakelijk, niet alleen door het vernieuwen van het moeras, maar ook door het beheer van populaties van dieren. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het structureel verminderen van het aantal grote grazers op de langere termijn waarschijnlijk de biodiversiteit van het gebied zal bevorderen? Mogen de leden van de CDA-fractie uit de zinsnede «het aantal grazers (veelal edelherten) zal afgestemd moeten zijn op de verschillende waarden die hier aan de orde zijn» vaststellen dat de populaties in de toekomst beheerd gaan worden op basis van de draagkracht van het gebied? Is de Staatssecretaris bereid om alsnog een noodplan voor een populatiereductie uit te werken, zoals geadviseerd door ICMO-2?

Ten algemene vragen de leden van de CDA-fractie met welke populatie grote grazers het gebied opengehouden kan worden, zodat de Natura-doelsoorten daar een mooi achterland aan hebben.

De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris en Staatsbosbeheer willen dat meer ruimte wordt gegeven aan de recreatieve en educatieve functie van het Oostvaardersplassengebied.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het toepassen van vroeg reactief beheer bij ten minste 90% van de stervende dieren een van de belangrijkste punten van ICMO-2 was. In de afgelopen vier jaar is dit percentage waarschijnlijk in twee jaar gehaald. Waarom geeft de Staatssecretaris dan in haar reactie aan dat het vroeg reactief beheer naar behoren is uitgevoerd?

De leden van de CDA-fractie lezen in het eindadvies van de BAC dat de mogelijkheden voor beschutting voor de grote grazers een probleem blijven, met name voor de heckrunderen. In het eindadvies van de BAC lezen deze leden dat de monitoringsresultaten van de kwaliteit van de bosgebieden een negatieve trend vertonen. Aangezien de populatie edelherten de opengestelde bosgebieden in toenemende mate beschadigt, vragen deze leden welk aantal edelherten kan verblijven in het gebied, waarbij het bosgebied wel behouden kan blijven. Of moet het afstemmen van het aantal grazers (veelal edelherten) in de bosrijke schil gezien worden als het enkel afschieten van edelherten die zich in het bos wagen?

In het eindadvies van de BAC wordt gesteld dat de populatie heckrunderen een kwijnend bestaan leidt. Is het verantwoord om geen grote maatregelen te nemen ten aanzien van de heckrunderen? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom deze populatie niet beter in een ander gebied terecht kan en waarom er geen structurele maatregelen worden genomen om de concurrentiedruk van andere grazers te verminderen ten behoeve van de heckrunderen?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de kosten zijn van de zogenaamde reset, het door middel van een tijdelijke waterstandverlaging gevolgd door herinundatie verjongen van de rietvegetatie om deze meer geschikt te maken voor moerasvogels. Welke gevolgen heeft deze reset voor de watervogels op dit moment in het gebied? Is de Staatssecretaris bekend met de waarschuwing van de BAC dat het droogleggen van het moeras grote gevolgen kan hebben voor het welzijn van de grote grazers? Op welke wijze worden de grote grazers geweerd uit het drooggelegde moeras? Wat zijn de kosten daarvan? Hoe lang wordt het moeras drooggelegd?

Deelt de Staatssecretaris de mening van de BAC dat de film «De nieuwe wildernis» een eenzijdig beeld geeft van het gebied, omdat de beheerinspanningen die Staatsbosbeheer op dit moment pleegt, zoals het aanleggen van beschutting en vroeg reactief beheer, geen enkele aandacht krijgen in de film?

De Staatssecretaris geeft Staatsbosbeheer de ruimte om zelfstandig een maatschappelijke adviescommissie in te stellen. De Staatssecretaris gaat niet in op de aanbeveling van de BAC om een wetenschappelijke adviescommissie in te stellen zoals voorgesteld door ICMO-2. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten waarom zij en Staatsbosbeheer hier niet voor voelen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eindadvies van de BAC over het door Staatsbosbeheer gevoerde beheer van de grote grazers en de reactie van de Staatssecretaris daarop. Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een goed populatiebeheer wordt gevoerd in natuurgebieden met veel grote grazers zoals de Oostvaardersplassen, maar ook bijvoorbeeld de Amsterdamse Waterleidingduinen. Deze leden willen voorkomen dat dieren verhongeren omdat er in begrensde natuurgebieden geen goed evenwicht is tussen de grootte van het gebied en het aantal grote grazers. Daarom moet er eventueel ook tijdig op afschot worden overgegaan. In de afgelopen vier winters is het afschotpercentage niet altijd gehaald. Deze leden vragen in dit licht of het afschotprotocol wel voldoende werkbaar is. Door de zachte winters in de afgelopen jaren is de populatie verder gegroeid. Hoe wil de Staatssecretaris voorkomen dat dit bij een volgende strenge winter tot onwenselijke toestanden gaat leiden als gevolg van een tekort aan voedsel?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of zij de zogenaamde reset als reden ziet om de wijze van beheer (tijdelijk) aan te passen, daar het leefgebied van de grote grazers in eerste instantie drie keer zo groot wordt en daarna weer drie keer zo klein. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de mogelijkheden om de populaties te monitoren en voor de ontwikkeling van de populaties?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de BAC zorgen uit over de beschutting voor de grote grazers. Wat is er in de afgelopen jaren gedaan om de beschutting in de winterperiode te verbeteren? Is dit volgens de Staatssecretaris voldoende?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Staatssecretaris met de verantwoordelijk gedeputeerde van Flevoland besloten heeft dat Staatsbosbeheer zelf een maatschappelijke adviescommissie moet instellen. Deze leden hechten veel waarde aan een dergelijke commissie, aangezien er in de samenleving veel discussie is over het beheer in de Oostvaardersplassen. Zij vragen de Staatssecretaris of Staatsbosbeheer ook betrokken was bij deze beslissing die samen met de gedeputeerde is genomen. Verder vragen deze leden of het wenselijk is dat Staatsbosbeheer deze commissie instelt, aangezien de Staatssecretaris vanuit de basis zelf verantwoordelijk is voor het beheer van de grote grazers en daarnaast eindverantwoordelijk is voor dierenwelzijn en diergezondheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de BAC en de reactie van de Staatssecretaris daarop. Deze leden zijn zeer kritisch over het vasthouden aan het huidige vroeg reactief beheer met bijbehorende (ontwikkeling van de) populatiegrootte en hebben daar enkele vragen over.

De Staatssecretaris schrijft dat de kudden grote grazers van groot belang zijn voor het behalen van de Natura 2000-doelen en het behoud van de vogelpopulaties in het moerasdeel van het gebied. De leden van de SGP-fractie onderkennen dat de aanwezigheid van grote grazers belangrijk is om een deel van het gebied open te houden en voor variatie in de landschapsstructuur (open grasland, ruigtes en moeras) te zorgen. Dat staat niet ter discussie. Deze leden constateren echter wel dat door de inmiddels enorme populatiegrootte de begrazingsdruk dermate hoog is dat de grote grazers het gebied zo open houden (ofwel: steeds opener maken) dat de gewenste variatie in de landschapsstructuur en daardoor de aantrekkelijkheid van het gebied voor onder meer (broed)vogels sterk afneemt. Voor Natura 2000-soorten als de blauwe kiekendief, de grutto en de blauwborst is het grazige deel van het gebied van belang. Deze populaties doen het niet goed, mede vanwege de grote begrazingsdruk. Ook Natura 2000-soorten in de rand- en moeraszone hebben last van de hoge begrazingsdruk, omdat vanwege de enorme populatiegrootte grote grazers ook in de rand- en moeraszone actief zijn. Onder meer de BAC, het concept-beheerplan Natura 2000 en Sovon (in second opinion bij het concept-beheerplan) wijzen hierop. Erkent de Staatssecretaris deze negatieve impact? Waarom negeert zij deze en blijft het populatiebeheer ook in het concept-beheerplan Natura 2000 ongemoeid? De leden van de SGP-fractie willen daarom het volgende voorleggen: is de veronderstelling juist dat het, los van de discussie over het populatiebeheer sec en de voorgestelde reset van het moerasgebied, voor de Natura 2000-doelen en de biodiversiteit in het gebied beter zou zijn als de populatie grote grazers en de bijbehorende begrazingsdruk kleiner zou zijn? Waarom wordt niet vanuit het oogpunt van biodiversiteit en Natura 2000 gekeken welke populatiegrootte het beste zou passen?

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de consequenties van de voorgestelde reset van het moerasgebied. Het zou betekenen dat het moerasgebied enkele jaren droog komt te liggen. Sovon waarschuwt dat de kans reëel is dat vogelsoorten het voor gezien houden. Hoe kan dit voorkomen worden? Daarnaast zou het betekenen dat grote grazers tijdelijk extra graasgebied krijgen, met een stuwend effect op de populatiegrootte, en dat na vernatting van het gebied een populatiecrash dreigt. Onder meer de BAC waarschuwt ervoor dat het dan heel lastig, zo niet onmogelijk, wordt om het vereiste afschotpercentage te halen. Hoe kan dit voorkomen worden?

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de populatieontwikkeling van de grote grazers in relatie tot zachte en strenge winters en de toename van het aantal ganzen in het grazige deel van de Oostvaardersplassen. Na de strenge winter van 2012–2013 hebben we twee zachte winters gehad. Hierdoor zal de populatieomvang dit jaar waarschijnlijk groter zijn dan ooit. Deze leden vrezen dat een strenge winter voor grote (welzijns)problemen gaat zorgen, temeer daar door de toenemende ganzenvraat het voedselaanbod voor de grote grazers eerder kleiner dan groter wordt. Herkent de Staatssecretaris deze zorg?

In aansluiting hierop willen de leden van de SGP-fractie graag wijzen op het tweede advies van de International Commission on Management of the Oostvaardersplassen (ICMO-2). Dit advies is een belangrijke leidraad voor het beleid. Als deze leden het huidige management naast dit advies leggen, constateren zij dat een deel van de ICMO-2-richtlijnen en adviezen niet wordt gehaald. De grote omvang van de populatie grote grazers vormt een bedreiging voor de biodiversiteit en voor behoud en herstel van Natura 2000-soorten. Er worden minder bosgebieden opengesteld voor de grote grazers dan door ICMO-2 geadviseerd, terwijl wel bereikbare bomen en struikgewas ook te lijden hebben onder de begrazingsdruk en niet goed herstellen. Verder blijkt het in de praktijk lastig te zijn om het gewenste afschotpercentage te halen en is dit enkele seizoenen niet gelukt. Daarbij wordt in ICMO-2 het volgende geadviseerd: «Progress of this strategy will be rigorously monitored by the independent scientific advisory commitee and if it is felt that this protocol in combination with the other measures that ICMO-2 recommends, is not successful in delivering the desired outcomes in terms of avoiding unnecessary suffering, early reactive culling will have to be replaced by a policy of proactive reductions (A5).» (p. 37). Waarom legt de Staatssecretaris deze ICMO-2-richtlijnen en adviezen en het feit dat een deel daarvan niet wordt gerealiseerd, naast zich neer?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben het advies van de BAC gelezen, evenals de reactie van de Staatssecretaris daarop. Zij hechten eraan allereerst te benadrukken dat zij tegenstander zijn van het uitzetten van dieren in de natuur. Herstel van verloren gegane natuurwaarden in Nederland begint met het wegnemen van schadelijke bronnen, zoals stikstofuitstoot door de veehouderij, het opnieuw verbinden van versnipperd geraakte natuurgebieden en het wegnemen van eventuele bovenmatige vervuiling, waarna de natuurcondities zich kunnen herstellen en er weer sprake is van natuur die tegen een stootje kan en waarin natuurlijke processen zich zoveel mogelijk zonder bemoeienis van de mens kunnen voltrekken. Op die manier worden de omstandigheden gecreëerd waarin dieren zich uit zichzelf kunnen vestigen in een bepaald gebied.

Bij de Oostvaardersplassen is een andere route gevolgd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zouden het plan daartoe destijds nooit hebben gesteund. Daar is het nu te laat voor, maar deze leden zouden, gelet op de moeilijke situatie die in de Oostvaardersplassen is ontstaan, wel graag van de Staatssecretaris weten of zij bereid is ervoor te zorgen dat dergelijke herintroducties van dieren in de natuur niet nog een keer zullen plaatsvinden. Graag krijgen zij hierop een reactie.

Nu de grote grazers nu eenmaal al langere tijd leven in de Oostvaardersplassen, is de opdracht wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft om de intrinsieke waarde van de dieren centraal te stellen bij de zoektocht naar de juiste vorm van beheer van het gebied. Deze leden verwelkomden daarom de komst van twee internationale onafhankelijke commissies. In opdracht van de regering heeft de commissie-Gabor in 2006 en 2010 aanbevelingen gedaan voor het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. Deze leden hechten grote waarde aan deze adviezen, omdat het om onafhankelijke oordelen gaat van dierenwelzijns- en natuurexperts en het welzijn van de grote grazers centraal staat in de adviezen. De commissie-Gabor was heel duidelijk in haar advies en herhaalde aanbevelingen die in 2006 al waren gedaan: de grote grazers in de Oostvaardersplassen hebben meer ruimte en meer beschutting nodig. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen met regelmaat op de noodzaak om de aanbevelingen van de commissie-Gabor in zijn geheel uit te voeren, dus ook deze conclusies dat de Oostvaardersplassen verbonden zouden moeten worden met omliggende bospercelen, zoals het Hollandse Hout, en dat er een corridor zou moeten komen met de Veluwezoom. Het is treurig om te moeten constateren dat een politieke meerderheid onder aanvoering van VVD, CDA en PVV deze maatregelen tot nu toe heeft weten tegen te houden, ten koste van de dieren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie dringen er bij de Staatssecretaris op aan vast te houden aan de adviezen van de commissie-Gabor voor vergroting van het gebied, onder meer door de aangenomen motie-Ouwehand (Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 184) voor openstelling van het Hollandse Hout uit te voeren en zich te blijven inzetten voor een verbinding met de Veluwezoom.

In 2010 werd door de toenmalig Staatssecretaris een BAC ingesteld met als taak te evalueren in hoeverre de aanbevelingen van de commissie-Gabor zijn uitgevoerd. Ook in haar onlangs uitgebrachte rapport wordt geconstateerd dat de aanbevelingen slechts ten dele zijn uitgevoerd. De leden van Partij voor de Dieren-fractie willen daarom graag vragen stellen aan de Staatssecretaris.

In zowel 2006 als 2010 is door de onafhankelijke commissies geadviseerd om de Oostvaardersplassen met andere natuurgebieden te verbinden, zoals het Hosterwold. Dit kan door de aanleg van de zogenaamde Oostvaarderswold, een ecologische zone die de gebieden met elkaar verbindt. De BAC concludeert dat mits alle overige bepleite maatregelen in acht zijn genomen deze verbinding momenteel niet noodzakelijk is voor het welzijn van de grote grazers. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie begrijpen niet hoe de BAC tot deze conclusie heeft kunnen komen, aangezien de commissie-Gabor een totaalpakket aan aanbevelingen heeft opgesteld voor het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen, en geen keuzepakket waarin naar believen kan worden «geshopt». Het kabinet kan er niet zomaar voor kiezen om aanbevelingen niet uit te voeren. Deze leden maken nog altijd bezwaar tegen het besluit om dat toch te doen en vinden het onbegrijpelijk dat afgewogen aanbevelingen van twee onafhankelijke commissies-Gabor worden genegeerd door de Staatssecretaris, temeer omdat deze commissies zijn ingesteld door de Staatssecretaris zelf. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de conclusie van de BAC en het besluit van de Staatssecretaris strookt met de aanbevelingen van de commissie-Gabor. Zij wijzen op de grote waarde van het vergroten en verbinden van natuurgebieden, waardoor meer ruimte ontstaat voor natuurlijke processen. Daarmee wordt de natuur versterkt en ontstaan condities waarin dieren zelfstandig betere leefmogelijkheden hebben. Is de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor een sterke natuur en om de verbinding van de Oostvaarderplassen met Hosterwold in de toekomst te heroverwegen?

De BAC concludeert net als de commissie-Gabor dat proactief beheer, oftewel jacht, geen geschikte beheervorm is in de Oostvaardersplassen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie onderschrijven die conclusie van harte. Bij jacht worden gezonde dieren afgeschoten en natuurlijke groepsstructuren en dynamiek binnen de groep ruw verstoord. Jacht is niet alleen dieronvriendelijk, maar ook ineffectief: de plek van afgeschoten dieren wordt razendsnel opgevuld door nieuwe aanwas. De BAC concludeert in lijn met de onafhankelijke commissies dat vroeg reactief beheer de meest geschikte vorm van beheer is. Dit betekent dat pas als blijkt dat een dier de winter niet zal overleven, deskundige beheerders voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Hierbij wordt niet gejaagd. De vrijheid en het natuurlijke gedrag van de kudde wordt niet aangetast en het onnodig lijden van individuele dieren wordt geminimaliseerd. Deze vorm van beheer, evenzeer een van de aanbevelingen van de commissie-Gabor, is een balans tussen het beginsel om in het wild levende dieren zoveel mogelijk met rust te laten, en de bijzondere zorg die voor de grote grazers in de Oostvaardersplassen geldt omdat de dieren daar zijn uitgezet terwijl de natuurlijke condities onvoldoende op orde waren.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich daarom ernstig zorgen over de aankondiging van de Staatssecretaris om in de omliggende bossen het Hollandse Hout, Oostvaardersveld en het Kotterbos voor ándere vormen van beheer te kiezen. In haar begeleidende brief die zij meestuurde met het BAC-rapport, noemt zij dieronvriendelijke beheermethoden zoals «het verdrijven en/of uitvangen van dieren en beheer gericht op aantallen». Kan de Staatssecretaris toelichten wat zij bedoelt en wat zij van plan is? Is zij werkelijk van plan om jacht toe te staan? Zo nee, hoe moet haar aankondiging om te gaan beheren «gericht op aantallen» dan worden uitgelegd? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken groot bezwaar tegen de introductie van nieuwe vormen van beheer die vanuit het oogpunt van dierenwelzijn door de commissie-Gabor nog werden afgewezen. Hoe verhoudt het besluit van de Staatssecretaris zich tot de gedeelde conclusie van de commissie-Gabor en de BAC dat reactief beheer de meest geschikte vorm van beheer is?

Het gebrek aan beschutting is een van de welzijnsproblemen van de dieren in de Oostvaardersplassen die zijn aangegeven door de commissie-Gabor. Beschutting is noodzakelijk voor de dieren om hun hoognodige vetreserves te sparen in de winter. Een aanbeveling van de commissie-Gabor was daarom aangrenzende bossen open te stellen voor de grazers. Zij onderstreepten vooral het belang van openstelling van het Hollandse Hout. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben zich de afgelopen jaren ingezet voor deze openstelling, maar liepen op tegen verzet van een meerderheid in de Tweede Kamer en in de gemeente Lelystad. Deze leden begrijpen niet hoe deze belangrijke maatregel voor het welzijn van de dieren in de Oostvaardersplassen kan worden tegengehouden. Momenteel wordt de mogelijkheid voor het deels openstellen van het Hollands Hout opnieuw onderzocht. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris van plan is openstelling van Hollands Hout aan te moedigen.

Het instellen van een maatschappelijke adviescommissie, zoals voorgesteld door de Staatssecretaris in de begeleidende brief, is een van haar voorstellen om om te gaan met de maatschappelijke gevoeligheid omtrent het beheer van de dieren in de Oostvaardersplassen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen wat de samenstelling van deze commissie wordt. Zij vinden het zeer onwenselijk als jagers hierin een rol zouden krijgen en roepen de Staatssecretaris op om dat niet te laten gebeuren. Jagers hebben hun eigen belangen die haaks staan op het belang van dierenwelzijn en de intrinsieke waarde van het dier. Graag krijgen deze leden een toezegging van de Staatssecretaris op dit punt.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de Staatssecretaris haar beleid moet blijven ijken aan de onafhankelijke adviezen van de commissie-Gabor, omdat die het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen het beste dienen. Is de Staatssecretaris bereid deze commissie opnieuw om advies te vragen, zodat de nieuwe inzichten en evaluatie van het lopende beheer opnieuw kunnen worden bekeken door de onafhankelijke experts? Zo nee, waarom niet?

II Antwoord / reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het eindadvies van de BeheerAdviesCommissie Oostvaardersplassen (hierna: BAC) over het door Staatsbosbeheer gevoerde beheer van de grote grazers, waarin de commissie het beheer van de Oostvaardersplassen over de periode 2010–2014 beoordeelt. Deze leden hebben naar aanleiding van de brief van de staatsecretaris van Economische Zaken en dit rapport nog een aantal vragen.

Met betrekking tot de brief van de Staatssecretaris hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. Graag vernemen zij van de Staatssecretaris wat zij concreet gaat doen met dit rapport. Welke stappen gaat zij nog zetten om alles wat zij beoogt in de brief in werking te stellen? Kan de Staatssecretaris hier een tijdpad over uiteenzetten?

Na het overleg met uw Kamer wil ik afspraken maken met de provincie Flevoland en Staatsbosbeheer over de door Staatsbosbeheer in te stellen Maatschappelijke Adviescommissie (MAC). Verder verwacht ik dat het Beheerplan Natura 2000 voor de Oostvaardersplassen in de tweede helft van 2015 kan worden vastgesteld. Dit najaar zal ik een Auditcommissie instellen, die periodiek de uitvoering van het beheer van de grote grazers voor mij zal beoordelen, conform het advies van de BAC. Verder zal Staatsbosbeheer nog dit jaar een Wetenschappelijke Adviescommissie benoemen.

Met betrekking tot het behalen van de Natura 2000-doelen vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de Staatssecretaris wat de invloed per soort grote grazer is voor het behalen van deze doelen, voornamelijk met betrekking tot de beschermde vogelpopulaties in het gebied. Tevens verzoeken deze leden de Staatssecretaris de beschermde vogelpopulatie in kerngetallen in kaart te brengen van 1997 tot heden. Klopt de waarneming van de Staatssecretaris met de data van Sovon Vogelonderzoek Nederland dat het aantal broedvogels sinds 1997 steeds verder is afgenomen? Zijn de grote grazers de kern van deze achteruitgang? Zo nee, hoe verklaart de Staatssecretaris de teruggang in de populatie van de beschermde vogelsoorten? Zo ja, deelt de Staatssecretaris de mening dat het aantal grote grazers in het gebied moet worden teruggebracht om de Natura 2000-doelen te kunnen behalen? Op welke wijze beoogt de Staatssecretaris de gestelde Natura 2000-doelen met betrekking tot de beschermde vogelpopulaties te behalen?

Er zijn drie soorten grote grazers in het gebied, te weten edelherten, konikpaarden en Heckrunderen. In het Beheerplan Natura2000 zijn voor 31 vogelsoorten Natura 2000-doelen (instandhoudingsdoelen) bepaald. Het is niet mogelijk om voor iedere afzonderlijke soort grote grazer aan te geven wat de betekenis is op één of meerdere Natura2000-doelen. Alle vogelsoorten, dus ook de populaties hiervan, zijn beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn (in Nederland geïmplementeerd in de Flora- en faunawet). Daarbinnen zijn categorieën te onderscheiden zoals Rode Lijst-soorten (bedreigde, zeldzame soorten) en vogelsoorten waarvoor een Natura 2000-doelstelling geldt. De Oostvaardersplassen is als Vogelrichtlijngebied (=Natura 2000-gebied) aangewezen voor de 31 vogelsoorten in de tabel. De Oostvaardersplassen levert hiermee als leefgebied voor deze soorten een belangrijke bijdrage voor het Natura 2000-netwerk. Een overzicht van Natura2000 broed- en niet-broedvogels van de Oostvaardersplassen vanaf 1997 is opgenomen in bijlage 11.

Een groot aantal vogelsoorten waarvoor Natura2000-doelen zijn vastgesteld, profiteert van het meer open grazige gebied. Het is juist dat een aantal broedvogelsoorten is afgenomen en deels uit de Oostvaardersplassen zijn verdwenen. De waarnemingen van Sovon hebben betrekking op een trend van broedvogels in het droge deel van de Oostvaardersplassen. De gesignaleerde trend in het droge deel van de Oostvaardersplassen betreft vooral vogels die in struweel en ruigte broeden. Mede onder invloed van de in de loop van de tijd toegenomen aantallen grote grazers en veranderingen als gevolg van andere natuurlijke processen, is er nu meer grazige vegetatie en minder struweel en ruigte ontstaan. Voor de struweelsoorten is de Oostvaardersplassen minder geschikt geworden als broedgebied.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de beoogde decentralisatie ook gevolgen heeft voor het beheer van de Oostvaardersplassen. Kan de staatsecretaris gedetailleerd aangeven hoe de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid voor de Oostvaardersplassen exact wordt uitgevoerd en wie waar verantwoordelijk voor is? Wat houdt de eindverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris voor het systeem van Natura-2000-gebieden met betrekking tot de Oostvaardersplassen in, zowel formeel, als in de praktijk? Wat is de financiële bijdrage van zowel het Rijk als de provincie? Wat is hiervan de invulling en de afbakening? Hoe tracht de Staatssecretaris de decentralisatie met betrekking tot dit gebied goed te laten verlopen?

In mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) is de verantwoordelijkheidsverdeling als volgt weergegeven:

  • De verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid is gedecentraliseerd van het Rijk naar de provincies. De provincies gaan over de realisatie van het Nationaal Natuurnetwerk en de uitvoering van het beheerplan Natura 2000 en de financiering van het dagelijks beheer. Voor de Oostvaardersplassen betekent dit dat het Ministerie van Economische Zaken na vaststelling van het beheerplan Natura 2000 de verantwoordelijkheid voor het beheer van dit gebied overdraagt aan de provincie Flevoland. Het beheer wordt dan in opdracht van Flevoland conform de decentralisatieafspraken uitgevoerd door Staatsbosbeheer.

  • Tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer is op 4 december 2014 een nieuw convenant gesloten over de positionering van Staatsbosbeheer en de maatschappelijke rol die Staatsbosbeheer vertegenwoordigt. Dit houdt onder meer in dat Staatsbosbeheer zelf verantwoordelijk is voor het omgaan met de maatschappelijke spanningen die er rond het Oostvaardersplassengebied optreden.

  • Het Ministerie van Economische Zaken houdt als nationale overheid de eindverantwoordelijkheid voor het systeem van Natura 2000-gebieden. Verder heeft het Ministerie van Economische Zaken de beleidsverantwoordelijkheid voor dierenwelzijn en diergezondheid. Ik blijf vanuit die basis verantwoordelijk voor het beheer van de grote grazers. Daarbij blijven de aanbevelingen van ICMO-2 leidend. Dat geldt echter niet voor het hele gebied, maar alleen voor het kerngebied. Daarnaast onderhoudt het Ministerie van Economische Zaken de eigenaarsrelatie met Staatsbosbeheer. Op basis daarvan zal ik periodiek een externe audit laten uitvoeren van het gevoerde beheer in de Oostvaardersplassen.

Er vindt regelmatig overleg plaats met alle betrokkenen over de samenwerking om het beheer van dit bijzondere gebied vorm te geven.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de kosten van de uitvoering van dit natuurbeleid worden berekend. Zijn deze volgens de Staatssecretaris haalbaar?

Hoe zijn de kosten van de provincie in relatie tot de invloed op Staatsbosbeheer? Is er een bijdrage aan deze kosten van Staatsbosbeheer? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de volledige financiële eindverantwoordelijkheid hiervoor niet bij de provincie mag liggen? Staatsbosbeheer heeft immers verschillende verdiensten aan dit natuurgebied en beoogt deze commercialisatie verder uit te breiden. Zoals aangegeven, beoogt Staatsbosbeheer om verder te investeren in de Oostvaardersplassen. Waarin beoogt het te investeren? Welke kosten zijn er met deze investeringen gemoeid en welke kosten zijn er reeds gemaakt? Wie betaalt deze kosten? Verwacht de Staatssecretaris ook extra inkomsten vanuit de Oostvaarderplassen? Zo ja, welke? Steunt de Staatssecretaris deze koers van Staatsbosbeheer? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie verzoeken de Staatssecretaris om een helder overzicht van alle kosten welke er met de Oostvaarderplassen vanaf het begin tot op heden gemaakt zijn door de rijksoverheid, provincie en Staatsbosbeheer. Deze leden willen dit overzicht graag uitgesplitst per jaar ontvangen met daarin duidelijk aangegeven welke publieke gelden zijn gebruikt.

Na vaststelling van het Beheerplan Natura2000 voor de Oostvaardersplassen wordt het beheer van de kosten door de provincie Flevoland uitgevoerd, conform het Bestuursakkoord Natuur (2011) en het Natuurpact (2013). De kosten van de uitvoering van de (veelal eenmalige) maatregelen in het kader van de uitvoering van het Beheerplan Natura2000 inclusief de reset bedragen ca. € 4 mln. Deze kosten komen bovenop de kosten van het reguliere beheer en worden gespreid over de uitvoeringsperiode van 6 jaar. De reset zelf kost ongeveer € 2 mln. De middelen voor het uitvoeren van het Beheerplan Natura2000 worden gedekt uit het budget dat de provincie Flevoland conform het decentralisatieakkoord beschikbaar heeft.

De huidige financiering per jaar van het reguliere beheer van de Oostvaardersplassen kan als volgt worden weergegeven:

Financiering beheer Oostvaardersplassen

Jaarlijkse bijdrage door

Oppervlak

SNL tarief / ha

(ca. 75% normbedrag)

Bedrag (€)

SNL natuurbeheer:

Provincie

     

– Rivier en moeraslandschap

 

5.616 ha

ca. € 111

623.997

– Kruiden- en faunarijk grasland

 

1,12 ha

ca. € 252

282

Toeslag monitoring in kader SNL

Provincie

   

45.094

SNL Recreatie

Provincie

   

6.205

Additionele bijdrage ICMO-2

EZ

   

233.125

Totaal

     

908.703

De bijdrage die Staatsbosbeheer ontving van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) vóór de decentralisatie was niet uitgesplitst per gebied, maar gericht op de doelen natuurbeheer, monitoring en recreatie. Voor de Oostvaardersplassen werd de afgelopen 4 jaar een bijdrage van gemiddeld € 233.125 per jaar door EZ beschikbaar gesteld voor het ICMO-2 beheer. Voor de komende 4 jaar is afgesproken dat EZ daarvoor € 250.000 per jaar beschikbaar zal stellen. Daarnaast verkrijgt Staatsbosbeheer momenteel inkomsten uit private bronnen bijvoorbeeld excursies. Deze passen binnen het kader van het met Staatsbosbeheer gesloten convenant. Met deze inkomsten maakt Staatsbosbeheer het in de Oostvaardersplassen mogelijk dat er een Informatiecentrum (Buitencentrum) zonder extra bijdrage van overheden functioneert.

Tevens willen zij weten welk deel, in oppervlakte en percentage, toegankelijk is voor publiek en wat de kosten per openbaar toegankelijke hectare zijn. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Staatssecretaris verder in te gaan op haar ambities met betrekking tot bekendheid van het gebied, bezoekersaantallen en extra inkomsten. Hoe verhouden die zich tot de huidige situatie?

Van het totale Oostvaardersplassengebied, inclusief Oostvaardersbos, Kotterbos en Oostvaardersveld, is gedurende de zomerperiode in totaal 773 hectare vrij toegankelijk. Gedurende de winteropenstelling, waarbij ten behoeve van het beheer van de dieren delen van het gebied vanuit het oogpunt van veiligheid en welzijn tijdelijk worden afgesloten zoals door ICMO-2 is geadviseerd, wordt 375 hectare tijdelijk gesloten voor publiek. Dit geldt gedurende de periode van half januari tot 1 mei, of zoveel korter als de condities het toelaten. Gedurende het jaar organiseert Staatsbosbeheer, ondersteund door circa 50 vrijwilligers, ongeveer 600 tot 700 excursies per jaar in het niet vrij-toegankelijke grazige deel van het gebied; dit varieert van fotosafari’s tot rondtochten per bolderkar. Hier nemen jaarlijks circa 8.000 mensen aan deel. Door het jaar heen varieert het aantal bezoekers, met uitschieters in de zomervakantie en in de herfst (bronstperiode van de grote grazers). In 2014 waren er totaal 900.000 unieke bezoeken aan de Oostvaardersplassen, inclusief de aangrenzende gebieden.

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat Staatsbosbeheer zelf verantwoordelijk is voor het omgaan met de maatschappelijke spanningen rond het gebied van de Oostvaardersplassen. Is deze taak volgens de Staatssecretaris exclusief weggelegd voor Staatsbosbeheer? Wat is hierin de relatie met de provincie? Heeft de landelijke overheid hierin geen enkele rol? Zijn hierover reeds afspraken gemaakt? Is er een plan voor de uitvoering opgesteld? Zo ja, wat is hiervan de invulling? Zo nee, hoe zal hier invulling aan worden gegeven?

De terreinbeheerders – zoals Staatsbosbeheer – zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeheer en de betrokkenheid van de maatschappij hierbij. De BAC heeft expliciet geadviseerd over een Maatschappelijke Advies Commissie met als doel de relatie met de maatschappij te versterken en externe deskundigheid te benutten en deze te laten instellen door Staatsbosbeheer. Ik heb de overtuiging dat Staatsbosbeheer in staat is om hier op een goede wijze vorm aan te geven. Ik zal mijn toezichthoudende rol borgen door, in lijn met het advies van de BAC, periodiek een externe audit te laten uitvoeren. De provincie Flevoland heeft als bevoegd gezag een eigen verantwoordelijkheid naar de maatschappij voor haar beleid. Flevoland stelt de kaders voor het natuurbeheer vast en organiseert op dat niveau ook de verantwoording naar de maatschappij.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris beleidsverantwoordelijkheid draagt voor het dierenwelzijn en diergezondheid. Hoe wordt deze beleidsverantwoordelijkheid ingevuld en uitgevoerd? Tevens spreekt de Staatssecretaris van een periodieke externe audit van het gevoerde beheer in de Oostvaardersplassen. Hoe ziet deze externe audit eruit? Wat is de frequentie hiervan? Wie voert deze uit?

Ten aanzien van het onderwerp dierenwelzijn en diergezondheid is een aantal aspecten van groot belang. Voor de uitvoering van het vroeg reactief beheer en de noodzakelijke beschuttingsmaatregelen betreft dit:

Vroeg reactief beheer: de ICMO-2 aanbeveling voor vroeg reactief beheer is voortvarend omgezet in een uitvoeringsprotocol. Hierbij heeft de Beheer Advies Commissie (BAC) belangrijke ondersteuning geboden. De BAC constateert dat het beheer in zijn algemeenheid goed is uitgevoerd. Staatsbosbeheer heeft daarvoor in de afgelopen jaren consequent extra personeel ingezet om in te grijpen bij dieren welke volgens het door ICMO-2 gehanteerde protocol in aanmerking komen voor afschot. Niet in alle jaren is het streefgetal van 90% gehaald. Het uitvoeringsprotocol zal onder andere om deze reden in de komende tijd nader aangescherpt en geoptimaliseerd worden, waarbij de leerervaringen van de afgelopen jaren worden benut. Met de BAC ben ik van mening dat in dit gebied het vroeg reactief beheer daarmee een werkbaar instrument is.

Beschutting: door ICMO-2 is een aantal maatregelen geadviseerd die onder te verdelen zijn in korte termijn (o.a. schuilrichels), middellange termijn (o.a. Kotterbos en Hollandse Hout) en lange termijn (Oostvaarderswissel naar Horsterwold) maatregelen. Daarbij zijn de volgende resultaten te melden:

  • De voorgestelde richels zijn gerealiseerd.

  • Er is in het totaal ca. 320 hectare beschuttingsgebied toegevoegd welke gedurende de winterperiode beschutting biedt aan de dieren uit de Oostvaardersplassen.

  • Op korte termijn zal ook het Oostvaardersveld (circa 300 hectare) worden opengesteld voor de edelherten.

Hiermee is voor de korte termijn, en deels voor middellange termijn extra beschutting gerealiseerd. Met de gemeente Lelystad vindt overleg plaats om te komen tot het openstellen van 300 hectare bosgebied in de Hollandse Hout voor de edelherten. Met de gemeente Lelystad heeft Staatsbosbeheer overeenstemming bereikt over het onder bepaalde voorwaarden toelaten van edelherten in een deel van de Hollandse Hout. Zoals gesteld ben ik voornemens een externe audit te laten uitvoeren.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de waarde van het gebied voor vogels meer centraal zal staan dan voorheen. Waarop is deze beslissing gebaseerd en hoe zal deze verandering in de toekomst worden gerealiseerd en uitgevoerd? Is er bij deze beslissing rekening gehouden met de verstorende bijdrage van de grote grazers? Hoe moet daar vervolgens mee worden omgegaan? Tevens vragen deze leden hoe en wanneer deze reset zal worden gerealiseerd en welk tijdpad hiervoor beoogd is. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten welke resultaten zij verwacht te behalen met deze reset en wat de haalbaarheid van deze resultaten is?

De leden van de VVD-fractie vernemen dat er grote grazers nodig zijn om de vogeldoelstellingen te kunnen halen. Maar een teveel aan grote grazers zorgt voor verstoring en vertrek van vogelpopulaties. Hoe denkt de Staatssecretaris evenwicht te kunnen vinden in de aantallen grote grazers en het behouden van de aantallen vogelsoorten? De Staatssecretaris geeft aan dat via systematische monitoring de ontwikkeling van het gebied nauwkeurig wordt vormgegeven. Hoe wordt deze monitoring vormgegeven? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven of aan de hand van deze gegevens de situatie ook zal worden aangepast? Zo ja, biedt dit ook mogelijkheden om, indien nodig, de grootte van de populaties van de grote grazers te heroverwegen? Zo nee, hoe beoogt de Staatssecretaris de vogeldoelstelling te behalen?

De leden van de VVD-fractie verzoeken de staatsecretaris om de Kamer te informeren over het maximale aantal per soort van de drie soorten grote grazers dat acceptabel is voor het gebied en de te behalen doelstellingen.

Het Oostvaardersplassengebied kwalificeert zich als Natura 2000-gebied voor 31 vogelsoorten op basis van gemiddelde aantallen vogels in de periode 1999–2004. Op basis hiervan zijn instandhoudingdoelstellingen geformuleerd voor draagkracht van het gebied voor zowel een benoemd aantal van de vogels, als kwaliteit van leefgebied voor de vogels. Deze instandhoudingdoelstellingen zijn vastgelegd in het Aanwijzingsbesluit. In het Beheerplan Natura 2000 voor de Oostvaardersplassen is een aantal maatregelen opgenomen om de Natura 2000-doelen voor vogels te halen. Dit betreffen maatregelen in het moerasdeel en maatregelen in het grazige deel en maatregelen buiten de Oostvaardersplassen.

De maatregel in het moerasdeel betreft de reset. De uitvoering van het Beheerplan Natura2000 betekent een extra impuls in het gebied om de gewenste natuurdoelen te bereiken. Onderdeel daarvan vormt de zgn. reset van het moerasgebied, waardoor de vegetatie zich verjongt en het moeras weer meer geschikt wordt als broed- en foerageerbiotoop voor de vogels. De maatregelen in het grazige deel betreffen het plaatselijk vernatten, graven van poelen met daarin eilandjes voor bodembroeders, introductie van prooidieren en aanleg van vispassages in verbinding in het buitengebied. Buiten de Oostvaardersplassen gaat het om aanvullende foerageergebieden voor de vogels.

Na de definitieve vaststelling van het Natura 2000-beheerplan kan gestart worden met de voorbereiding van de reset. De verwachting is dat de uitvoering van de eerste fase van de reset, de waterstandverlaging, in 2017 van start kan gaan. Het is echter aan de verantwoordelijke overheid, provincie Flevoland en Staatsbosbeheer om dat te bepalen. De inschatting is dat de periode van waterstandverlaging ongeveer 3 jaar zal duren, afhankelijk van de vegetatieontwikkeling en rietverjonging. Deze fase wordt opgevolgd door een periode met een geleidelijke herinundatie. Deze periode zal eveneens ca. 3 jaar duren. Een realistische inschatting is dat de moerasreset 6 jaar in beslag zal nemen. Doel van de rietverjonging is een verbetering van het biotoop en foerageergebied voor alle aanwezige moerasvogels. De verwachte resultaten van de reset van het moeras is een vergrote draagkracht van het gebied voor de Natura 2000-doelsoorten.

De haalbaarheid van deze maatregel en beoogde resultaten wordt hoog geacht gezien de ervaringen uit het verleden (eerdere perioden van waterstandverlaging in Oostvaardersplassen) en in het buitenland met vergelijkbare gebieden.

Ten tijde van de definitieve vaststelling van het Aanwijzingsbesluit in december 2009, waren de grote grazers al aanwezig. De introductie van grote grazers vond plaats vanaf de jaren tachtig: Heckrunderen in 1983, konikpaarden in 1984, edelherten in 1992. Het maximaal aantal dieren per soort grote grazer dat in het gebied kan leven is onbekend. In relatie tot de Natura 2000-doelen worden de grote grazers beschouwd als zijnde een onderdeel van het natuurlijk systeem, waarbij de grote grazers het grazige deel geschikt houden als fourageergebied voor Natura 2000-vogelsoorten. Het is niet aan te geven waar precies een evenwicht ligt. Uit de ecologische analyse zoals die in het Natura 2000-beheerplanproces is uitgevoerd, is gebleken dat het systeem met de grote grazers zoals het nu functioneert, voldoet. Overigens lijken de aantallen grote grazers zich te stabiliseren of mogelijk zelfs af te nemen.

Gedurende de looptijd van het beheerplan van 6 jaar zal er een monitoring plaatsvinden van de aantallen vogels en van de resultaten en effecten van de genomen maatregelen. Kortom, naar de ontwikkeling van de draagkracht van het gebied in relatie tot de Natura 2000-doelstellingen. Daarnaast zal er in opdracht van mij monitoring plaatsvinden van de omvang van de kuddes grote grazers en van ontwikkelingen buiten het gebied. De resultaten en bevindingen van de monitoring kunnen aanleiding zijn tot aanpassingen in het beheer, zoals op te nemen in het volgende beheerplan.

Deze leden vernemen dat de Staatssecretaris beoogt het toerisme in het natuurgebied te stimuleren. Hoe beogen alle betrokken partijen dit te realiseren? Welke opbrengsten levert dit op?

Ik constateer dat de ambities van zowel de provincie Flevoland als Staatsbosbeheer op het gebied van toerisme aanspreken bij verschillende partijen. Ik ben van mening dat het gebied veel potentie heeft voor toerisme en dat de door mij voorgestelde zonering dat kan versterken. Daarbij heb ik geen kwantitatieve doelstellingen geformuleerd. Wel ga ik er vanuit dat vergroting van de bekendheid van het gebied bij het grote publiek en uitbreiding van recreatieve voorzieningen zal leiden tot stijgende bezoekersaantallen. Dit is sinds het uitkomen van de film «De nieuwe Wildernis» al in het veld te zien.

Met betrekking tot het rapport van de BAC hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen. De leden van de VVD-fractie lezen dat het behalen van de 90%-norm niet eenvoudig is en dat het handhaven van deze norm een leerproces is geweest. Hoe schetst de Staatssecretaris de huidige stand van dit leerproces? Is de Staatssecretaris van mening dat de 90%-norm reeds optimaal behaald wordt? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke manier beogen alle betrokken partijen dit te gaan realiseren? De leden van de VVD-fractie merken op dat de BAC spreekt van een zogenoemde overschatting van de overlevingskansen van de grote grazers. Hoe wordt er omgegaan met deze overschatting? Wordt die meegenomen in de overwegingen met betrekking tot de handhaving van de 90%-norm? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de verantwoordelijke partij deze ontwikkeling de komende jaren beoogt te monitoren. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat, indien blijkt dat de levensvatbaarheid van deze populatie te laag is, passende stappen worden gezet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen beoogt de Staatssecretaris te zetten?

De leden van de VVD-fractie vernemen dat de voortzetting van de dagelijkse monitoring wordt aanbevolen. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten of deze dagelijkse monitoring ook kan leiden tot de beslissing dat een bepaalde soort van wilde grazers niet passend is binnen het gebied? Zo nee, waarom is dit geen mogelijkheid? Kan de Staatssecretaris per soort grote grazers aangeven in hoeverre het dier passend is in de Oostvaardersplassen, met inachtneming van de ondergrond, beschuttingsmogelijkheden, voedselmogelijkheden en ervaringen met de diersoorten in andere natuurgebieden?

Het door ICMO-2 geadviseerde vroeg reactief beheer leidt tot bijzondere natuurwaarden, zoals bijvoorbeeld in natuurlijk kuddeverband levende konikpaarden. Op basis van de evaluatie van de BAC zijn er voor mij geen redenen om het beheerregime voor het kerngebied van de Oostvaardersplassen te wijzigen, bijvoorbeeld door direct te gaan sturen op aantallen grazers. Voor de randzones stel ik een nader uit te werken vorm van beheer voor, waarmee de multifunctionele doelstelling duurzaam vorm wordt gegeven. Ik heb dat in mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) aan de Kamer nader geduid.

Daarin heb ik ook uiteengezet dat de natuurwaarden, waaronder de unieke vogelwaarden, in de Oostvaardersplassen voorop staan. Daarnaast zijn ook de landschappelijke waarden en belevingswaarden belangrijke doelstellingen in het beheer van het gebied. In de Oostvaardersplassen wordt uitgegaan van procesbeheer waarbij natuurlijk processen zo veel mogelijk ongestoord hun gang kunnen gaan binnen de grenzen van dierenwelzijn. Hierbij is het noodzakelijk om voortdurend te monitoren of de doelstellingen zich verhouden tot de gekozen beheervorm. Ten aanzien van de Natura 2000-doelstellingen constateer ik, op basis van het ontwerpbeheerplan, dat de aantallen grazers op dit moment de Natura 2000 doelstellingen niet belemmeren. De grote grazers zorgen voor de noodzakelijke openheid in het gebied, voor grootschalige graslanden en open poelen die als foerageergebied dienen voor de Natura 2000 broedvogels die in het moeras broeden. De grote grazers zijn dus niet de kern van de achteruitgang van Natura 2000 doelsoorten in het gebied ook al omdat deze (broed)vogels vooral in het moerasdeel leven. De oorzaak van de teruggang in de populatie van de beschermde vogelsoorten ligt vooral in een onvoldoende waterstanddynamiek in het moerasdeel, onvoldoende verbinding van water binnen met water buiten de Oostvaardersplassen, en het ontbreken van (ondiepe) poelen en onbegraasde eilandjes in de randzone. In het Natura 2000 beheerplan worden maatregelen binnen en buiten de Oostvaardersplassen aangegeven die deze oorzaken zullen wegnemen.

De verwachting is dat het aantal grazers waarschijnlijk zal dalen ten opzichte van de najaarsstand van 2014. De populaties hebben hun maximale omvang bereikt en zullen gemiddeld genomen afnemen. Redenen voor de verwachte (gemiddelde) teruggang van de populaties zijn de natuurlijke ontwikkeling van de populaties (bijvoorbeeld leeftijdsopbouw), de invloed van de ganzen op de beschikbaarheid van voedsel, de (door te voeren) veranderingen in het gebied (bv in kader van Natura 2000 en beschuttingsopgaven), de verdere optimalisatie van het beheerprotocol van de grote grazers (ook wenselijk in verband met de doelstelling om te streven naar 90% afschot) en het in te voeren beheer in de randzones. Dit laatste zal nader uitgewerkt worden.

Overigens zal er altijd sprake zijn van fluctuaties in de omvang van het aantal grazers. Bijvoorbeeld onder invloed van veranderingen in het terrein en de strengheid van de winters. Zo zullen in jaren met minder grote grazers kansen ontstaan voor verruiging en struweelvorming. Hierdoor ontstaat een natuurlijk dynamisch evenwicht dat tevens een dynamische diversiteit in planten- en diersoorten zal opleveren.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de ontwikkelingstrend van de heckrunderen laat zien dat deze diersoort in vergelijking met de andere diersoorten van grote grazers het meest onder concurrentiedruk staat. De BAC geeft aan dat deze ontwikkeling in de komende jaren ook aandacht moet krijgen waarbij er tevens gekeken moet worden naar de levensvatbaarheid van deze populatie heckrunderen als geheel. Deelt de staatsecretaris deze mening? Zo ja, hoe zal hier invulling aan worden gegeven? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven welke definitie van «levensvatbaarheid» gehanteerd wordt?

In een natuurlijk systeem heeft elke diersoort zijn eigen plek, een «niche». Het rund, paard en edelhert bezetten elk hun eigen plek en zijn daarbij faciliterend aan elkaar. Het paard heeft voorkeur voor korte vegetatie, het edelhert voor houtachtige vegetatie, afgewisseld met grassen, terwijl het rund vooral afhankelijk is van langer gras, in combinatie met ruigte. Ieder dier houdt zo op zijn eigen wijze het landschap in stand. Het rund is in de jaren ’80 samen met het paard in de Oostvaardersplassen geplaatst. Op dat moment een gebied wat voor de volledige oppervlakte gebruikt kon worden door deze soorten. Hierdoor namen de aantallen toe. Doordat het landschap met meer grazige vlakte, is het gebied minder geschikt geworden voor het rund. De populatie heeft zich vervolgens qua omvang aangepast aan de omstandigheid, nu circa 250 dieren (najaar 2014). Het Heckrund heeft bewezen zich goed te kunnen handhaven in het gebied en het aantal dieren volgt de ontwikkeling van het gebied. Wel laat de ontwikkeling van de populatie Heckrunderen volgens de BAC zien dat deze diersoort binnen de groep van grote grazers de zwakste is in het aangaan van de concurrentie met de andere grazers in het gebied. Daarom raadt de BAC aan deze ontwikkeling ook in de komende jaren aandacht te geven, waarbij van jaar tot jaar gekeken wordt naar de levensvatbaarheid van deze populatie als geheel. Dit advies wordt door Staatsbosbeheer opgevolgd. Het dierenwelzijn van het Heckrund wordt door optimalisatie van het beheerprotocol geborgd.

Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie dat de BAC het mogelijk acht om de rol van de grote grazers bij het behalen van de Natura 2000-doelstellingen op verantwoorde wijze gestalte te geven. Deelt de Staatssecretaris deze mening? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?

Ik deel de mening van de BAC dat het mogelijk is om de rol van de grote grazers op een verantwoorde wijze gestalte te geven om de Natura2000-doelstellingen te realiseren. Dit manifesteert zich nu al. Door begrazing door grote grazers wordt het grazige deel aantrekkelijk voor ganzen, die op hun beurt het moerasgebied door begrazing aantrekkelijk maken voor de vogelsoorten waarvoor de aanwijzing van het gebied als Natura 2000-gebied bedoeld is. Ook in de nabije toekomst zie ik een rol voor grote grazers. Ten tijde van de moerasreset is betreding en begrazing door edelherten een aandachtspunt. Beperkte betreding en begrazing door edelherten kan bijdragen aan het herstel van de vegetatie, echter grootschalige betreding van herten, koniks en Heckrunderen doet dit niet en zal worden tegengegaan.

De BAC geeft tevens de onwenselijkheid aan van een mogelijke groei van de populatie ten gevolge van de zogenaamde reset. Onderschrijft de Staatssecretaris deze mening en de voorgestelde maatregelen indien nodig? Zo ja, wordt ervoor gezorgd dat, indien de populatie door de reset groter wordt, deze na de reset weer wordt teruggedrongen? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de ongewenste betreding door grote grazers tijdens deze reset zal worden tegengegaan?

Een sterke groei van de populaties grote grazers als gevolg van de moerasreset is niet wenselijk en wordt ook niet aannemelijk geacht. De eerste periode na de waterstandverlaging zal de draagkracht van de bodem onvoldoende zijn voor betreding door grote grazers. Bovendien zal het enkele jaren duren voordat er nieuw riet ontstaat. Daarbij valt de groei van jong riet samen met de periode dat de hoeveelheid in het grazige deel beschikbaar eiwitrijk gras snel toeneemt. De grote grazers zullen de voorkeur geven aan dit gras boven het moeras met riet.

Mocht desondanks het moeras door te hoge aantallen grote grazers worden betreden, dan zullen werende maatregelen worden opgenomen in het nog op te stellen uitvoeringsplan. Hierin wordt voor de uitvoering van de moerasreset het «hand-aan-de-kraan principe» gehanteerd, waarbij bijsturing op ongewenste effecten zal worden toegepast.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op het advies van de BAC. Zij hebben enkele opmerkingen en vragen waarop ze de staatsecretaris verzoeken in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie steunen de visie van de BAC en de Staatssecretaris dat er middels het vroeg reactief beheer een evenwicht is gevonden tussen natuurlijke ontwikkeling van de populatie en het voorkomen van veel onnodig lijden van de edelherten, konikpaarden en heckrunderen in de winterperiode. De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat er in Nederland een gebied is waar deze dieren in vrijheid kunnen leven.

De leden van de PvdA-fractie zijn er vanuit het oogpunt van dierenwelzijn wel voorstander van om binnen het principe van vroeg reactief beheer te streven naar het verder verminderen van het onnodig lijden van de grote grazers. Zij verzoeken de Staatssecretaris in dit kader om de extra aandacht voor beschuttingsmogelijkheden voor grote grazers nader te duiden. Zij zijn daarbij vooral benieuwd naar de verbetering van het dierenwelzijn, de ecologische gevolgen van openstelling van de bosgebieden voor de grote grazers en de aangekondigde intensievere aanpak voor behoud van kwaliteit van de bosgebieden.

Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de huidige en geplande beschuttingsmaatregelen die Staatsbosbeheer in het gebied neemt en de zonering van het beheer.

De leden van de PvdA-fractie staan achter het opstellen van één integraal managementplan voor het beheer van de Oostvaardersplassen. Zij realiseren zich dat de maatschappelijke betrokkenheid bij de grote grazers noodzaakt tot een voortdurende reflectie op de keuzen die bij het beheer van de grote grazers worden gemaakt. Deze leden kunnen zich dan ook goed vinden in de oprichting van een maatschappelijke adviescommissie die Staatsbosbeheer zal gaan adviseren over het beheer van de grote grazers. Zij zijn benieuwd welke partijen deel zullen uitmaken van deze maatschappelijke adviesgroep en doen de aanbeveling om in ieder geval de Dierenbescherming en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) te betrekken bij deze adviescommissie. Tevens zijn zij benieuwd naar de bevoegdheden die deze commissie krijgt.

Ik zal Staatsbosbeheer attenderen op uw aanbeveling om de Dierenbescherming en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde daarbij te betrekken. Het is aan Staatsbosbeheer om de instelling van de maatschappelijke adviescommissie vorm te geven.

De leden van de PvdA-fractie vinden het een goed streven om ook in de toekomst wetenschappelijke adviezen te betrekken bij het beheer van de grote grazers. Zij vinden het dan ook jammer dat de BAC wordt opgeheven en vragen de Staatssecretaris of er in de toekomst toch nog gebruik kan worden gemaakt van de deskundigheid van de BAC.

Staatsbosbeheer is voornemens een wetenschappelijke advies commissie in te stellen en de banden tussen de wetenschap en het beheer van de Oostvaardersplassen te versterken en te bestendigen. Ik ga ervan uit dat Staatsbosbeheer daarbij gebruik maakt van de inmiddels opgebouwde relaties met leden van de BAC. In mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) aan uw Kamer heb ik tevens gemeld dat Staatsbosbeheer de realisatie van een (wetenschappelijk) veldstation wil gaan aanbieden om onderzoek en monitoring te faciliteren.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Staatssecretaris om nader te onderbouwen waarom ze de adviezen van de KNMvD afwijst. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd welke populatie grote grazers er volgens de Staatssecretaris nodig is om de ecologische Natura-2000 doelen te verwezenlijken.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris net als de KNMvD mogelijkheden ziet om overtollige heckrunderen te verplaatsen naar andere natuurgebieden in plaats van jaarlijks af te schieten.

In relatie tot de doelstellingen voor de Natura 2000-vogelsoorten worden de grote grazers beschouwd als zijnde een onderdeel van het natuurlijk systeem van de Oostvaardersplassen, waarbij de grote grazers het grazige deel geschikt houden als fourageergebied voor Natura 2000-vogelsoorten. Het is niet precies aan te geven welke populatie(omvang) van grote grazers nodig is om het gebied geschikt te houden voor de Natura 2000-vogelsoorten. Geconstateerd wordt dat het systeem functioneert bij de huidige aantallen grote grazers.

Voor de vraag over de Heckrunderen verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Het Heckrund heeft bewezen zich goed te kunnen handhaven in het gebied en het aantal dieren volgt de ontwikkeling van het gebied. Het dierenwelzijn van het Heckrund wordt in het beheerprotocol geborgd; er vindt relatief weinig afschot plaats noch natuurlijke sterfte. Het voorstel van de KNMvD om een deel van de Heckrunderen te verplaatsen naar andere natuurgebieden is daarom vooralsnog niet aan de orde.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het eindadvies van de BAC. Zij zijn ontevreden over de opvolging van de adviezen van de International Commission on Management of the Oostvaardersplassen (ICMO), met name waar het betreft het verbinden van de Oostvaardersplassen met andere natuurgebieden en het bieden van beschutting.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie. In de beantwoording heb ik aangegeven dat bij het uitbreiden van beschuttingsmaatregelen Staatsbosbeheer diverse mogelijkheden heeft benut om de beschutting van de kuddes te verbeteren en de openstelling van omringende bosgebieden uit te breiden.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat voor de grote grazers op de Oostvaardersplassen de structurele oplossing is om het gebied te verbinden met een schraal natuurgebied zoals de Veluwe. De Oostvaardersplassen kenmerken zich immers door een hoge voedselwaarde met snel groeiend gras in de zomer en schaarste in de winter. In de winter zouden de dieren naar een gebied zoals de Veluwe moeten kunnen trekken om daar beschutting en voedsel te kunnen vinden. Waarom volgt de Staatssecretaris de aanbeveling van de ICMO om de Oostvaardersplassen te verbinden en andere natuurgebieden open te stellen, niet op? Wat is haar alternatief nu de Oostvaarderswissel niet gerealiseerd dreigt te worden? Wat gaat er gebeuren met de grondgebieden van de Oostvaarderswissel? De BAC adviseert om deze mogelijkheid (Oostvaarderswissel) niet definitief af te wijzen, zodat bij het optreden van gewijzigde omstandigheden hierover opnieuw overleg kan worden gevoerd. Neemt de Staatssecretaris dit ter harte, houdt zij wegen hiertoe open? Welke mogelijkheden zijn hiertoe? Is de Staatssecretaris van mening dat er een noodzaak is om natuurgebieden te verbinden en erkent zij dat afgesloten natuureilandjes een recept voor uitsterven zijn? Zo ja, wat gaat zij doen om verbinding te realiseren?

Het eventueel realiseren van een verbinding naar de Veluwe is een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid van de provincie Flevoland. Het is dan ook aan de provincie Flevoland en de betrokken gemeenten om samen met de terreinbeheerders naar de eventuele mogelijkheden hiervoor te kijken.

Kan de Staatssecretaris in een overzicht aangeven welke Europese natuurdoelen en welke soorten de Oostvaardersplassen tot doel hebben?

Het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen kwalificeert zich voor 31 vogelsoorten op basis van aanwezige aantallen in de periode 1999–2004. Op basis hiervan zijn instandhoudings-doelstellingen geformuleerd in termen van draagkracht voor zowel aantallen van vogels als kwaliteit van leefgebied voor de vogels. Deze instandhoudingdoelstellingen zijn vastgesteld in het Aanwijzingsbesluit Oostvaardersplassen als Natura 2000-gebied. In de bijlage, in tabel 1, wordt een overzicht gegeven van de aantalsontwikkeling per soort broed- en niet-broedvogel sinds 1997. In de bijlage, in tabel 2, worden de instandhoudingsdoelstellingen voor vogelsoorten en het belang van het aanwijzen van de Oostvaardersplassen als Natura 2000-gebied weergegeven.

De leden van de SP-fractie zijn ontevreden over het realiseren van beschutting voor de dieren. De omliggende bossen worden immers beperkt opengesteld en afschot wordt achter de hand gehouden indien de kwaliteit van de bossen aangetast wordt. Binnen welke termijn is dit wel naar behoren gerealiseerd? Deze leden constateren dat de beschutting van de aangelegde beschuttingsrichels beperkt worden gebruikt. De conclusie wordt getrokken dat verdere uitbreiding hiervan niet zinvol is. Dit lijkt een logische conclusie. Is echter ook nagedacht over een andere kwaliteit in plaats van een andere kwantiteit? Is onderzocht en aan experts voorgelegd welke vorm van beschutting zinvoller zou zijn (bijvoorbeeld in de vorm van beplanting, duinvorming of gebouwde beschutting)?

In mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie ben ik ingegaan op de verschillende wijzen waarop Staatsbosbeheer werkt aan uitbreiding van beschuttingsmogelijkheden voor de grote grazers. In mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) heb ik aangegeven dat Staatsbosbeheer een integraal beheerplan voor de randzones zou opstellen, waarbij de duurzame instandhouding van de beschutting wordt geborgd. Daarbij wordt onderzocht welke mogelijkheden het meest duurzaam en nuttig zijn.

De leden van de SP-fractie zijn voor het betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties bij het (denken over) beheer. Welk budget krijgt Staatsbosbeheer om deze activiteiten te ontplooien?

De leden van de SP-fractie vragen wie er in de maatschappelijke adviescommissie komen te zitten, hoe deze wordt samengesteld en hoe deze te werk gaat.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de PvdA-fractie over de verantwoordelijkheid van Staatsbosbeheer om een maatschappelijke adviescommissie in te stellen. Deze activiteiten vallen onder het reguliere budget van Staatsbosbeheer.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn al jaren kritisch ten aanzien van het «experiment» in de Oostvaardersplassen. In de ogen van deze leden kan de overheid de uitgezette grote dieren in dit gebied niet aan hun lot overlaten. Zij zijn van mening dat de overheid een zorgplicht heeft ten aanzien van deze dieren, waardoor lijden voorkomen wordt. De natuur in de Oostvaardersplassen is geëvolueerd, wat grote effecten heeft gehad op het welzijn van de dieren. In de winter van 2011–2012 kwamen ongeveer 1.000 dieren, een kwart van de populatie, grote grazers om. Voor de leden van de CDA-fractie is dit onaanvaardbaar. Wij leven in een klein land met relatief veel inwoners, waar we moeten zoeken naar een balans tussen mens en natuur en een balans in de natuur. Voor een veelzijdige biodiversiteit is goed beheer noodzakelijk, niet alleen door het vernieuwen van het moeras, maar ook door het beheer van populaties van dieren. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het structureel verminderen van het aantal grote grazers op de langere termijn waarschijnlijk de biodiversiteit van het gebied zal bevorderen? Mogen de leden van de CDA-fractie uit de zinsnede «het aantal grazers (veelal edelherten) zal afgestemd moeten zijn op de verschillende waarden die hier aan de orde zijn» vaststellen dat de populaties in de toekomst beheerd gaan worden op basis van de draagkracht van het gebied? Is de Staatssecretaris bereid om alsnog een noodplan voor een populatiereductie uit te werken, zoals geadviseerd door ICMO-2?

De beheerder heeft een zorgplicht ten aanzien van de dieren – en dan met name de grote grazers – in het Oostvaardersplassengebied. Om de zorgplicht zo goed mogelijk gestalte te geven zijn internationale en nationale adviescommissies ingesteld, die mij en mijn voorgangers hebben geadviseerd over de beste manier waarop het beheer uitgevoerd kan worden. Daartoe is het vroeg-reactief beheer ingevoerd, dat volgens het eindadvies van de BAC door Staatsbosbeheer is uitgevoerd en uitgewerkt in een gedetailleerd protocol. Daarmee is een evenwicht gevonden tussen natuurlijke processen de ruimte geven en het voorkomen van ondraaglijk lijden door de grote grazers. In mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie ben ik ingegaan op de verschillende wijzen waarop het welzijn van de grote grazers wordt bevorderd via het bieden van meer beschutting en het openstellen van aangrenzende terreinen. Die terreinen vervullen meerdere functies en de aantallen grote grazers worden daarop afgestemd.

Ten algemene vragen de leden van de CDA-fractie met welke populatie grote grazers het gebied opengehouden kan worden, zodat de Natura-doelsoorten daar een mooi achterland aan hebben.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris en Staatsbosbeheer willen dat meer ruimte wordt gegeven aan de recreatieve en educatieve functie van het Oostvaardersplassengebied.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het toepassen van vroeg reactief beheer bij ten minste 90% van de stervende dieren een van de belangrijkste punten van ICMO-2 was. In de afgelopen vier jaar is dit percentage waarschijnlijk in twee jaar gehaald. Waarom geeft de Staatssecretaris dan in haar reactie aan dat het vroeg reactief beheer naar behoren is uitgevoerd?

In mijn antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie heb ik aangegeven dat het streefgetal van 90% niet in alle jaren gehaald. Het uitvoeringsprotocol zal onder andere om deze reden de komende tijd worden aangescherpt waarbij de leerervaringen van de afgelopen jaren worden benut. Met de BAC ben ik van mening dat in dit gebied het vroeg reactief beheer daarmee een werkbare methode is gebleken.

De leden van de CDA-fractie lezen in het eindadvies van de BAC dat de mogelijkheden voor beschutting voor de grote grazers een probleem blijven, met name voor de heckrunderen. In het eindadvies van de BAC lezen deze leden dat de monitoringsresultaten van de kwaliteit van de bosgebieden een negatieve trend vertonen. Aangezien de populatie edelherten de opengestelde bosgebieden in toenemende mate beschadigt, vragen deze leden welk aantal edelherten kan verblijven in het gebied, waarbij het bosgebied wel behouden kan blijven. Of moet het afstemmen van het aantal grazers (veelal edelherten) in de bosrijke schil gezien worden als het enkel afschieten van edelherten die zich in het bos wagen?

In het eindadvies van de BAC wordt gesteld dat de populatie heckrunderen een kwijnend bestaan leidt. Is het verantwoord om geen grote maatregelen te nemen ten aanzien van de heckrunderen? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom deze populatie niet beter in een ander gebied terecht kan en waarom er geen structurele maatregelen worden genomen om de concurrentiedruk van andere grazers te verminderen ten behoeve van de heckrunderen?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie over de manier waarop Staatsbosbeheer de beschuttingsmogelijkheden voor de grote grazers uitbreidt en in de toekomst daarvoor meer mogelijkheden zal benutten. Verder ben ik in mijn reactie op vragen van de VVD-fractie ingegaan op de ontwikkeling van de populatie Heckrunderen, waarbij het belangrijk blijft om de ontwikkelingen in het gehele Oostvaardersplassengebied nauwkeurig te blijven volgen.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de kosten zijn van de zogenaamde reset, het door middel van een tijdelijke waterstandverlaging gevolgd door herinundatie verjongen van de rietvegetatie om deze meer geschikt te maken voor moerasvogels. Welke gevolgen heeft deze reset voor de watervogels op dit moment in het gebied? Is de Staatssecretaris bekend met de waarschuwing van de BAC dat het droogleggen van het moeras grote gevolgen kan hebben voor het welzijn van de grote grazers? Op welke wijze worden de grote grazers geweerd uit het drooggelegde moeras? Wat zijn de kosten daarvan? Hoe lang wordt het moeras drooggelegd?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie waarin ik ben ingegaan op de «reset» van het moerasgebied van de Oostvaardersplassen die ca. 6 jaar in beslag zal nemen. De kosten van de reset worden gefinancierd uit het budget van de provincie dat conform het decentralisatieakkoord beschikbaar is voor het realiseren van de Natura2000-doelen. De totale indicatieve kosten zijn in het beheerplan geraamd op € 2 miljoen.

Deelt de Staatssecretaris de mening van de BAC dat de film «De nieuwe wildernis» een eenzijdig beeld geeft van het gebied, omdat de beheerinspanningen die Staatsbosbeheer op dit moment pleegt, zoals het aanleggen van beschutting en vroeg reactief beheer, geen enkele aandacht krijgen in de film?

De film «De nieuwe wildernis» geeft naar mijn mening een beeld van wat er door het jaar heen in de Oostvaardersplassen gebeurt en daarbij een zo natuurlijk mogelijke weergave van met name de ontwikkeling van de kudden grote grazers. De filmmakers hebben ervoor gekozen om de invloed van de mens zoveel mogelijk buiten beeld te houden.

De Staatssecretaris geeft Staatsbosbeheer de ruimte om zelfstandig een maatschappelijke adviescommissie in te stellen. De Staatssecretaris gaat niet in op de aanbeveling van de BAC om een wetenschappelijke adviescommissie in te stellen zoals voorgesteld door ICMO-2. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten waarom zij en Staatsbosbeheer hier niet voor voelen?

In mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) heb ik aangegeven dat Staatsbosbeheer structurele relaties wil aangaan of bestendigen met een aantal wetenschappelijke instellingen en opleidingen. Staatsbosbeheer heeft mij laten weten voornemens te zijn om ook een wetenschappelijke adviescommissie in te stellen en het wetenschappelijk onderzoek ter plekke te willen faciliteren door het realiseren van een veldstation voor de Oostvaardersplassen. Ik ondersteun deze ambities.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eindadvies van de BAC over het door Staatsbosbeheer gevoerde beheer van de grote grazers en de reactie van de Staatssecretaris daarop. Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een goed populatiebeheer wordt gevoerd in natuurgebieden met veel grote grazers zoals de Oostvaardersplassen, maar ook bijvoorbeeld de Amsterdamse Waterleidingduinen. Deze leden willen voorkomen dat dieren verhongeren omdat er in begrensde natuurgebieden geen goed evenwicht is tussen de grootte van het gebied en het aantal grote grazers. Daarom moet er eventueel ook tijdig op afschot worden overgegaan. In de afgelopen vier winters is het afschotpercentage niet altijd gehaald. Deze leden vragen in dit licht of het afschotprotocol wel voldoende werkbaar is. Door de zachte winters in de afgelopen jaren is de populatie verder gegroeid. Hoe wil de Staatssecretaris voorkomen dat dit bij een volgende strenge winter tot onwenselijke toestanden gaat leiden als gevolg van een tekort aan voedsel?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van andere fracties over het welzijn van de grote grazers in relatie tot de omvang van de kudden. Het blijft noodzakelijk om de ontwikkelingen nauwgezet te volgen en op tijd het vroeg reactief beheer toe te passen om te voorkomen dat ongewenste situaties optreden. Daartoe wordt het afschotprotocol op basis van ervaringen van de afgelopen jaren verder aangescherpt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of zij de zogenaamde reset als reden ziet om de wijze van beheer (tijdelijk) aan te passen, daar het leefgebied van de grote grazers in eerste instantie drie keer zo groot wordt en daarna weer drie keer zo klein. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de mogelijkheden om de populaties te monitoren en voor de ontwikkeling van de populaties?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen de fractie van de VVD en CDA over de reset. Er is overigens geen reden om aan te nemen dat door de reset het leefgebied voor grote grazers drie keer groter wordt. De mogelijkheden om populaties te monitoren wijzigen niet als gevolg van de reset.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de BAC zorgen uit over de beschutting voor de grote grazers. Wat is er in de afgelopen jaren gedaan om de beschutting in de winterperiode te verbeteren? Is dit volgens de Staatssecretaris voldoende?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van andere fracties over beschutting en bijbehorende maatregelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Staatssecretaris met de verantwoordelijk gedeputeerde van Flevoland besloten heeft dat Staatsbosbeheer zelf een maatschappelijke adviescommissie moet instellen. Deze leden hechten veel waarde aan een dergelijke commissie, aangezien er in de samenleving veel discussie is over het beheer in de Oostvaardersplassen. Zij vragen de Staatssecretaris of Staatsbosbeheer ook betrokken was bij deze beslissing die samen met de gedeputeerde is genomen. Verder vragen deze leden of het wenselijk is dat Staatsbosbeheer deze commissie instelt, aangezien de Staatssecretaris vanuit de basis zelf verantwoordelijk is voor het beheer van de grote grazers en daarnaast eindverantwoordelijk is voor dierenwelzijn en diergezondheid.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54). Staatsbosbeheer is betrokken geweest bij het besluit over het instellen van een maatschappelijke adviescommissie, zo ook de gedeputeerde van Flevoland. Staatsbosbeheer, de gedeputeerde en ik zijn van mening dat het instellen van een dergelijke commissie past bij de zelfstandige rol van Staatsbosbeheer. Dat neemt niet weg dat ik verantwoordelijk blijf voor dierenwelzijn en diergezondheid en op basis van die verantwoordelijkheid regelmatig een externe audit van het beheer in de Oostvaardersplassen zal laten uitvoeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de BAC en de reactie van de Staatssecretaris daarop. Deze leden zijn zeer kritisch over het vasthouden aan het huidige vroeg reactief beheer met bijbehorende (ontwikkeling van de) populatiegrootte en hebben daar enkele vragen over.

De Staatssecretaris schrijft dat de kudden grote grazers van groot belang zijn voor het behalen van de Natura 2000-doelen en het behoud van de vogelpopulaties in het moerasdeel van het gebied. De leden van de SGP-fractie onderkennen dat de aanwezigheid van grote grazers belangrijk is om een deel van het gebied open te houden en voor variatie in de landschapsstructuur (open grasland, ruigtes en moeras) te zorgen. Dat staat niet ter discussie. Deze leden constateren echter wel dat door de inmiddels enorme populatiegrootte de begrazingsdruk dermate hoog is dat de grote grazers het gebied zo open houden (ofwel: steeds opener maken) dat de gewenste variatie in de landschapsstructuur en daardoor de aantrekkelijkheid van het gebied voor onder meer (broed)vogels sterk afneemt. Voor Natura 2000-soorten als de blauwe kiekendief, de grutto en de blauwborst is het grazige deel van het gebied van belang. Deze populaties doen het niet goed, mede vanwege de grote begrazingsdruk. Ook Natura 2000-soorten in de rand- en moeraszone hebben last van de hoge begrazingsdruk, omdat vanwege de enorme populatiegrootte grote grazers ook in de rand- en moeraszone actief zijn. Onder meer de BAC, het concept-beheerplan Natura 2000 en Sovon (in second opinion bij het concept-beheerplan) wijzen hierop. Erkent de Staatssecretaris deze negatieve impact? Waarom negeert zij deze en blijft het populatiebeheer ook in het concept-beheerplan Natura 2000 ongemoeid? De leden van de SGP-fractie willen daarom het volgende voorleggen: is de veronderstelling juist dat het, los van de discussie over het populatiebeheer sec en de voorgestelde reset van het moerasgebied, voor de Natura 2000-doelen en de biodiversiteit in het gebied beter zou zijn als de populatie grote grazers en de bijbehorende begrazingsdruk kleiner zou zijn? Waarom wordt niet vanuit het oogpunt van biodiversiteit en Natura 2000 gekeken welke populatiegrootte het beste zou passen?

De trend, van de afname van vogels in het droge deel van de Oostvaardersplassen, heeft vooral betrekking op vogelsoorten die in het struweel en ruigte broeden. Mede onder invloed van de in de loop van de tijd toegenomen aantallen grote grazers, is er nu meer grazige vegetatie en minder struweel en ruigte. Deze struweelsoorten zijn niet aangewezen als Natura2000-doel voor dit gebied. De vogelsoorten die wèl zijn aangewezen, profiteren juist van het meer open grazige gebied.

Gedurende de looptijd van het Natura2000-beheerplan (6 jaar) zal er monitoring plaatsvinden van de aantallen vogels en de resultaten en effecten van de genomen maatregelen.

De resultaten en bevindingen van monitoring kunnen aanleiding zijn tot aanpassingen in het beheer. Daarbij zijn veranderingen in omvang van populaties grote grazers op voorhand niet voorzien. De afgelopen jaren zijn de populaties gemiddeld genomen gestabiliseerd en verwacht wordt dat deze de komende periode zullen gaan afnemen.

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de consequenties van de voorgestelde reset van het moerasgebied. Het zou betekenen dat het moerasgebied enkele jaren droog komt te liggen. Sovon waarschuwt dat de kans reëel is dat vogelsoorten het voor gezien houden. Hoe kan dit voorkomen worden?

In het Beheerplan Natura2000 wordt beschreven, dat wordt verwacht dat bepaalde vogelsoorten zullen wegtrekken als gevolg van de moerasreset. Dit wordt ook bevestigd door Sovon Vogelonderzoek Nederland. Op basis van eerdere ervaringen wordt verwacht dat dit een tijdelijk effect is en dat de vogels na uitvoering van de reset terug zullen keren en de gunstige omstandigheden gaan benutten.

Daarnaast zou het betekenen dat grote grazers tijdelijk extra graasgebied krijgen, met een stuwend effect op de populatiegrootte, en dat na vernatting van het gebied een populatiecrash dreigt. Onder meer de BAC waarschuwt ervoor dat het dan heel lastig, zo niet onmogelijk, wordt om het vereiste afschotpercentage te halen. Hoe kan dit voorkomen worden?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de CDA-fractie waarin ik heb aangegeven dat het niet de verwachting is dat als gevolg van de reset de grote grazers tijdelijk meer extra graasgebied krijgen. Mocht desondanks een populatietoename plaatsvinden, dan wordt het protocol voor het toepassen van het vroeg-reactief beheer verder aangescherpt. Naast het monitoren van de ontwikkeling van de kudden grote grazers zal ook de toegankelijkheid voor de grazers in een groter gebied een rol gaan spelen en worden zo nodig aanvullende maatregelen genomen.

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de populatieontwikkeling van de grote grazers in relatie tot zachte en strenge winters en de toename van het aantal ganzen in het grazige deel van de Oostvaardersplassen. Na de strenge winter van 2012–2013 hebben we twee zachte winters gehad. Hierdoor zal de populatieomvang dit jaar waarschijnlijk groter zijn dan ooit. Deze leden vrezen dat een strenge winter voor grote (welzijns)problemen gaat zorgen, temeer daar door de toenemende ganzenvraat het voedselaanbod voor de grote grazers eerder kleiner dan groter wordt. Herkent de Staatssecretaris deze zorg?

Voor de beantwoording van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de andere fracties over de omvang en ontwikkeling van de populatie van grote grazers. Als naar de langjarige populatieontwikkeling gekeken wordt, blijkt dat de aantallen hun maximum bereikt hebben en waarschijnlijk in de toekomst gaan afnemen, mede ingegeven door de populatie-opbouw en de concurrentie met ganzen. Met name Grauwe ganzen en Brandganzen bezoeken de Oostvaardersplassen in grote aantallen waarbij het aantal Brandganzen de laatste jaren exponentieel is gestegen. Doordat zij het gras veel korter kunnen afgrazen dan de grote grazers, treden zij met name in de winter en lente als concurrent op. In deze periode verlagen zij het voedselaanbod voor de grote grazers waardoor er op termijn minder grote grazers aanwezig zullen zijn. De trends laten zien dat het aantal dieren in het jaar 2014 is toegenomen. Dit is direct het gevolg van de zachte winter van 2013–2014. Uit de voorlopige analyse van de winterperiode 2014–2015 blijkt dat er sprake is van een lichte afname van het aantal grazers.

In aansluiting hierop willen de leden van de SGP-fractie graag wijzen op het tweede advies van de International Commission on Management of the Oostvaardersplassen (ICMO-2). Dit advies is een belangrijke leidraad voor het beleid. Als deze leden het huidige management naast dit advies leggen, constateren zij dat een deel van de ICMO-2-richtlijnen en adviezen niet wordt gehaald. De grote omvang van de populatie grote grazers vormt een bedreiging voor de biodiversiteit en voor behoud en herstel van Natura 2000-soorten. Er worden minder bosgebieden opengesteld voor de grote grazers dan door ICMO-2 geadviseerd, terwijl wel bereikbare bomen en struikgewas ook te lijden hebben onder de begrazingsdruk en niet goed herstellen. Verder blijkt het in de praktijk lastig te zijn om het gewenste afschotpercentage te halen en is dit enkele seizoenen niet gelukt. Daarbij wordt in ICMO-2 het volgende geadviseerd: «Progress of this strategy will be rigorously monitored by the independent scientific advisory commitee and if it is felt that this protocol in combination with the other measures that ICMO-2 recommends, is not successful in delivering the desired outcomes in terms of avoiding unnecessary suffering, early reactive culling will have to be replaced by a policy of proactive reductions (A5).» (p. 37). Waarom legt de Staatssecretaris deze ICMO-2-richtlijnen en adviezen en het feit dat een deel daarvan niet wordt gerealiseerd, naast zich neer?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie, waarin ik ben ingegaan op het openstellen van meer bosgebieden en het bieden van beschutting aan de grote grazers in de winterperiode. Verder heb ik aangegeven dat ten behoeve van het halen van het gewenste afschotpercentage het protocol voor het toepassen van het vroeg-reactief beheer wordt gecontinueerd en aangescherpt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben het advies van de BAC gelezen, evenals de reactie van de Staatssecretaris daarop. Zij hechten eraan allereerst te benadrukken dat zij tegenstander zijn van het uitzetten van dieren in de natuur. Herstel van verloren gegane natuurwaarden in Nederland begint met het wegnemen van schadelijke bronnen, zoals stikstofuitstoot door de veehouderij, het opnieuw verbinden van versnipperd geraakte natuurgebieden en het wegnemen van eventuele bovenmatige vervuiling, waarna de natuurcondities zich kunnen herstellen en er weer sprake is van natuur die tegen een stootje kan en waarin natuurlijke processen zich zoveel mogelijk zonder bemoeienis van de mens kunnen voltrekken. Op die manier worden de omstandigheden gecreëerd waarin dieren zich uit zichzelf kunnen vestigen in een bepaald gebied.

Bij de Oostvaardersplassen is een andere route gevolgd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zouden het plan daartoe destijds nooit hebben gesteund. Daar is het nu te laat voor, maar deze leden zouden, gelet op de moeilijke situatie die in de Oostvaardersplassen is ontstaan, wel graag van de Staatssecretaris weten of zij bereid is ervoor te zorgen dat dergelijke herintroducties van dieren in de natuur niet nog een keer zullen plaatsvinden. Graag krijgen zij hierop een reactie.

De introductie van de grote grazers in de Oostvaardersplassen heeft in het verleden plaatsgevonden met als doel het beheer van het gebied op een natuurlijke wijze vorm te geven. Daarbij is geen sprake van herintroductie van uit Nederland verdwenen, inheemse soorten. Overigens is Staatsbosbeheer niet van plan om in andere natuurgebieden een zelfde vorm van beheer toe te passen als in de Oostvaardersplassen; dit gebied is uniek qua ontstaansgeschiedenis en omvang in Nederland.

Nu de grote grazers nu eenmaal al langere tijd leven in de Oostvaardersplassen, is de opdracht wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft om de intrinsieke waarde van de dieren centraal te stellen bij de zoektocht naar de juiste vorm van beheer van het gebied. Deze leden verwelkomden daarom de komst van twee internationale onafhankelijke commissies. In opdracht van de regering heeft de commissie-Gabor in 2006 en 2010 aanbevelingen gedaan voor het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. Deze leden hechten grote waarde aan deze adviezen, omdat het om onafhankelijke oordelen gaat van dierenwelzijns- en natuurexperts en het welzijn van de grote grazers centraal staat in de adviezen. De commissie-Gabor was heel duidelijk in haar advies en herhaalde aanbevelingen die in 2006 al waren gedaan: de grote grazers in de Oostvaardersplassen hebben meer ruimte en meer beschutting nodig. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen met regelmaat op de noodzaak om de aanbevelingen van de commissie-Gabor in zijn geheel uit te voeren, dus ook deze conclusies dat de Oostvaardersplassen verbonden zouden moeten worden met omliggende bospercelen, zoals het Hollandse Hout, en dat er een corridor zou moeten komen met de Veluwezoom. Het is treurig om te moeten constateren dat een politieke meerderheid onder aanvoering van VVD, CDA en PVV deze maatregelen tot nu toe heeft weten tegen te houden, ten koste van de dieren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie dringen er bij de Staatssecretaris op aan vast te houden aan de adviezen van de commissie-Gabor voor vergroting van het gebied, onder meer door de aangenomen motie-Ouwehand (Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 184) voor openstelling van het Hollandse Hout uit te voeren en zich te blijven inzetten voor een verbinding met de Veluwezoom.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van andere fracties over beschutting en de bijbehorende maatregelen. Zowel de ruimte als de beschutting van de grote grazers wordt op korte en middellange termijn door Staatsbosbeheer in overleg met de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad uitgebreid. Daarmee wordt voldaan aan de aanbevelingen van ICMO-2, de BAC en tevens aan de motie-Ouwehand (Kamerstuk 32 123 XIV, nr. 184).

In 2010 werd door de toenmalig Staatssecretaris een BAC ingesteld met als taak te evalueren in hoeverre de aanbevelingen van de commissie-Gabor zijn uitgevoerd. Ook in haar onlangs uitgebrachte rapport wordt geconstateerd dat de aanbevelingen slechts ten dele zijn uitgevoerd. De leden van Partij voor de Dieren-fractie willen daarom graag vragen stellen aan de Staatssecretaris.

In zowel 2006 als 2010 is door de onafhankelijke commissies geadviseerd om de Oostvaardersplassen met andere natuurgebieden te verbinden, zoals het Hosterwold. Dit kan door de aanleg van de zogenaamde Oostvaarderswold, een ecologische zone die de gebieden met elkaar verbindt. De BAC concludeert dat mits alle overige bepleite maatregelen in acht zijn genomen deze verbinding momenteel niet noodzakelijk is voor het welzijn van de grote grazers. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie begrijpen niet hoe de BAC tot deze conclusie heeft kunnen komen, aangezien de commissie-Gabor een totaalpakket aan aanbevelingen heeft opgesteld voor het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen, en geen keuzepakket waarin naar believen kan worden «geshopt». Het kabinet kan er niet zomaar voor kiezen om aanbevelingen niet uit te voeren. Deze leden maken nog altijd bezwaar tegen het besluit om dat toch te doen en vinden het onbegrijpelijk dat afgewogen aanbevelingen van twee onafhankelijke commissies-Gabor worden genegeerd door de Staatssecretaris, temeer omdat deze commissies zijn ingesteld door de Staatssecretaris zelf. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de conclusie van de BAC en het besluit van de Staatssecretaris strookt met de aanbevelingen van de commissie-Gabor. Zij wijzen op de grote waarde van het vergroten en verbinden van natuurgebieden, waardoor meer ruimte ontstaat voor natuurlijke processen. Daarmee wordt de natuur versterkt en ontstaan condities waarin dieren zelfstandig betere leefmogelijkheden hebben. Is de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor een sterke natuur en om de verbinding van de Oostvaarderplassen met Hosterwold in de toekomst te heroverwegen?

In mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) heb ik aangegeven dat de adviezen van ICMO-2 door mij en mijn ambtsvoorgangers als leidraad voor het beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen worden overgenomen. In de huidige regeerakkoord en in het Natuurpact met de provincies is afgesproken dat het Nationale Natuur Netwerk door de provincies wordt gerealiseerd inclusief de benodigde verbindingen. Het is dan ook aan de provincie Flevoland om te bepalen of er meer verbindingen nodig zouden zijn en waar deze zouden moeten liggen.

De BAC concludeert net als de commissie-Gabor dat proactief beheer, oftewel jacht, geen geschikte beheervorm is in de Oostvaardersplassen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie onderschrijven die conclusie van harte. Bij jacht worden gezonde dieren afgeschoten en natuurlijke groepsstructuren en dynamiek binnen de groep ruw verstoord. Jacht is niet alleen dieronvriendelijk, maar ook ineffectief: de plek van afgeschoten dieren wordt razendsnel opgevuld door nieuwe aanwas. De BAC concludeert in lijn met de onafhankelijke commissies dat vroeg reactief beheer de meest geschikte vorm van beheer is. Dit betekent dat pas als blijkt dat een dier de winter niet zal overleven, deskundige beheerders voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Hierbij wordt niet gejaagd. De vrijheid en het natuurlijke gedrag van de kudde wordt niet aangetast en het onnodig lijden van individuele dieren wordt geminimaliseerd. Deze vorm van beheer, evenzeer een van de aanbevelingen van de commissie-Gabor, is een balans tussen het beginsel om in het wild levende dieren zoveel mogelijk met rust te laten, en de bijzondere zorg die voor de grote grazers in de Oostvaardersplassen geldt omdat de dieren daar zijn uitgezet terwijl de natuurlijke condities onvoldoende op orde waren.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich daarom ernstig zorgen over de aankondiging van de Staatssecretaris om in de omliggende bossen het Hollandse Hout, Oostvaardersveld en het Kotterbos voor ándere vormen van beheer te kiezen. In haar begeleidende brief die zij meestuurde met het BAC-rapport, noemt zij dieronvriendelijke beheermethoden zoals «het verdrijven en/of uitvangen van dieren en beheer gericht op aantallen». Kan de Staatssecretaris toelichten wat zij bedoelt en wat zij van plan is? Is zij werkelijk van plan om jacht toe te staan? Zo nee, hoe moet haar aankondiging om te gaan beheren «gericht op aantallen» dan worden uitgelegd? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken groot bezwaar tegen de introductie van nieuwe vormen van beheer die vanuit het oogpunt van dierenwelzijn door de commissie-Gabor nog werden afgewezen. Hoe verhoudt het besluit van de Staatssecretaris zich tot de gedeelde conclusie van de commissie-Gabor en de BAC dat reactief beheer de meest geschikte vorm van beheer is?

Bij het verdrijven en/of uitvangen van dieren gaat het om beheersmaatregelen die door Staatsbosbeheer worden uitgevoerd om een spreiding te bewerkstelligen van de aanwezige grote grazers over meerdere gebieden, waar zij met name in de winterperiode meer beschutting en voedsel kunnen vinden. Daarbij wordt rekening gehouden met de andere functies die in deze bosrijke schil rond de Oostvaardersplassen een plek zullen krijgen en wordt bekeken in hoeverre recreanten en grote grazers direct met elkaar in contact kunnen komen of dat er een scheiding aangebracht moet worden. Zoals ik in mijn antwoord op vragen van andere fracties heb aangegeven, blijft in de Oostvaardersplassen – het kerngebied van de grote grazers – het vroeg-reactief beheer het uitgangspunt. Het is zeker niet mijn bedoeling, noch die van Staatsbosbeheer, om jacht in het Oostvaardersplassengebied toe te staan.

Het gebrek aan beschutting is een van de welzijnsproblemen van de dieren in de Oostvaardersplassen die zijn aangegeven door de commissie-Gabor. Beschutting is noodzakelijk voor de dieren om hun hoognodige vetreserves te sparen in de winter. Een aanbeveling van de commissie-Gabor was daarom aangrenzende bossen open te stellen voor de grazers. Zij onderstreepten vooral het belang van openstelling van het Hollandse Hout. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben zich de afgelopen jaren ingezet voor deze openstelling, maar liepen op tegen verzet van een meerderheid in de Tweede Kamer en in de gemeente Lelystad. Deze leden begrijpen niet hoe deze belangrijke maatregel voor het welzijn van de dieren in de Oostvaardersplassen kan worden tegengehouden. Momenteel wordt de mogelijkheid voor het deels openstellen van het Hollands Hout opnieuw onderzocht. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris van plan is openstelling van Hollands Hout aan te moedigen.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de VVD-fractie, waarin ik heb aangegeven dat Staatsbosbeheer met de gemeente Lelystad, op voorwaarde van het opstellen van een beheerplan, tot overeenstemming is gekomen over het deels openstellen van het Hollandse Hout voor de edelherten. Deze maatregel vormt onderdeel van een serie maatregelen om de grote grazers meer ruimte en beschutting te bieden.

Het instellen van een maatschappelijke adviescommissie, zoals voorgesteld door de Staatssecretaris in de begeleidende brief, is een van haar voorstellen om om te gaan met de maatschappelijke gevoeligheid omtrent het beheer van de dieren in de Oostvaardersplassen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen wat de samenstelling van deze commissie wordt. Zij vinden het zeer onwenselijk als jagers hierin een rol zouden krijgen en roepen de Staatssecretaris op om dat niet te laten gebeuren. Jagers hebben hun eigen belangen die haaks staan op het belang van dierenwelzijn en de intrinsieke waarde van het dier. Graag krijgen deze leden een toezegging van de Staatssecretaris op dit punt.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van andere fracties over het instellen van een maatschappelijke adviescommissie door Staatsbosbeheer.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de Staatssecretaris haar beleid moet blijven ijken aan de onafhankelijke adviezen van de commissie-Gabor, omdat die het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen het beste dienen. Is de Staatssecretaris bereid deze commissie opnieuw om advies te vragen, zodat de nieuwe inzichten en evaluatie van het lopende beheer opnieuw kunnen worden bekeken door de onafhankelijke experts? Zo nee, waarom niet?

In mijn brief van 12 maart 2015 (Kamerstuk 32 563, nr. 54) heb ik aangegeven regelmatig een audit te laten uitvoeren van het gevoerde beheer in het Oostvaardersplassengebied. Bij een audit vormen de adviezen van de ICMO-2 en de BAC de leidraad. Over de samenstelling van een auditcommissie zal ik mij te zijner tijd beraden.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven