32 563 Oostvaardersplassen

Nr. 11 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 februari 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar aanleiding van de brief van 3 februari 2011 inzake de stand van zaken grote grazers Oostvaardersplassen (Kamerstuk 32 563, nr. 10).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 februari 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Schüssel

Inhoudsopgave

 

Blz.

  

– Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

° Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

2

° Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

2

  

– Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

4

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat de sterfte van grote grazers tot nu toe mee lijkt te vallen, ondanks de vrij lange vorstperiode van half december tot begin januari. Door deze vorstperiode zal de conditie van de dieren zijn afgenomen, waardoor de uiteindelijke sterftecijfers van deze winterperiode toch nog zullen oplopen. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het nieuwe protocol vroeg reactief beheer Oostvaardersplassen. In dit protocol staat dat aanpassingen en aanscherpingen van het protocol kunnen plaatsvinden op grond van nieuwe wetenschappelijke inzichten of ervaringen uit het veld. Staatsbosbeheer stelt hiertoe voorstellen op en legt deze voor aan de beheersadviescommissie. Aanpassingen van het protocol worden gecommuniceerd met de beheersadviescommissie. In het algemeen overleg van 1 december 2010 heeft de staatssecretaris aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de grote grazers niet meer bij Staatsbosbeheer ligt, maar bij de beheersadviescommissie. Hoe valt de beschreven taakverdeling daar mee te rijmen? Moet het niet zo zijn dat eventuele aanpassingen van het protocol door de beheersadviescommissie worden gecommuniceerd met Staatsbosbeheer?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de aangenomen moties worden uitgevoerd, maar hebben wel vragen bij de uitleg over deze uitvoering. De motie Lodders/Ormel (Kamerstuk 32 563, nr. 2) verzoekt de regering geen grote grazers toe te staan in het Hollandse Hout. De motie spreekt niet van een beperkte tijd waarvoor deze motie geldt. Toch geeft het kabinet aan om nu niet aan Staatsbosbeheer te vragen om stappen te zetten om de Hollandse Hout open te stellen voor grote grazers. Kan het kabinet aangeven waarom het woordje «nu» is toegevoegd aan de zin waarmee de uitvoering van de motie wordt omschreven?

De motie Ormel/Lodders (Kamerstuk 32 563, nr. 7) verzoekt de regering de Oostvaarderswissel niet te realiseren. In deze motie staat geen enkele verwijzing naar een beperkte tijdsduur. Waarom geeft het kabinet dan aan «op dit moment» geen acties te ondernemen ter realisatie van de Oostvaarderswissel? De leden van de CDA-fractie gaan uit van een loyale uitvoering van aangenomen Kamermoties. Kan het kabinet aangeven wat de bestemming wordt van de reeds verworven hectares, ooit bedoeld ter realisatie van de Oostvaarderswissel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de fractie van de PvdD hebben met grote verbazing en teleurstelling de brief gelezen die de staatssecretaris aan de Kamer heeft gestuurd over de stand van zaken in de Oostvaardersplassen (Kamerstuk 32 563, nr. 10). De staatssecretaris kondigt aan dat de Oostvaarderswissel niet gerealiseerd zal worden en het Hollandse Hout niet zal worden opgesteld voor de grote grazers.

De leden van de PvdD-fractie realiseren zich dat hiervoor moties zijn ingediend en zijn aangenomen, maar is verbaasd over het gemak waarmee de staatssecretaris zich hierbij neerlegt. De leden van fractie van de PvdD wijzen met nadruk op de door de Kamer gevraagde evaluatie van het beheer en het nieuwe advies dat daaruit voort is gekomen. De zorgen over het welzijn van de grote grazers zijn groot en het advies van de commissie Gabor is niet voor niets gevraagd. De commissie heeft alle factoren die van invloed zijn op het welzijn van de grote grazers in kaart gebracht en duidelijk in samenhang bekeken. Op die samenhang is het advies voor een beter beheer en waarmee het risico op lijden van de grazers wordt beperkt, gebaseerd. Het advies was duidelijk niet bedoeld om selectief uit te shoppen. Als je dat wel doet, breng je het welzijn van de dieren in gevaar. De leden van de PvdD-fractie vinden dat de staatssecretaris moet ingaan op de gevolgen van de keuzen om het Hollandse Hout niet open te stellen. In zijn brief erkent de staatssecretaris dat het het welzijn van de grazers ten goede komt als zij toegang krijgen tot dit bos. De leden van de PvdD-fractie zijn het met hem eens, gelet op de aanbevelingen van ICMO2 (Gabor). In het gesprek dat de Kamer met de commissie Gabor had, beschreef de hoogleraar dierenwelzijn Ohl heel duidelijk dat beschutting, die de dieren in de bossen van het Hollandse Hout kunnen vinden, van groot belang is voor de dieren om hun vetreserves te sparen onder winterse omstandigheden. Beschutting, zo stelde zij, is een belangrijkere factor voor het welzijn van de dieren dan de beschikbaarheid van voedsel.

Kortom, naar mening van de leden van de PvdD-fractie kun je niet zomaar afzien van een maatregel die de dieren meer beschutting zou bieden, zonder het risico op lijden van de dieren te vergroten. De leden van de PvdD-fractie zijn verbaasd dat de staatssecretaris daar niet op ingaat in zijn brief en vraagt hem dat alsnog te doen. Heeft hij de commissie Gabor geconsulteerd over de te verwachten gevolgen voor het welzijn van de dieren als openstelling van het Hollandse Hout niet doorgaat?

De leden van fractie van de PvdD wijzen erop dat beschutting een belangrijk criterium is in het nieuwe afschotprotocol. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre het niet openstellen van het Hollandse Hout leidt tot het eerder afschieten van dieren en tot een verhoogde sterfte onder de dieren? Deze vragen gelden natuurlijk ook ten aanzien van de beslissing om de Oostvaarderswissel niet te realiseren.

Waarom wil de staatssecretaris eigenlijk verantwoordelijk zijn voor een groter risico op lijden van de grote grazers in de Oostvaardersplassen? De leden van de PvdD-fractie hebben de staatssecretaris toch in televisieoptredens horen zeggen dat hij dit lijden onacceptabel vindt?

Wat heeft de staatssecretaris gedaan om de gemeente Lelystad ervan te proberen te overtuigen van de noodzaak om het Hollandse Hout open te stellen voor de grote grazers, als het welzijn van de dieren je aan het hart gaat? Heeft de staatssecretaris daar überhaupt wel pogingen toe ondernomen?

De staatssecretaris geeft aan dat hij draagvlak belangrijk vindt en door vermeend gebrek aan draagvlak bij de gemeente Lelystad het Hollandse Hout niet open zal stellen. De provincie Flevoland is, samen met een aantal maatschappelijke organisaties, echter groot voorstander van het realiseren van het Oostvaarderswold. Toch onderneemt de staatssecretaris hier geen verdere stappen in. Waarom wordt hier het draagvlak buiten beschouwing gelaten?

Aan de formele instelling van de beheeradviescommissie wordt nog gewerkt, schrijft de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris wel al aangeven wat concreet de opdracht wordt die aan de beheeradviescommissie wordt meegegeven? Op welke wijze worden adviezen van de commissie zowel ecologisch als op het gebied van dierenwelzijn en natuurlijke processen onderbouwd? Wordt deze adviezen volgens een vast protocol opgesteld? Zo ja, kan de Kamer daar aanvullend over geïnformeerd worden? Zo nee, op welke wijze wordt consistentie en juistheid dan gewaarborgd?

In het ICMO2-rapport wordt ook gesproken over het instellen van een wetenschappelijke commissie. Deze commissie kan een belangrijke rol spelen in het krijgen van meer inzicht over dit soort systemen en het benutten van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht in het beheer. De leden van de fractie van de PvdD zijn dan ook teleurgesteld dat in de brief van de staatssecretaris dit punt niet aan de orde komt. De leden van de PvdD-fractie gaan ervan uit dat dit advies van de commissie Gabor gewoon wordt opgevolgd, naast de keuze van de staatssecretaris om (ook) een beheeradviescommissie op te richten. Met name de wetenschappelijke blik van een onafhankelijk hoogleraar dierenwelzijn en van onafhankelijke en deskundige dierenartsen is voor de leden van de PvdD-fractie onontbeerlijk. Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het instellen van een wetenschappelijke commissie? Deelt de staatssecretaris de mening dat onafhankelijke wetenschappelijke kennis juist in de Oostvaardersplassen van groot belang is? Deelt hij de mening dat deze wetschappelijke commissie ook een onontbeerlijke rol vervult voor de bindende adviezen van de beheeradviescommissie?

II. Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Hierbij geef ik u mijn reactie op vragen en opmerkingen die vanuit de CDA- en PvdD-fracties zijn ingebracht in het schriftelijk overleg over de stand van zaken grote grazers Oostvaardersplassen (Kamerstuk 32 563, nr. 10).

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie vragen of het Staatsbosbeheer moet zijn die de commissie Vaarkamp over eventuele aanpassingen van het afschotprotocol informeert dan wel omgekeerd.

Staatsbosbeheer zal als regel het initiatief nemen en plannen met betrekking tot uitvoering van adviezen van ICMO-2 of het beheer van grote grazers voorleggen aan de commissie Vaarkamp. Daarnaast kan de commissie Vaarkamp Staatsbosbeheer ook ongevraagd adviseren. Van belang is dat er in alle gevallen goed wederzijds overleg plaatsvindt.

In mijn brief heb ik aangegeven dat ik nu niet zal vragen of Staatsbosbeheer stappen wil zetten om het advies van de commissie Gabor op het onderdeel Hollandse Hout uit te voeren en dat ik daarmee uitvoering geef aan de motie Lodders/Ormel (32 563, nr. 2). De leden van de CDA-fractie willen weten waarom ik het woord «nu» heb gebruikt. Evenzo heb ik aangegeven dat ik de motie Ormel/Lodders (32 563, nr. 7) uitvoer door op dit moment geen acties te ondernemen ter realisatie van de Oostvaarderswissel. De leden van de CDA-fractie willen weten waarom ik de woorden «op dit moment» heb gebruikt.

Een Kamermeerderheid heeft deze moties aangenomen en ik voer ze dus uit. Wel heb ik in het debat aangegeven dat ik geen massale diersterfte door uithongering wil, dat ik niet in een situatie wil terechtkomen waarbij wij massaal moeten afschieten om overpopulatie teniet te doen, en dat ik voldoende beschuttingsmogelijkheden voor de dieren wil.

Dit alles wordt ook in uw Kamer breed gedeeld. Mochten de omstandigheden die van invloed zijn op de beheersituatie in de Oostvaardersplassen of de inzichten over de beheersituatie sterk wijzigen, dan ga ik bezien wat de beste optie is om zoveel mogelijk aan bovengenoemde drie uitgangspunten te voldoen. Dat is conform mijn lijn in het algemeen overleg van 1 december 2010 (Tweede Kamer 2010–2011, 32 563, nr. 9).

Ook vraagt de CDA-fractie wat de bestemming wordt van de reeds verworven hectares, ooit bedoeld ter realisatie van de Oostvaarderswissel.

Tot nu toe zijn er geen hectares verworven ter realisatie van de Oostvaarderswissel. De Oostvaarderswissel is een suggestie uit het advies van de commissie Gabor van november 2010.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de PvdD-fractie vragen of ik de commissie Gabor heb geconsulteerd over de te verwachten gevolgen voor het welzijn van de dieren als openstelling van het Hollandse Hout of de realisatie van de Oostvaarderswissel niet doorgaan. Ook vragen zij wat de gevolgen zijn voor de mate van afschot. De commissie Vaarkamp is nu aan het werk en deze zal ook naar de consequenties kijken van de huidige beheersituatie.

De leden van de PvdD-fractie stellen ook dat ik nu verantwoordelijk zou zijn voor een groter risico op lijden. Ik bestrijd dat. Door uitvoering te geven aan belangrijke adviezen van de commissie Gabor stuur ik juist aan op een situatie waarin onnodig lijden wordt voorkomen.

De leden van de PvdD-fractie vragen wat ik gedaan heb om de gemeente Lelystad ervan te proberen te overtuigen van de noodzaak om het Hollandse Hout open te stellen voor de grote grazers. Er is op verschillende momenten contact geweest met het college van B&W van Lelystad, zowel ambtelijk als door mijzelf.

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom ik in de context van het Hollandse Hout en de gemeente Lelystad aangeef draagvlak belangrijk te vinden en tegelijkertijd geen stappen onderneem ter realisatie van het Oostvaarderswold, terwijl onder meer de provincie Flevoland daar een groot voorstander van is.

Mijn standpunt over het Oostvaarderswold komt voort uit het beleidsvoornemen uit het regeerakkoord om de Robuuste Verbindingszones, waaronder het Oostvaarderswold, niet aan te leggen.

De leden van de PvdD-fractie vragen of ik kan aangeven wat de opdracht is die aan de beheeradviescommissie wordt meegegeven. Daarnaast stellen zij een aantal andere vragen over de wijze van advisering. Ik zal op korte termijn het instellingsbesluit voor de beheeradviescommissie publiceren, waarin ook de opdracht aan de commissie staat geformuleerd. Ik zal u daarvan een afschrift sturen.

De leden van de PvdD-fractie vragen ook naar de stand van zaken rond het instellen van een wetenschappelijke commissie en of ik vind dat deze wetenschappelijke commissie ook een onontbeerlijke rol vervult voor de bindende adviezen van de beheeradviescommissie. Het behoort tot de taakopdracht aan de commissie Vaarkamp om hiernaar te kijken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Verburg, G. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD) en Verhoeven, K. (D66).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Berge, C.N. van den (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD) en Veldhoven, S. van (D66).

Naar boven