32 500 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2011

32 500 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2011

F1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 juli 2011

De toenmalige vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 29 maart 20112 inzake de stand van zaken op de toezeggingen de staatssecretaris op 18 april 2011 een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft op 14 juli 2011 gereageerd.

De vaste commissie voor Landbouw, Economische Zaken en Innovatie3 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Den Haag, 18 april 2011

Naar aanleiding van uw brief van 29 maart 20112 inzake de stand van zaken op de toezeggingen zoals gedaan aan de Eerste Kamer het volgende.

Bij de stand van zaken op toezegging T011185 geeft u een uiteenzetting van de huidige werkwijze bij metingen van de oppervlaktekwaliteit. Dit is naar de mening van de leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geen volledige invulling van de toezegging. De toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft toegezegd na te gaan of er aanleiding is het meetnet verder te verfijnen en of dit meerwaarde heeft voor het beleid dat de regering voorstaat.

Een meer specifieke meting van de oppervlaktekwaliteit, bijvoorbeeld op bedrijfsniveau of voor een kleine groep bedrijven, zou kunnen worden ingepast in het mestbeleid bij een eerstvolgende evaluatie. Bij een zeer goede waterkwaliteit zou de toegestane excretie op bedrijfsniveau kunnen worden aangepast tot een niveau dat hoger ligt, maar wel binnen de milieudoelstellingen valt. Hiermee wordt aan deze doelstellingen geen geweld gedaan, maar worden voorlopers, bedrijven die goed presteren en hiermee een voorbeeldfunctie vervullen, beloond.

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzoeken u aan te geven of de regering met de commissie van mening is dat een verdere verfijning van het meetnet, en de mogelijkheid om hogere bedrijfsspecifieke excretienormen vast te stellen indien de kwaliteit van het oppervlaktewater dat toelaat, wenselijk is.

Vice-voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

R. Willems

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2011

Per brief van 18 april 2011 heeft de vice-voorzitter van de toenmalige vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij verzocht aan te geven of de regering met de commissie van mening is dat een verdere verfijning van het meetnet, en de mogelijkheid om hogere bedrijfsspecifieke excretienormen vast te stellen indien de kwaliteit van het oppervlaktewater dat toelaat, wenselijk is.

Met de methodiek van de bedrijfsspecifieke excretie (BEX) kunnen melkveehouders aantonen dat zij een lagere excretie realiseren dan de wettelijke forfaitaire excretienormen. Een lagere excretie betekent een lager gehalte aan mineralen in de dierlijke mest. Resultaat is dat melkveehouders minder dierlijke mest hoeven af te voeren van het bedrijf, wat een kostenbesparing met zich meebrengt. De bedrijfsspecifieke excretie heeft geen directe invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Het mineralenmanagement van een ondernemer is van invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Er zijn echter ook factoren die buiten de invloedsfeer van de ondernemer liggen. Factoren die invloed hebben zijn onder andere grondsoort, grondwaterstand en fluctuaties in deze stand, grondwaterstromingen, de aanwezigheid van kwel, weersomstandigheden, gewas, het soort meststoffen, de wijze van toediening (ondermeer beweiding van melkvee) en de momenten waarop meststoffen worden toegediend. Daarnaast is de kwaliteit van het oppervlaktewater ook afhankelijk van andere ondernemers die afwateren op hetzelfde waterlichaam.

Monitoring van de kwaliteit van het oppervlaktewater heeft tot doel de effectiviteit van het gevoerde mestbeleid te toetsen. Aan de hand van monitoringsgegevens kan vastgesteld worden of op gebieds-, regio- of nationaal niveau de belasting van het oppervlaktewater een neerwaartse trend vertoont. Mineralenmanagement op bedrijfsniveau is van belang, maar de invloed van het genoemde complex aan factoren maakt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in een bepaald gebied niet goed te relateren is aan het handelen van elke ondernemer als individu. Dit maakt dat het niet wenselijk is om individuele ondernemers af te rekenen – te belonen of te bestraffen – op basis van gegevens die voor dit doel niet geschikt zijn. In dat licht acht ik een verdere verfijning van het meetnet niet zinvol.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

De letter F heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 32 500 XIII.

X Noot
2

Kamerstukken I 2010/11, 32 500 XIII/XIV, nr. D.

X Noot
3

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Noten (PvdA) (vice-voorzitter), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU), Van Rey (VVD), Bröcker (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
5

Zie website Eerste Kamer: www.eerstekamer.nl

Naar boven