32 500 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2011

Nr. 200 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 augustus 2011

Op 28 juni 2011 verzocht de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie mij om een reactie op de uitvoering van de aangenomen motie Dijksma c.s. (Kamerstuk 32 500 XIII, nr. 78) over het betrekken van regio’s bij het topsectorenbeleid en met name bij het tot stand komen van de kabinetsreactie op de adviezen van de topteams voor Prinsjesdag (2011D35545).

De topteams zijn door mij gevraagd in hun adviezen nadrukkelijk aandacht te schenken aan de rol en bijdrage van decentrale overheden. Het resultaat daarvan is terug te vinden in de adviezen en in de gezamenlijke oproep van de topteams aan decentrale overheden zich aan te sluiten bij het topsectorenbeleid; de topteams onderkennen het belang van de regionale betrokkenheid bij het topsectorenbeleid in de volle breedte. Ik sluit me volledig aan bij deze oproep van de topteams.

Decentrale overheden waren nauw betrokken bij het tot stand komen van de adviezen en de nadere uitwerking daarvan. Verschillende decentrale overheden zijn door de topteams geconsulteerd, bijvoorbeeld bij regionale workshops, veldbezoeken en hoorzittingen. Ook hebben de topteams in hun adviezen schriftelijke inbreng van decentrale overheden betrokken. In deze fase zijn daarnaast vanuit het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gesprekken gevoerd met decentrale overheden om te bezien wat zij voor eigen beleid (willen) voeren dat bijdraagt aan de topsectorenaanpak. In deze fase kwam duidelijk de intentie naar voren dat veel provincies en steden zich richten op de topsectoren en bereiden zich hier beleidsmatig ook op voor.

Uit de adviezen spreekt dat regionale en lokale overheden daadwerkelijk een belangrijke rol kunnen spelen bij de realisatie van de agenda´s. Momenteel bevinden wij ons in de fase waarin de kabinetsreactie wordt voorbereid. Op basis van de adviezen zijn en worden er vanuit het ministerie van EL&I gesprekken gevoerd met gedeputeerden en wethouders om de genoemde bijdragen te concretiseren, bijvoorbeeld wat betreft versterking van het vestigingsklimaat of het stimuleren van innovatie en ondernemerschap. Uitkomsten van deze

gesprekken zullen worden meegenomen in de kabinetsreactie. Het gaat niet alleen om een eventuele financiële inzet, maar ook om zaken die bij uitstek voor het innovatieve MKB van belang zijn: regionale netwerkvorming, eenvoudige regelgeving en snelle vergunningverlening en versterkte aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt.

Met decentrale overheden wil ik tot goede afstemming en samenwerking komen: het bedrijfsleven ziet de overheid als één geheel. Het beleid op Europees, nationaal en regionaal niveau moet elkaar versterken en versnippering moet worden tegengegaan. Concreet betekent dit bijvoorbeeld samenwerking op het gebied van missies en acquisitie en afstemming van fondsen voor innovatie op nationaal en decentraal niveau.

Bij het vormgeven van die afstemming en samenwerking is het van belang dat voldoende aandacht besteed wordt aan bovenregionale verbindingen en de cross-overs tussen sectoren. Dit najaar vindt een overleg plaats met regio’s over uitvoering van de agenda’s van de topteams en de wijze waarop dit organisatorisch wordt vormgegeven.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven