32 500 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2011

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2011

In het wetgevingsoverleg Personeel van 22 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 41) heb ik de Kamer nadere informatie toegezegd over de afspraken die 18 november 2010 zijn gemaakt met de centrales van overheidspersoneel over de invoering van een flexibel personeelsysteem (FPS) bij de krijgsmacht. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging. Met deze brief voldoe ik tevens aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 8 februari 2011 met als kenmerk 2011Z02558/2011D08871.

Vanwege de stapsgewijze invoering van FPS worden sinds 1 januari 2008 militairen aangesteld bij de krijgsmacht in plaats van bij een operationeel commando. De afgelopen jaren is uitvoerig met de centrales van overheidspersoneel gesproken over de verdere uitwerking van het FPS en de vertaling in het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). Gelijktijdig is gewerkt aan de invoering van verschillende personeelsinstrumenten die de loopbaan van de militair in het FPS ondersteunen. Dit betreft onder meer loopbaanbegeleiding, functioneringsgesprekken en loopbaangesprekken, de introductie van een persoonlijk elektronisch portfolio en een gebruiksvriendelijke digitale vacaturebank.

Tijdens de vergadering van de Sectorcommissie Defensie op 18 november 2010 zijn met de centrales van overheidspersoneel afspraken gemaakt over de arbeidsvoorwaardelijke vertaling van het FPS in het AMAR. Ook is een akkoord bereikt over de inrichting van het doorstroom- en ontslagproces dat deel uitmaakt van FPS.

Bij dit overleg is besloten het leeftijdscriterium als ontslaggrond te laten vervallen en in de plaats daarvan de «maximum looptijd in rang» te gebruiken voor een aantal rangcategorieën militairen. Voor deze groepen wordt aan de hand van objectieve criteria per militair bepaald of deze in aanmerking komt voor ontslag. De criteria betreffen enerzijds de geschiktheid en wensen van de militair en anderzijds de behoeften van de defensieorganisatie. Het AMAR is hiertoe op 1 februari 2011 gewijzigd.

Voor het zittende personeel in de fases 1 en 2 van het FPS is een overgangsbeleid vastgesteld. Militairen die de maximumlooptijd in hun rang al zijn gepasseerd of dit punt binnen een jaar bereiken en niet naar een hogere rang kunnen doorstromen, genieten gedurende twaalf tot achttien maanden ontslagbescherming. In deze periode worden zij ondersteund bij het vinden van een baan buiten Defensie. Voor andere militairen in de fases 1 en 2 geldt dat zij op grond van gewekte verwachtingen niet eerder worden ontslagen dan op de leeftijd die in eerdere mededelingen als leeftijdgrens was aangemerkt. Voor soldaten is dat 30 jaar, voor korporaals 32 jaar en voor onderofficieren en officieren 35 jaar.

Tijdens het wetgevingsoverleg Militaire Ambtenarenwet op 14 juni 2007 (Handelingen TK 2006–2007, Aanhangsel nr. 4335) heeft de staatssecretaris van Defensie toegezegd de medezeggenschap te betrekken bij de invoering van het FPS. In de beginperiode van de invoering van het FPS zijn bij alle grote eenheden informatiebijeenkomsten gehouden waarvoor expliciet de medezeggenschapscommissies waren uitgenodigd. In enkele gevallen zijn desgevraagd aparte bijeenkomsten met medezeggenschapscommissies belegd. Deze hebben het draagvlak voor het FPS onder het personeel bevorderd.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven