32 500 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Nr. 208 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 augustus 2011

Naar aanleiding van de motie van het lid Lucas (VVD) en het lid De Rouwe (CDA), (kenmerk 32 500 VIII, nr. 65 ingediend tijdens het wetgevingsoverleg op 29 november 2010) waarmee uw Kamer de regering verzoekt private investeringen in onderwijshuisvesting te stimuleren en de drempels die er zijn zo veel als mogelijk weg te halen bericht ik u thans het volgende.

Uit juridische consultatie is mij gebleken dat er in de vigerende regelgeving voor het Hoger onderwijs geen juridische belemmeringen bestaan voor private investeringen in onderwijshuisvesting. Ik merk hierbij op dat mij geen meldingen van belemmeringen bekend zijn. Dergelijke investeringen zullen te allen tijden met de verantwoordelijke bestuurders moeten worden afgestemd.

Instellingen voor hoger onderwijs zijn op basis van de Wet Hoger Onderwijs en Wetenschap gehouden doelmatig met rijksmiddelen om te gaan. Beslissingen betreffende onroerend goed behoren vanaf de decentralisatie van de onderwijshuisvesting in het hoger onderwijs begin jaren negentig tot de autonome verantwoordelijkheid van instellingsbesturen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven