32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2011

In het overleg van 19 maart 2009 met de vaste commissie voor Justitie over het onderzoek zoekgeraakt strafdossier Amsterdam (TK 31 700 VI, nrs. 100 en 115) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd uw Kamer te zullen informeren over de vorderingen met de uitvoering van de maatregelen die op grond van de aanbevelingen, als geformuleerd in het onderzoeksrapport van de oud procureur-generaal mr. D. W. Steenhuis, noodzakelijk werden geacht om in de toekomst de kans op het zoekraken van een strafdossier drastisch te verminderen.

De heer Steenhuis deed naar aanleiding van zijn onderzoek naar het zoekgeraakte strafdossier een drietal aanbevelingen:

  • versnel de beoordeling van OM-appellen;

  • creëer duidelijk eigenaarschap over het strafdossier; en

  • verplicht de registratie van dossierbewegingen.

De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft mij geïnformeerd over de resultaten van een interne audit die eind vorig jaar is uitgevoerd naar de vorderingen die zijn gemaakt met de uitvoering van de aanbevelingen. De resultaten zijn als volgt.

Snellere beoordeling van OM-appellen

De Landelijke ressortelijke organisatie (LRO) heeft een procedure geïntroduceerd die helderheid verschaft over de termijnen voor de beoordeling, die verplicht tot een toetsingsoverleg met de eerste lijn over alle appellen en die ertoe bijdraagt dat altijd helder is wie verantwoordelijk is voor de beoordeling. Uit de audit blijkt dat de beoordeling in vergelijking met twee jaar geleden in een veel vroeger stadium, dus sneller, plaatsvindt. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de snelheid niet ten koste mag gaan van de zorgvuldigheid. Waar nodig wordt dan ook met de beoordeling gewacht op het originele dossier met het daarin uitgewerkte vonnis.

Duidelijk eigenaarschap over het dossier

De LRO werkt sinds geruime tijd met een zogeheten zicht-op-zaken-lijst (ZOZ-lijst). Het betreft een lijst van alle zaken van groot of bijzonder gewicht. Het betreffen zaken waarin hoger beroep is ingesteld, alsook de zaken waarvan de verwachting is dat dit op korte termijn zal gebeuren. Zodra een zaak op de ZOZ-lijst komt, worden hieraan direct de namen van de personen gekoppeld die het zaaksteam vormen. De gebieds-AG koppelt deze informatie terug aan de betrokken officier van justitie. Gelet op de werkdruk en evenwichtigheid in het zittingsrooster, alsook mogelijk om reden van expertise, is de gebieds-AG niet altijd ook tevens de zaaks-AG. Regel is dat de gebieds-AG eigenaar en aanspreekpunt is van alle zaken van groot of bijzonder gewicht in diens gebied, tenzij het eigenaarschap van een zaak uitdrukkelijk is overgedragen aan een andere (zaaks-)AG.

De conclusie van de audit is dat het bovenbeschreven proces beheerst verloopt. Een succesfactor met betrekking tot het eigenaarschap blijkt te zijn, dat de afdelingshoofden bij de ressortsparketten actief betrokken zijn bij de toewijzing van ZOZ-zaken.

Registratie van dossierbewegingen

Alle functionarissen bij LRO hebben de plicht bewegingen van het originele dossier in NIAS te registreren. De leidinggevenden zijn geïnstrueerd op de naleving hiervan toe te zien.

De audit wijst uit dat dossierbewegingen accuraat worden geregistreerd, dat er goed wordt toegezien op de naleving en dat daarmee het risico van zoekraken van originele dossiers wordt beheerst. Voor twee van de vijf ressortsparketten is het risico zo goed als nihil doordat de originele dossiers in beheer blijven bij de gerechtshoven. Die werkwijze zal eind 2011 effectief zijn bij de overige drie ressortsparketten.

Ik heb kennis genomen van de resultaten van de interne audit en kom samenvattend tot de conclusie dat het openbaar ministerie een aantal belangrijke stappen heeft gezet om het zoekraken van strafdossiers zoveel als mogelijk te voorkomen.

In aanvulling hierop wijs ik op de strafrechtsketenbrede ontwikkelingen om tot digitalisering van het strafdossier te komen. Met de inwerkingtreding op 1 februari jongstleden van het Besluit elektronisch proces-verbaal (Stb 2011, 15) en daarmee de volledige inwerkintreding van de Wet elektronische aangiften en processen-verbaal (Stb 2011, 16), is een belangrijke eerste stap gezet. Thans is in voorbereiding het Wetsvoorstel digitaal strafdossier. Een van de aandachtspunten hierbij betreft het eigenaarschap van het digitale strafdossier. Het is mijn verwachting dat met het verdergaand gebruik van de mogelijkheden die de moderne ICT biedt, gunstiger condities ontstaan om tot een strafrechtsketenbrede verbetering te komen van het beheer van het originele strafdossier.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven