Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 355 | RijksAMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2010, 355 | RijksAMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2010, nr. 2010-0000483371, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, gedaan in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;
Overwegende dat het met het oog op de opheffing van het land de Nederlandse Antillen wenselijk is om regels te stellen betreffende de overgang onder algemene titel van alle op het land de Nederlandse Antillen rustende rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht op de nieuwe landen Curaçao, Sint Maarten en, met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Staat der Nederlanden;
Gelet op artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 12 augustus 2010, nr. W04.10.0348/I/K);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 september 2010, nr. 2010-0000597264, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
Curaçao, Sint Maarten of, met betrekking tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Nederland, dan wel de met die landen corresponderende rechtspersonen land Curaçao, land Sint Maarten of Staat der Nederlanden;
de rechtspersoon land Nederlandse Antillen;
het tijdstip, genoemd in artikel 11, eerste lid;
het land waarop een recht of verplichting naar burgerlijk recht overgaat.
1. Overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 gaan op het tijdstip van transitie alle rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen naar burgerlijk recht over op de landen, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.
2. De artikelen 3 tot en met 5 zijn niet van toepassing op aandelen en deelnemingen als bedoeld in artikel 6 en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen.
1. De eigendom van aan het land Nederlandse Antillen toebehorende zaken gaat over op:
a. indien het onroerende zaken betreft: het land waar de zaak is gelegen;
b. indien het roerende zaken betreft: het land waar de zaak zich op het tijdstip van transitie bevindt.
2. Indien een aan het land Nederlandse Antillen toebehorende zaak buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen is gelegen of zich op het tijdstip van transitie buiten dat grondgebied bevindt, gaat de eigendom van de zaak over op het land Curaçao.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op aan het land Nederlandse Antillen toebehorende beperkte rechten waaraan zaken zijn onderworpen.
4. Tezamen met de eigendom van een zaak of het beperkte recht waaraan een zaak is onderworpen, gaan op het verkrijgende land alle met betrekking tot die zaak of dat beperkte recht op het land Nederlandse Antillen rustende rechten en verplichtingen over.
1. Rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen, voortvloeiend uit een door of namens dat land gesloten overeenkomst, gaan over op:
a. indien is overeengekomen dat de kenmerkende prestatie in een bepaald land moet worden geleverd: het land waar die prestatie moet worden geleverd;
b. indien uit de overeenkomst anderszins voortvloeit dat de kenmerkende prestatie naar haar aard uitsluitend in of door een bepaald land kan worden geleverd: het land waarin of waardoor die prestatie uitsluitend kan worden geleverd;
c. in alle overige gevallen: het land Curaçao.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op rechten en verplichtingen als bedoeld in artikel 3.
Overige rechten en verplichtingen van het land Nederlandse Antillen naar burgerlijk recht gaan over op het land Curacao, tenzij uit de aard van het recht of de verplichting voortvloeit dat het recht uitsluitend kan worden uitgeoefend, dan wel de verplichting uitsluitend kan worden nagekomen, in of door een ander land. Alsdan gaat het recht of de verplichting over op dat andere land.
1. De aan het land Nederlandse Antillen toebehorende aandelen in de naamloze vennootschappen, genoemd in de bijlage bij dit besluit, gaan over op de in die bijlage genoemde rechtsopvolger of rechtsopvolgers.
2. Tezamen met de in het eerste lid bedoelde aandelen gaan op het verkrijgende land over alle met betrekking tot die aandelen op het land Nederlandse Antillen rustende rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht.
3. Voor de toepassing van het eerste lid worden met aandelen gelijkgesteld certificaten van aandelen, alsmede opties ter verwerving van aandelen of certificaten van aandelen.
4. De uit de deelneming van het land Nederlandse Antillen in de commanditaire vennootschap Antilliaanse Luchtvaartmaatschappij CV voortvloeiende rechten en verplichtingen gaan over op het land Curaçao.
1. Op de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde rechten en verplichtingen is, tenzij door partijen anders is overeengekomen of uit internationaal privaatrecht anders voortvloeit, na het tijdstip van transitie het recht van het verkrijgende land van toepassing. Op de in artikel 6 bedoelde rechten en verplichtingen is het recht van toepassing van het land van de statutaire zetel van de desbetreffende vennootschap.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, indien het rechten en verplichtingen betreft die overgaan op de Staat der Nederlanden, onder recht van het verkrijgende land verstaan: het in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende recht. Indien een vennootschap haar statutaire zetel heeft in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt onder het recht van het land van de statutaire zetel verstaan: het recht van genoemde openbare lichamen.
3. Indien op het tijdstip van transitie het land Nederlandse Antillen als partij betrokken is bij een geschil of rechtsgeding ter zake van rechten of verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, treedt met ingang van het tijdstip van transitie het verkrijgende land in de plaats van het land Nederlandse Antillen.
1. Alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de in het tweede lid genoemde, bij landsverordening van de Nederlandse Antillen ingestelde, rechtspersonen gaan op het tijdstip van transitie over op de door Curaçao in te stellen of aan te wijzen rechtsopvolgers van de desbetreffende rechtspersonen, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.
2. De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen zijn:
a. de Postspaarbank;
b. de Universiteit van de Nederlandse Antillen;
c. het Bureau Telecommunicatie en Post;
d. het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen
e. het werkliedenpensioenfonds.
3. Voor zover op het tijdstip van transitie nog geen rechtsopvolgers zijn aangewezen voor een of meer van de in het tweede lid genoemde rechtspersonen gaan alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de desbetreffende rechtspersonen op het tijdstip van transitie over op het land Curaçao.
4. Alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de Bank van de Nederlandse Antillen gaan op het tijdstip van transitie over op de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.
5. Artikel 7, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Indien op het tijdstip van transitie een in het tweede of vierde lid genoemde rechtspersoon als partij betrokken is bij een geschil of rechtsgeding ter zake van rechten of verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, treedt met ingang van het tijdstip van transitie de rechtsopvolger van die rechtspersoon in zijn plaats.
1. De landen Curaçao en Sint Maarten en de Staat der Nederlanden hebben elk recht op een aandeel in het vermogen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, naar de waarde van dat vermogen op de dag voorafgaand aan het tijdstip van transitie. De vaststelling van de omvang en de verdeling van dat vermogen geschieden overeenkomstig de daartoe in de Onderlinge regeling opvolging en boedelscheiding Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en opvolging van enkele andere aanverwante regelingen vastgelegde afspraken.
2. Het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen en, vanaf het tijdstip van transitie, zijn rechtsopvolger reserveren, bij wijze van voorschot op de in het eerste lid bedoelde verdeling, een bedrag van ANG 291.594.000 ten behoeve van het Pensioenfonds Sint Maarten. Het gereserveerde bedrag wordt op daartoe strekkend verzoek uitbetaald aan het land Sint Maarten.
3. Het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen betaalt zo spoedig mogelijk na het tijdstip, bedoeld in artikel 11, tweede lid, doch uiterlijk op de dag voorafgaand aan het tijdstip van transitie, de Staat der Nederlanden ten behoeve van het Pensioenfonds BES een bedrag van ANG 241.607.000 als voorschot op de in het eerste lid bedoelde verdeling.
4. Na betaling van het in het derde lid bedoelde bedrag heeft het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen een vordering van gelijke omvang op de Staat der Nederlanden. Bedoelde vordering vervalt op het tijdstip van transitie.
5. De in het tweede lid bedoelde verplichtingen rusten, indien voor het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen geen rechtsopvolger is aangewezen, vanaf het tijdstip van transitie op het land Curaçao.
Dit besluit is niet van toepassing op geldleningen als bedoeld in artikel 2 van het Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curacao en Sint Maarten.
1. Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 21 september 2010
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Uitgegeven de eerste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Deelneming: | Rechtsopvolger(s): | |
---|---|---|
1 | ABC Commuter Airways NV | het land Curaçao |
2 | ACTAS NV | het land Curaçao |
3 | Analytisch Diagnostisch Centrum NV | het land Curaçao |
4 | Antelecom NV/ UTS NV | het land Curaçao voor 75%, het land Sint Maarten voor 25% |
5 | Antilliaanse Luchtvaartmaatschappij NV | het land Curaçao |
6 | Antilliaanse Luchtvaartmaatschappij CV | het land Curaçao |
7 | ALM Air NV | het land Curaçao |
8 | Bonaire Visindustrie NV | het land Curaçao |
9 | Curacaose Dok Maatschappij Holding NV | het land Curaçao |
10 | Curacao Eisenmetall (CUREIS) NV | het land Curaçao |
11 | Curacao Eisenmetall Shipbreaking Yard (CUREM) NV | het land Curaçao |
12 | Hotelmaatschappij Bonantil NV | het land Curaçao |
13 | International Caribbean Tourist NV | het land Curaçao |
14 | ITC Exploitatiemaatschappij | het land Curaçao |
15 | ITC Ontwikkelingsmij NV Curaçao | het land Curaçao |
16 | Nederlands-Antilliaans Constructiebedrijf NV | het land Curaçao |
17 | Netherlands Antilles Air Trafic Control NV | het land Curacao voor 73,3%, het land Sint Maarten voor 18,75% en de Staat der Nederlanden voor 7,95% |
18 | Ontwikkelingsbank Nederlandse Antillen NV | het land Curaçao voor 75%, het land Sint Maarten voor 25% |
19 | Post Nederlandse Antillen NV | het land Curaçao |
20 | Nieuwe Post Nederlandse Antillen nv | het land Curaçao voor 75%, het land Sint Maarten voor 25% |
21 | Saba Bank Resources NV | Het land Curaçao voor 73,3%, Het land Sint Maarten voor 18,75% en de Staat der Nederlanden voor 7,95%. |
22 | Winair NV St. Maarten | het land Sint Maarten voor 92,05% en de Staat der Nederlanden voor 7,95%. |
23 | Woningbouw Curaçao NV | het land Curaçao |
Als gevolg van de staatkundige hervorming van het Koninkrijk zal het land de Nederlandse Antillen ophouden te bestaan. Dit betekent dat ook de rechtspersoon land Nederlandse Antillen als drager van rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht ophoudt te bestaan. Met het oog hierop is het nodig in de rechtsopvolging van de rechtspersoon land Nederlandse Antillen te voorzien. Daartoe strekt het onderhavige besluit. Tevens voorziet het besluit in de rechtsopvolging van een aantal bij landsverordening van de Nederlandse Antillen ingestelde rechtspersonen met een publieke taak, waaronder het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen. Het besluit heeft geen betrekking op de rechtsopvolging van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen. Daarin wordt voorzien door het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen.
Evenmin heeft het besluit betrekking op rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de vijf eilandgebieden van de Nederlandse Antillen. In de rechtsopvolging daarvan wordt voorzien door artikel 4 van de Curaçaosche Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur, artikel 4 van de Sint-Maartense Landsverordening algemene overgangsbepalingen van wetgeving en bestuur en – voor wat betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba – artikel 11 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
In het besluit is in navolging van artikel 44 van de Nederlandse Wet algemene regels herindeling gekozen voor een wettelijke regeling op grond waarvan alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de rechtspersoon land Nederlandse Antillen van rechtswege en onder algemene titel overgaan op de drie opvolgers van het land: de rechtspersonen land Curaçao en land Sint Maarten en – voor wat betreft de BES-eilanden – de Staat der Nederlanden.
De wijze waarop in dit besluit de rechtsopvolging wordt geregeld, verschilt van de wijze waarop dat in 1986 bij het ingaan van de Status Aparte van Aruba is gebeurd. Toen is van alle bezittingen en schulden van het toenmalige land de Nederlandse Antillen een overzicht gemaakt, waarbij per item de Nederlandse Antillen of Aruba als rechtsopvolger werden aangewezen. Een dergelijke aanpak is echter zeer bewerkelijk en heeft als nadeel dat bepaalde minder voor de hand liggende rechten of verplichtingen makkelijk over het hoofd kunnen worden gezien. Een belangrijk verschil met de situatie in 1986 is bovendien dat het land de Nederlandse Antillen thans ook ophoudt te bestaan. Waar in 1986 voor niet uitdrukkelijk toebedeelde rechten of verplichtingen nog gewoon op het land de Nederlandse Antillen kon worden teruggevallen, mag de huidige regeling van de rechtsopvolging geen open einden meer bevatten. Gekozen is daarom voor een regeling met algemene criteria voor de rechtsopvolging, zonder de verschillende vermogensbestanddelen met naam en toenaam te noemen. Daarbij is ook een voorziening getroffen voor het geval bepaalde rechten of verplichtingen niet op basis van objectieve criteria aan één land toewijsbaar zijn. In dat geval vallen die rechten of verplichtingen aan het land Curaçao toe. Aldus is voor alle rechten en verplichtingen de rechtsopvolging gewaarborgd. De keuze voor Curaçao als rechtsopvolger voor de moeilijk toewijsbare rechten en verplichtingen is ingegeven door het feit dat Curaçao het grootste aandeel in de boedelscheiding heeft (73,3%, tegenover 18,75% voor Sint Maarten en 7,95% voor Nederland).
De feitelijke toedeling van activa en passiva die het gevolg is van de in dit besluit opgenomen regels voor de rechtsopvolging moet worden onderscheiden van de economische verdeling van de boedel: de verdeling van de economische waarde die de boedel vertegenwoordigt, overeenkomstig de tussen de landen afgesproken verdeelsleutels. De toepassing van de in dit besluit opgenomen regels voor de rechtsopvolging zal naar verwachting leiden tot een van de afgesproken verdeelsleutels afwijkende verdeling van de boedel. Dit houdt verband met het feit dat met de in het besluit opgenomen criteria niet is beoogd de economische verdeelsleutels zo goed mogelijk te benaderen, maar om logische nieuwe rechtsbetrekkingen te doen ontstaan waarbij de burger steeds zoveel mogelijk met de voor hem meest aangewezen overheid te maken krijgt. In veel gevallen zal dat, op grond van de in dit besluit opgenomen regels, zijn eigen landsoverheid zijn.
Voor zover de juridische en economische verdeling niet samenvallen, zullen de landen de economische waarde van de hen in het kader van de rechtsopvolging toebedeelde activa en passiva onderling moeten verrekenen. Een land dat, gelet op de afgesproken economische verdeelsleutels, teveel activa of passiva toebedeeld heeft gekregen, zal de beide andere landen daarvoor moeten compenseren dan wel, in het geval van teveel passiva, door die andere landen moeten worden gecompenseerd. Op deze onderlinge verrekeningen heeft het onderhavige besluit geen betrekking. Daarvoor is een onderlinge regeling op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut opgesteld: de Regeling vereffening boedel Nederlandse Antillen. Voor de burger is die onderlinge regeling verder niet relevant. Voor hem zijn slechts de in dit besluit opgenomen regels voor de rechtsopvolging van belang.
Het besluit regelt tevens de rechtsopvolging van een aantal bij landsverordening van de Nederlandse Antillen ingestelde rechtspersonen. De opheffing van het land de Nederlandse Antillen heeft tot gevolg dat op het tijdstip van transitie de wettelijke basis voor deze instellingen wegvalt. De landsverordeningen waarbij zij zijn ingesteld en waaraan zij ook hun rechtspersoonlijkheid ontlenen, verliezen op dat tijdstip immers hun rechtskracht. Aangenomen moet worden dat dit, bij gebreke van een specifieke regeling ter zake, zou betekenen dat de tot dan toe afgescheiden vermogens van deze instellingen in de boedel van het land vloeien, hetgeen ook zou betekenen dat eventuele vorderingen die deze instellingen op het land hebben, dan door vermenging tenietgaan. Duidelijk moge zijn dat dit geen wenselijke situatie is. Het is immers de bedoeling om deze instellingen na transitie te continueren, in een aantal gevallen als instelling van het land Curaçao, en soms als gemeenschappelijke instelling van Curaçao en Sint Maarten. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat deze instellingen (in materieel opzicht) hun rechtspersoonlijkheid behouden en niet ten gevolge van de transitie ophouden zelfstandige dragers van rechten en verplichtingen te zijn. Om dat te bewerkstelligen is het nodig om de vermogens van deze instellingen ook formeel te laten overgaan op de Curaçaosche of gemeenschappelijke instellingen die na transitie de publieke taken van de Nederlands-Antilliaanse instellingen overnemen. Met het oog hierop regelt het onderhavige besluit dat de privaatrechtelijke rechten en verplichtingen van bedoelde instellingen van rechtswege en onder algemene titel overgaan op hun (rechts)opvolgers. Voor de volledigheid zij daarbij opgemerkt dat deze opvolging onder algemene titel niet alleen betrekking heeft op de rechtsverhoudingen die tussen het land en de betrokken instellingen bestonden. De rechtsopvolging geldt ook voor alle rechten en verplichtingen die bedoelde instellingen jegens derden hebben. Wel gaat het daarbij alleen om rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht. Eventuele aanspraken of verplichtingen die uit hoofde van publiekrecht jegens een instelling bestaan, worden na transitie beheerst door het nieuwe publiekrecht van de onderscheiden landen.
Een van de rechtspersonen die bij opheffing van het Land automatisch ophoudt te bestaan is het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (APNA). Ook met betrekking tot het APNA is afgesproken dat alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht overgaan op een door Curaçao aan te wijzen rechtsopvolger. Dat is geregeld in artikel 8. Wel hebben Sint Maarten en Nederland (in verband met Bonaire, Sint Eustatius en Saba) in het kader van de vereffening recht hun aandeel in het vermogen van het APNA. Dat is geregeld in artikel 9. Een nadere uitwerking van die verdeling is opgenomen in de Onderlinge regeling opvolging en boedelscheiding Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en opvolging van enkele andere aanverwante regelingen.
Bij het vermogen van het APNA gaat het uiteraard niet alleen om het pensioenvermogen. Tot de boedel behoren ook alle andere bezittingen en vorderingen van het APNA. De verdeling van het vermogen van het APNA zal niet direct per transitiedatum kunnen geschieden. Niet alle benodigde informatie is dan al bekend. De eindafrekening zal daarom in de loop van 2011 geschieden, uiterlijk op 31 december van dat jaar. Wel zal nog voor de transitiedatum een voorschotbetaling plaatsvinden. De hoogte van die voorschotbetaling zal worden berekend op basis van een zo goed mogelijke raming van de activa van het APNA per 09-10-2010. Meer specifiek is de formule als volgt: het voorschot is gelijk aan het bedrag dat de verhouding uitdrukt tussen enerzijds de som van de premiereserves van de aan Sint Maarten, respectievelijk Nederland, toebedeelde deelgenoten in het Algemeen pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, en anderzijds de totale premiereserves van alle deelgenoten in dat fonds, vermenigvuldigd met een raming van het totaal van de activa van dat fonds per 09 oktober 2010. In deze formule wordt onder premiereserves verstaan: het bedrag van de per 31 december 2008 jegens de deelgenoten van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen bestaande pensioenverplichtingen.
De taken van het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen worden met ingang van de transitiedatum overgenomen door de drie landen. In de Onderlinge regeling opvolging en boedelscheiding Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en opvolging van enkele andere aanverwante regelingen is in dit verband een regeling getroffen voor het toedelen van de deelgenoten in het APNA en van de verplichtingen jegens die deelgenoten. Daarom ook hebben Sint Maarten en Nederland recht op een voorschot, opdat zij die taken voor hun rekening kunnen nemen. In de praktijk zal de rechtsopvolger van het APNA echter als uitvoeringsorganisatie blijven bestaan. Die zal dan voor rekening van de landen de uitvoering van de verschillende pensioenregelingen voorlopig voor zijn rekening nemen.
Het is onzeker of er op op de transitiedatum al een Pensioenfonds Sint Maarten zal zijn. Het voorschot blijft daarom voorshands onder beheer van het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen en, vanaf de transitiedatum, de door Curaçao aan te wijzen rechtsopvolger daarvan. Wel zal dat voorschot binnen die uitvoeringsorganisatie afzonderlijk geadministreerd worden. Als Sint Maarten zelf de uitvoering gaat overnemen, dan wel een door Sint Maarten in het leven te roepen Pensioenfonds, zal het desbetreffende bedrag desgevraagd alsnog aan Sint Maarten worden overgemaakt.
In Nederland bestaat inmiddels al een Pensioenfonds BES. De betaling van het voorschot ten behoeve van dat Pensioenfonds vindt echter plaats aan de Staat der Nederlanden. Dat geld zal vervolgens onder algemene titel worden overgedragen aan het Pensioenfonds BES. Dat gebeurt op basis van een nieuw artikel in de Pensioenwet ambtenaren BES (artikel 112c). Dat artikel wordt in die wet opgenomen door middel van van een ministeriële regeling op grond van artikel 20 van de Invoeringswet BES.
Bij de berekening van het voorschot is uitgegaan van de toezegging van Nederland dat alle op premienota’s gebaseerde betalingsachterstanden tot en met 2007 van de BES eilanden aan APNA voor het tijdstip van transitie zijn afgewikkeld en betaald.
Als er voor het transitietijdstip voor het APNA een financieel probleem ontstaat zal het aan Nederland betaalde voorschot voor zover nodig teruggevorderd kunnen worden. Vanaf het tijdstip van transitie is dat niet meer nodig, omdat de rechtsopvolger van het APNA, de uitvoeringsorganisatie, voor rekening van de landen werkt.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen. Met betrekking tot het begrip «land» zij opgemerkt dat dat begrip zowel naar de staatkundige eenheid als naar de met die staatkundige eenheid corresponderende rechtspersoon kan verwijzen. Dit houdt verband met het feit dat voor de overgang van rechten en verplichtingen steeds de rechtspersoon land Curaçao of land Sint Maarten, onderscheidenlijk de rechtspersoon Staat der Nederlanden, wordt bedoeld, terwijl het soms ook nodig is om in geografisch opzicht onderscheid te maken tussen de verschillende landen.
Het onderhavige artikel vormt de kern van het besluit. Op grond van dit artikel gaan op het tijdstip van transitie alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van rechtswege en onder algemene titel over op de ingevolge de artikelen 3 tot en met 6 verkrijgende landen. De formulering is ontleend aan artikel 44 van de Wet algemene regels herindeling. De eveneens aan dat artikel ontleende toevoeging «zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd» benadrukt dat dit besluit de enige titel voor de rechtsovergang vormt.
De artikelen 3 tot en met 5 bevatten een algemene regeling voor de overgang van de rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht. Voor de overgang van de deelnemingen van het land Nederlandse Antillen in een aantal privaatrechtelijke vennootschappen bevat artikel 6 echter een bijzondere voorziening. Met het oog hierop wordt in het tweede lid uitdrukkelijk bepaald dat de artikelen 3 tot en met 5 niet van toepassing zijn op aandelen en deelnemingen als bedoeld in artikel 6.
Dit artikel regelt de overgang van alle zakelijke rechten en de daarmee verband houdende rechten en verplichtingen. Voor onroerende zaken ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de plaats van ligging van de onroerende zaak en die zaak (of daarop gevestigde beperkte rechten) te laten overgaan op het land waar de onroerende zaak is gelegen. Om praktische redenen is ervoor gekozen om ook voor roerende zaken het plaatscriterium te hanteren: deze gaan over op het land waar de zaak zich op het tijdstip van transitie bevindt. Mocht een zaak buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen zijn gelegen of zich daar op het moment van transitie bevinden, dan gaat zij over op het land Curaçao (zie het tweede lid).
Het eerste lid van het onderhavige artikel ziet specifiek op de overgang van de eigendom van zaken. Het is echter ook mogelijk dat het land Nederlandse Antillen geen eigenaar van een zaak is, maar wel een beperkt recht op de zaak heeft. Ook voor deze rechten geldt dat zij overeenkomstig het plaatscriterium overgaan (zie het derde lid). Uit de gebruikte formulering («beperkte rechten waaraan zaken zijn onderworpen») volgt bovendien dat het derde lid niet alleen van toepassing is op beperkte zakelijke rechten, maar ook op de beperkte rechten die op hun beurt weer op deze beperkte zakelijke rechten gevestigd kunnen zijn.
Het vierde lid regelt dat tezamen met de eigendom of het beperkte recht – kort gezegd – ook alle lusten en lasten die met betrekking tot de eigendom of het beperkte recht op het land Nederlandse Antillen rusten, op het verkrijgende land overgaan. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan rechten waarmee een aan het land toebehorende zaak of een aan het land toebehorend beperkt recht ten behoeve van derden kan zijn bezwaard, maar ook aan rechten en verplichtingen van obligatoire aard, zoals huur en pacht of onderhoudscontracten. Ook verbintenissen uit de wet kunnen onder het vierde lid vallen, voor zover deze betrekking hebben op de eigendom van een zaak of een beperkt recht. Te denken valt bijvoorbeeld aan de risicoaansprakelijkheid van de eigenaar van een gebrekkige onroerende zaak.
Het onderhavige artikel ziet op overeenkomsten waarbij het land Nederlandse Antillen partij is. In de praktijk bevatten reeds veel van alle (recentelijk) door het land gesloten overeenkomsten een bepaling dat de overeenkomst op het tijdstip van transitie eindigt of per die datum opzegbaar is. Voor het geval een overeenkomst niet automatisch eindigt op het tijdstip van transitie of niet per die datum kan worden opgezegd, regelt het onderhavige artikel welk van de landen na transitie de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen overneemt. Bepalend daarbij is de kenmerkende prestatie waartoe de overeenkomst verplicht. Indien is overeengekomen dat de kenmerkende prestatie in één van de landen moet worden geleverd, gaan de op het land Nederlandse Antillen rustende rechten en verplichtingen over op het land waar die prestatie moet worden geleverd (zie het eerste lid, onderdeel a). Het is echter ook denkbaar dat niet uitdrukkelijk een plaats van levering is overeengekomen, maar dat uit de aard van de te leveren prestatie voortvloeit dat deze slechts in of door één van de landen kan worden geleverd, dan wel dat het met de prestatie corresponderende vorderingsrecht naar zijn aard slechts door één van de landen kan worden uitgeoefend. Alsdan gaan de rechten en verplichtingen uit de overeenkomst over op het desbetreffende land (onderdeel b). In alle overige gevallen gaan de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen over op het land Curaçao (onderdeel c). Op deze wijze is gewaarborgd dat partijen die met het land Nederlandse Antillen een overeenkomst zijn aangegaan, na transitie nooit zonder wederpartij zullen zijn.
Het tweede lid bepaalt dat artikel 4 niet van toepassing is op overeenkomsten met betrekking tot een aan het land Nederlandse Antillen toebehorende zaak of een aan het land toekomend beperkt recht. Zoals bij artikel 3 reeds opgemerkt, volgen de «lusten en lasten» met betrekking tot zaken of beperkte rechten waaraan zaken zijn onderworpen, de desbetreffende zaak dan wel het desbetreffende recht. Dit geldt uiteraard ook voor lusten en lasten die uit overeenkomsten voortvloeien.
Artikel 5 ziet op de overige rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht, die niet reeds onder de artikelen 3 en 4 vallen. Daarbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan verbintenissen uit de wet (onrechtmatige daad of rechtmatige daad). Ook eventuele aan het land Nederlandse Antillen toekomende rechten op voortbrengselen van de menselijke geest vallen onder dit artikel. Verder valt onder dit artikel ook het recht om bestuurders of commissarissen bij stichtingen of andere rechtspersonen te benoemen, indien dat recht in de statuten van de betrokken rechtspersoon aan het Land is toegekend.
De hoofdregel is dat alle overige rechten en verplichtingen in beginsel overgaan op het land Curaçao. Hiervoor is gekozen omdat er niet – zoals bijvoorbeeld bij onroerende of roerende zaken het geval is – op voorhand een voldoende objectiveerbaar criterium bestaat, aan de hand waarvan de overige rechten en verplichtingen kunnen worden toebedeeld. Dat neemt niet weg dat artikel 5 wel de mogelijkheid biedt om van de hoofdregel af te wijken: indien uit de aard van een recht of verplichting volgt dat het recht uitsluitend kan worden uitgeoefend, dan wel die verplichting uitsluitend kan worden nagekomen, door of in Sint Maarten of – voor wat betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba – Nederland, gaat het recht of de verplichting niet over op het Curaçao, maar op Sint Maarten of de Staat der Nederlanden.
Dit artikel bevat een bijzondere regeling voor de overgang van de deelnemingen van het land Nederlandse Antillen in een aantal privaatrechtelijke vennootschappen. Het gaat daarbij in hoofdzaak om aandelen in naamloze vennootschappen (zie het eerste lid) en in één geval om een deelneming in een commanditaire vennootschap (zie het vierde lid). Omdat het slechts om een beperkt aantal vennootschappen gaat, is ervoor gekozen om de opvolging niet aan de hand van algemene criteria te regelen, maar de vennootschappen en de verkrijgende landen met name te noemen.
In tegenstelling tot de artikelen 3 tot en met 5 is de in artikel 6 voorziene toedeling van de deelnemingen niet noodzakelijk definitief. De verdeling van de deelnemingen van het land Nederlandse Antillen is nog onderwerp van nadere besluitvorming. Artikel 6 beoogt evenwel een voorziening te treffen om te voorkomen dat er op het moment van transitie een vacuüm ontstaat en bijvoorbeeld niet duidelijk is welk land bevoegd is de aan een bepaald aandeel verbonden zeggenschapsrechten uit te oefenen.
Bij de tijdelijke toedeling is in de eerste plaats gekeken naar de statutaire zetel van de betrokken vennootschap. In beginsel gaan de deelnemingen dan tijdelijk over naar het land van zetel. Indien echter de economische verbondenheid met een ander land groter was dan met het land van zetel, is de deelneming aan dat andere land toebedeeld.
Opgemerkt zij nog dat zodra de besluitvorming over de definitieve toedeling van de deelnemingen is afgerond, de landen er onderling zorg voor zullen dragen dat de deelnemingen dienovereenkomstig over de landen worden verdeeld. Dit zal gebeuren door de aandelen volgens de daarvoor bestaande reguliere procedures aan het rechthebbende land te leveren.
De artikelen 3 tot en met 6 zijn ook bepalend voor het recht dat na transitie op de overgegane rechten en verplichtingen van toepassing is. Voor rechten en verplichtingen die overgaan op het land Curaçao of Sint Maarten is dat het Curaçaosche recht, onderscheidenlijk het Sint-Maartense recht. Voor rechten en verplichtingen die overgaan op de Staat der Nederlanden, gaat het om het recht van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldt (zie het tweede lid), en niet om rechtsregels die in het Europese deel van Nederland gelden.
Op de regel dat het recht van het verkrijgende land van toepassing wordt, bestaan twee uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft de mogelijkheid dat partijen zelf voor het recht van een ander land of een andere Staat hebben gekozen. In dat geval wordt die keuze, binnen de grenzen die de wet daaraan stelt, uiteraard gerespecteerd. De tweede uitzondering die moet worden gemaakt, betreft het internationaal privaatrecht. Zo zal bijvoorbeeld op onroerende zaken die buiten het Koninkrijk zijn gelegen, het recht van de Staat van ligging van toepassing zijn.
Het na transitie toepasselijke recht is bepalend voor de vraag welke rechter bevoegd is om van eventuele geschillen met betrekking tot de overgegane rechten en verplichtingen kennis te nemen. Wel zij in dit verband nog gewezen op artikel 63 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat een overgangsbepaling bevat voor reeds aangevangen rechtsgedingen, die op het tijdstip van transitie aanhangig waren bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.
Het derde lid ziet op de situatie waarin het land Nederlandse Antillen als (proces)partij betrokken is bij een geschil of rechtsgeding. Na transitie treedt het verkrijgende land in die geschillen of gedingen in de plaats van het land Nederlandse Antillen.
Dit artikel regelt de rechtsopvolging van de rechtspersonen met een publieke taak die bij landsverordening zijn ingesteld. Evenals bij de rechtsopvolging van het land, gaat het om opvolging onder algemene titel. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar paragraaf 4 van het algemene deel van deze nota van toelichting.
Artikel 8 heeft geen betrekking op de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen. In de rechtsopvolging van de SVB wordt voorzien door het Rijksbesluit opvolging Sociale Verzekeringsbank Nederlandse Antillen. Dat besluit heeft overigens niet alleen betrekking op de burgerlijke rechten en verplichtingen van de SVB, maar ook op de rechten en verplichtingen van burgers op grond van de socialezekerheidswetgeving.
Dit artikel is toegelicht in paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.
Het besluit is niet van toepassing op geldleningen als bedoeld in het Besluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten. Het gaat daarbij om obligatieleningen, schatkistpromessen en onderhandse leningen van het land en van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten. Voor de overgang van die geldleningen geldt de bijzondere regeling van het Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten.
Het besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het land Nederlandse Antillen wordt opgeheven. De opheffing van het land komt tot uitdrukking in artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen. Zodra dat artikel in werking treedt, is de opheffing van de Nederlandse Antillen een feit.
In afwijking daarvan wordt in het tweede lid bepaald dat artikel 9 al eerder in werking treedt. In dat artikel is in verband met de overgang van de rechten en verplichtingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen naar Curaçao een regeling getroffen over de vereffening van die boedel met Sint Maarten en Nederland (in verband met Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Die regeling brengt onder meer een voorschotbetaling met zich mee waarvan is overeengekomen dat die voor de transitiedatum zal plaatsvinden.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-355.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.