Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2011
Bij brief van 2 december 2010 heeft u een vraag van het lid Van Gent uit het ordedebat van die dag aan ons overgebracht. Met
deze brief ontvangt u onze reactie op deze vraag, alsmede op de bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling van BZK ingediende
en aanvaarde motie Van Gent c.s. (kamerstukken II 2010/»11, 32 500 IV, nr. 15) inzake een plan van aanpak voor de actieve ondersteuning van de toekomstperspectieven van zwangere meisjes en alleenstaande
jonge moeders. Met betrekking tot specifiek de problematiek van voortijdig schoolverlaten van zwangere meisjes bent u reeds
geïnformeerd (brief minister van OCW van 7 december 2010).
Mevrouw Van Gent vroeg in het debat de minister van BZK naar de problematiek van jonge moeders op de Antillen. Voor Curaçao
en Sint Maarten refereerde de minister van BZK aan de verantwoordelijkheid van die landen. Voor Caribisch Nederland wees hij
op de Centra voor Jeugd en Gezin en op de inspanningen – onder meer van de minister van SZW – om na te gaan hoe middelen
geconcentreerd kunnen worden op dit terrein, de «integrale benadering». Overigens is voor de problematiek op Caribisch Nederland
nadrukkelijk sprake van een verantwoordelijkheid van de eilandbesturen, zoals waar het gaat om handhaving van de leerplicht
en kinderopvang.
De ontwikkeling van Caribisch Nederland op sociaal econonomisch terrein is een gedeelde wens van de bestuurders van de eilanden
en Nederland. In het Bestuurlijk Akkoord van 18 april 2010 tussen Bonaire, Sint Eustatius, Saba en Nederland (namens Nederland
gesloten door mijn ambtsvoorganger) is geconstateerd dat voor het verbeteren van de welvaart op de eilanden het van belang
is de economie, arbeidsmarkt en werkgelegenheid te versterken. In het akkoord is vastgelegd dat verschillende knelpunten op
sociaal-economisch terrein daarom voorwerp van aandacht, nader onderzoek en overleg moeten zijn. Vooral van belang daarbij
is de onderlinge samenhang tussen de diverse onderwerpen, zoals arbeidsmarkt, kinderopvang, (sociale) woningbouw en situatie
van jongeren.
Als resultaat van deze afspraken is een beschrijving van ontwikkelkansen voor Caribisch Nederland tot stand gebracht, met
als kernpunt dat een integrale aanpak op de verschillende terreinen randvoorwaardelijk is voor resultaat. Hierbij gaat het
ook om het toepassen van een geïntegreerde werkgeversbenadering om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Een ander
aspect is het kunnen combineren van budgetten om dienstverlening flexibel en op maat te kunnen bieden aan de mensen waar het
om gaat.
In een workshop op Bonaire is hierover met het bestuurscollege, lokale belanghebbende partijen en kwartiermakers van betrokken
departementen nader van gedachten gewisseld. In vervolg hierop heeft het bestuurscollege van Bonaire november 2010 een formele
reactie en voorstellen voor verdere aanpak geformuleerd. Het belang om problemen integraal te benaderen spreekt nadrukkelijk
uit deze reactie.
Ik heb het bestuurscollege van Bonaire in reactie daarop laten weten eveneens groot belang te hechten aan een integrale aanpak
van de meervoudige sociaal economsche problematiek. Hierbij is het wenselijk concrete stappen te zetten en te beginnen met
maatregelen die het grootste effect sorteren. Knelpunten en verdere aanpak zullen op ambtelijk niveau tussen vertegenwoordigers
van mijn ministerie en het eilandgebied nader worden besproken. Tegelijkertijd is ook elk van de partijen afzonderlijk aan
zet. Van het bestuurscollege verwacht ik dat het volop initiatieven neemt om knelpunten concreet op te pakken. Dezerzijds
zal in goed overleg met andere betrokken departementen nader onderzocht worden hoe vanuit het Nederlands beleid en middelen
maximaal kan worden bijgedragen aan de oplossing van de genoemde problematiek in Caribisch Nederland.
Voor Saba en Sint Eustatius is de benadering overeenkomstig, maar de aanpak is hier nog minder ver uitgewerkt. Evenals voor
Bonaire geldt ook hier dat gezocht moet worden naar kleine concrete stappen die kunnen worden gezet.
De in de genoemde motie Van Gent c.s. gevraagde planmatige aanpak voor het ondersteunen van de toekomstperspectieven van zwangere
meisjes en alleenstaande moeders is één van de belangrijke aandachtspunten bij de voornoemde integrale benadering en zal langs
die weg uitwerking moeten krijgen. Zoals in de motie gevraagd zal de Tweede Kamer over de voortgang (van de integrale benadering
in den brede) op een geëigend moment nader worden geïnformeerd.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart