32 500 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 september 2010

De vaste commissie voor Financiën1 heeft over de Miljoenennota 2011 (Kamerstuk 32 500, nrs. 1 en 2) en de Macro Economische Verkenningen 2011 (2010D36020) van het Centraal Planbureau de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De op 23 september 2010 voorgelegde vragen zijn, bij brief van 28 september 2010, beantwoord door de minister van Financiën.

Deze vragen, alsmede de daarop op 28 september 2010 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck

Vragen en antwoorden Miljoenennota 2011

1, 19 en 69

Kan een overzicht gegeven worden van de maatregelen die per departement genomen worden om onder de uitgavenplafonds te blijven?

Kan er een cijfermatig overzicht worden gegeven van alle maatregelen die genomen zijn om de overschrijdingen te compenseren?

Tijdens de Voorjaarsnota 2010 zijn voor bijna 3 miljard aanvullende maatregelen genomen in 2011 om de kaders te laten sluiten, doordat zich tegenvallers hebben voorgedaan onder het SZA en RBG kader. Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de tegenvallers die zich hebben voorgedaan en van de maatregelen die zijn genomen om de kaders te laten sluiten?

In internetbijlage 2 (Verticale toelichting) is per begroting een cijfermatig overzicht van alle ombuigingen, intensiveringen, mee- en tegenvallers te vinden ten opzichte van de stand Miljoenennota 2010. Dit wordt gevolgd door een toelichting op deze mutaties.

In de cijfermatige overzichten vallen mutaties met een beperkte omvang (onder een bepaalde ondergrens) in de post diversen. De hoogte van de ondergrens is afhankelijk van de omvang van de betreffende begroting. Een volledig overzicht van alle mutaties is te vinden in de departementale begrotingen.

2

Kan grafisch aangegeven worden wat het gemiddelde jaarlijkse rentepercentage op de staatsschuld is geweest de afgelopen 30 jaar?

Onderstaande grafiek geeft de rentelasten weer als percentage van de overheidsschuld (EMU-schuld). Bij benadering zal dit overeenkomen met de rentelasten van de staatsschuld, die momenteel 80 procent van de EMU-schuld omvat.

3

In het aanvullend beleidsakkoord zijn ook maatregelen afgesproken om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën met 1,8% BBP te verbeteren. In hoeverre zijn deze maatregelen in de voorliggende Miljoenennota ingevuld? Hoe denkt het kabinet deze in te vullen? Wat leveren de genomen maatregelen op voor de houdbaarheid?

Naast de tekortreductie op de middellange termijn (0,5 procent BBP), werd in het Aanvullend Beleidsakkoord een drietal maatregelen voorgesteld ten behoeve van de verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, te weten ophoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar (0,7 procent BBP), maatregelen in de zorg (0,4 procent BBP) en de grens van 1 miljoen euro voor de bepaling van het percentage eigenwoning-forfait (EWF) niet indexeren (0,2 procent BBP).

Het kabinet heeft wetsvoorstellen om de AOW-leeftijd te verhogen en de EWF-grens niet te indexeren ingediend bij uw Kamer; beide wetsvoorstellen zijn door de demissionaire status van het kabinet door uw Kamer controversieel verklaard. Deze voorstellen zijn daarom niet verder uitgewerkt.

Voor wat betreft de zorg zijn er maatregelen voorgesteld in de zorgtoeslag, welke voor 0,3 procent BBP bijdragen aan verbetering van de houdbaarheid. Uw Kamer heeft begin 2010 een AMvB ontvangen waarin deze maatregel werd uitgewerkt; deze is niet controversieel verklaard. Over de AMvB zijn vragen gesteld die zijn beantwoord door het kabinet. Daarop heeft uw Kamer in mei besloten geen bezwaar te maken. De maatregel is als zodanig ook in de voorliggende begroting verwerkt. De maatregel leidt ertoe dat mensen in de toekomst gecompenseerd blijven voor een hogere premie, maar niet meer voor 100 procent. De voorgestelde zorgmaatregel is erop gericht de groei van de uitgaven voor de zorgtoeslag geleidelijk te beperken, namelijk in 30 jaar. De uitgaven aan de zorgtoeslag zullen in de toekomst nog steeds stijgen, alleen minder snel.

Verder was het voornemen van het kabinet om de ziekenhuisbekostiging te moderniseren ten einde versterking van de doelmatigheidsprikkels bij zorgaanbieders en -verzekeraars te realiseren. Het kabinet heeft uw Kamer hierover in januari bij brief geïnformeerd (Waardering voor betere zorg IV); deze voorstellen zijn echter tevens controversieel verklaard en daarom niet nader uitgewerkt maar zouden bij implementatie naar verwachting een houdbaarheidswinst van 0,1% BBP opgeleverd hebben.

4

Wordt er bezuinigd op politie? Zo ja, gaat deze bezuiniging ten koste van het aantal agenten?

Van nieuwe bezuinigingen die de operationele sterkte raken is nu geen sprake. De in 2010 in gang gezette en met het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad afgesproken besparingen op ondersteuning en overhead worden gecontinueerd. Deze besparingen maken de operationele sterkte beter betaalbaar.

Dankzij de genomen maatregelen is de afgesproken operationele sterkte voor dit moment in stand te houden. De operationele sterkte op 31 december 2009 (49 597) ligt zelfs hoger dan de sterkte die met uw Kamer is afgesproken (48 062).

5

Welke crisisregelingen treft het Ministerie van Economische Zaken ter ondersteuning van bedrijven in 2011? Hoeveel kost dit de Nederlandse overheid (aan garanties)?

De verruimingen van de garantieregelingen betreffende bedrijfsfinanciering worden in 2011 voortgezet, dit betreft:

  • de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

  • de uitbreidingen van de Borgstellingregeling MKB (BMKB)

  • de uitbreiding van de Groeifaciliteit

De GO en de Groeifaciliteit zijn in principe kostendekkende regelingen: verlenging van de verruimingen leidt daarbij niet direct tot extra kasbeslag. Voor de tijdelijke GO wordt de onbenutte garantieruimte 2010 in 2011 open gesteld. De totale garantieruimte voor de GO blijft daarmee 1,5 miljard. Echter, door het onbenutte deel in 2011 opnieuw ter beschikking te stellen, zullen er meer leningen onder de GO kunnen worden gebracht, waardoor we als overheid een groter risico op schade lopen. Het garantieplafond van de Groeifaciliteit in 2011 bedraagt 170 miljoen euro. Ook zonder uitbreiding van de Groeifaciliteit was dit 170 miljoen euro geweest. Door de uitbreiding van 2,5 miljoen naar 12,5 miljoen maximale garantie kunnen de individuele schadebedragen hoger uitvallen, maar dit hoeft niet tot een grotere totale schade te leiden.

De BMKB (met een jaarlijks garantieplafond van 765 miljoen euro) is een gemiddeld licht verlieslatende regeling. Historisch werd een netto verlies geleden van circa 1,5 procent van de verleende garanties. In 2009 en 2010 waren de verliezen aanmerkelijk hoger. De verwachting is dat dit een incidentele situatie is, hetgeen momenteel wordt onderzocht.

6, 7 en 8

Wat zijn de budgettaire lasten van de hypotheekrenteaftrek voor de jaren 2010 en 2011?

Waarom is er in tegenstelling tot voorgaande jaren niets te vinden in de miljoenennota over de hypotheekrenteaftrek?

Welke inkomsten zijn er in 2010 en 2011 gemoeid met het eigenwoningforfait?

In de Miljoenennota 2011 is de totale omvang van de derving ten gevolge van de fiscale behandeling van de eigen woning opgenomen in bijlage 5 in tabel 5.4.1. (Overzicht inkomstenbeperkende regelingen 2009–2015). Een uitsplitsing van deze bedragen voor 2010 en 2011 wordt hieronder gegeven. Overigens hangen ook de belastinguitgaven «aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld» en «vrijstelling Kapitaalverzekering Eigen Woning» samen met de eigen woning. Het budgettair beslag van deze regelingen is te vinden in tabel 5.3.1. van de Miljoenennota.

bedragen in miljarden euro’s

2010

2011

hypotheekrenteaftrek

12,1

12,2

eigenwoningforfait

– 3,0

– 3,0

inkomstenbeperking eigen woning (hypotheekrente -/- EWF)

9,1

9,2

7

Waarom is er in tegenstelling tot voorgaande jaren niets te vinden in de miljoenennota over de hypotheekrenteaftrek?

Zie antwoord op vraag 6.

8

Welke inkomsten zijn er in 2010 en 2011 gemoeid met het eigenwoningforfait?

Zie antwoord op vraag 6.

9

Hoeveel wordt er volgend jaar in het totaal bezuinigd op de kinderopvangtoeslag?

De maatregel die is genomen om een overschrijding op te vangen in de kinderopvang heeft in 2011 een opbrengst van 230 miljoen euro. De Tweede Kamer heeft in juni jongstleden met deze maatregel ingestemd. Na de ingreep in 2011 bedragen de totale uitgaven voor de kinderopvangtoeslag in 2011 circa 2,9 miljard euro.

10

Hoe hoog zijn de geraamde opbrengsten voor de AWBZ voor 2010 en 2011?

De uitgaven van de AWBZ worden gefinancierd uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Dat fonds wordt gevoed door de premie- en andere inkomsten van de AWBZ. In de begroting van VWS wordt de exploitatie van het fonds toegelicht (pagina 196 van het persexemplaar). De relevante tabel is hieronder gekopieerd.

De totale opbrengsten voor de AWBZ zijn in 2010 19,4 miljard en in 2011 23,4 miljard. De opbrengsten bestaan voornamelijk uit de AWBZ-premies en de BIKK. De totale opbrengsten zijn lager dan de totale kosten, waardoor het AFBZ zowel in 2010 als in 2011 een negatief exploitatiesaldo heeft.

 

2009

2010

2011

ALGEMEEN FONDS

   

Uitgaven1

23 417

24 074

24 608

– Zorgaanspraken en subsidies

23 205

23 868

24 397

– Beheerskosten

213

207

211

    

Inkomsten

19 960

19 424

23 345

– Procentuele premie

13 645

13 312

16 779

– Eigen bijdragen

1 550

1 398

1 596

– Rijksbijdrage

11

12

12

– BIKK

4 878

4 892

5 265

– Overige baten

– 124

– 190

– 307

    

Exploitatiesaldo

– 3 457

– 4 650

– 1 263

    

Vermogen Algemeen Fonds

– 4 407

– 9 056

– 10 320

Vermogensnorm2

1 330

1 454

1 304

Vermogenssaldo

– 5 737

– 10 510

– 11 623

    

Procentuele premie (in %)

12,15

12,15

12,15

XNoot
1

De uitgaven van 24,6 miljard in 2011 in deze tabel betreft de optelling van de posten AWBZ plus Eigen betaling AWBZ uit tabel 5.

XNoot
2

Bij het AFBZ geldt dat de afdracht van de premies met een grotere vertraging plaatsvindt dan de uitgaven. Daardoor is het feitelijke kassaldo van het AFBZ negatief bij een vermogen van nul. Beoogd is dat het normvermogens zo is vastgesteld dat bij een vermogenssaldo van nul een kassaldo van nul bij het fonds resulteert.

11

Hoe hoog is de Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) voor 2010 en 2011?

De BIKK (bijdrage in de kosten van kortingen) is ingevoerd ter compensatie van de (boekhoudkundig) lagere premieopbrengsten AWBZ, AOW en Anw als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarbij het systeem van belastingvrije sommen werd vervangen door een systeem van heffingskortingen en het arbeidskostenforfait door een arbeidskorting.

De hoogte van de BIKK AWBZ, BIKK AOW en BIKK Anw wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

In 2010 bedroeg de BIKK AWBZ 4,9 miljard euro. Voor 2011 staat de BIKK AWBZ geraamd op 5,3 miljard euro. De BIKK AWBZ wordt op de VWS begroting verantwoord op artikel 43, operationeel doel 4 (pagina 94). In 2010 bedroeg de BIKK AOW 3,1 miljard euro, voor 2011 is deze geraamd op 3,4 miljard euro. In 2010 bedraagt de BIKK Anw 48 duizend euro, voor 2011 is deze geraamd op 73 duizend euro. Beide bijdragen worden op de SZW begroting verantwoord op artikel 51, operationeel doel 1 (pagina 130).

12

Is de korting van 549 miljoen op ziekenhuizen niet strijdig met de uitspraak van de rechter hierover? Wat zijn de consequenties met betrekking tot deze 549 miljoen wanneer de minister in het beroep geen gelijk krijgt van de rechter? Hoe wordt het gat dat dan ontstaat opgevuld?

De voorzieningenrechter heeft in het kort geding van de NVZ tegen de Staat verboden dat VWS de NZa een aanwijzing geeft om de korting ter compensatie van de overschrijding op het macrokader ziekenhuizen 2009 op het ziekenhuisbudget 2011 op te leggen. De Staat is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan via een zogenaamd spoedappel. In afwachting van de uitspraak in hoger beroep, welke wordt verwacht in november, gaat het kabinet ervan uit de korting conform het voornemen te kunnen effectueren.

Indien de Staat in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld zal worden bezien op welke wijze wordt omgegaan met deze budgettaire derving.

13 en 48 (deel) en 98

Kunt u inzicht geven in de omvang van de werkgeversbijdrage vanaf 2008 met betrekking tot de kinderopvang? Is het juist dat de afspraak uit 2005 dat werkgevers 1/3 bijdragen in de kosten niet wordt gehandhaafd?

Ten tijde van de introductie van de kinderopvangtoeslag was afgesproken dat de kosten voor opvang van kinderen gelijk zou worden verdeeld tussen werknemers, werkgevers en overheid (ieder 33%). Hoe zijn de kosten voor opvang geëvalueerd sinds de introductie van deze toeslag bij de verschillende stakeholders? Hoe wordt deze verdeling na de ingrepen in de MN 2011?

(. . .)

Zijn de premies voor werkgevers die bedoeld zijn als bijdrage aan de kinderopvang ook opgelopen evenals de kosten van de kinderopvang? Zo niet, hoe verhoudt zich dat tot de afspraak dat werkgevers één derde van de kosten van deze opvang dienen te betalen?

De invoering van de Wet kinderopvang is gebaseerd op de gedachte dat formele kinderopvang tripartiet gefinancierd wordt door de overheid, de werkgevers en de ouders. Sinds 1 januari 2007 betalen werkgevers verplicht mee via een opslag op de wachtgeldpremie. Daarvoor was de bijdrage nog vrijwillig. De opslag op de wachtgeldpremie is echter niet lastendekkend. Als de kosten van kinderopvang stijgen maar de grondslag van de opslagpremie stijgt minder hard mee, dan hoeft het opslagpercentage niet dienovereenkomstig te wijzigen. Dit kabinet heeft ervoor gekozen om het opslagpercentage gedurende de kabinetsperiode constant te houden. 

Relevant om op te merken is dat een stijging van de werkgeversbijdrage, gegeven de scheiding van inkomsten en uitgaven tijdens een kabinetsperiode, niet kan dienen als dekking van overschrijdingen van het kinderopvangbudget. Gegeven het inkomstenkader dat het kabinet hanteert dient een eventuele stijging van deze opslag op de wachtgeldpremie gecompenseerd te worden met lagere collectieve lasten elders. Bij de start van een kabinetperiode wordt altijd een integrale afweging gemaakt tussen uitgaven, lasten en saldo. Dit impliceert ook een afweging ten aanzien van deze materie.

De opbrengst van de werkgeversbijdrage, bedroeg op macroniveau 0,5 miljard euro in 2007 en vanaf 2008 0,7 miljard euro. De premie is in 2008 met 0,06 procentpunt verhoogd van 0,28 procent tot 0,34 procent. Onderstaande tabel geeft inzicht in de ontwikkeling van de procentuele aandelen van de bijdragen van de verschillende partijen.

Tabel aandeel bijdrage overheid, werkgever en ouders 2007–2011
 

2007

2008

2009

2010

2011

Collectief

82%

82%

79%

78%

74%

 w.v. belastingmiddelen

56%

59%

58%

57%

52%

 w.v. werkgeverspremie

26%

23%

21%

21%

22%

Ouders

18%

18%

21%

22%

26%

14

In de MEV staat dat het kindgebonden budget voor huishoudens met minimaal twee kinderen fors wordt verhoogd? Klopt dit? Zo ja, hoe wordt dit bekostigd of gaan er ook huishoudens op achteruit, bijvoorbeeld met één kind? Zou er een volledig overzicht verstrekt kunnen worden van de wijzigingen in de kindregelingen en de effecten hiervan ten aanzien van een aantal voorbeeldgezinnen?

Het huidige kabinet heeft in 2008 een oploop in het budget van het kindgebonden budget opgenomen in het meerjarenbeeld. Deze beleidswijziging is in 2008 ook in de begroting verwerkt. De verhoging 2010 is wegens bezuinigingen niet doorgegaan, maar de verhoging van de bedragen in 2011 is in stand gehouden. Concreet betekent dit dat, de tegemoetkoming voor het eerste kind niet wijzigt. Gezinnen met meer kinderen gaan er in 2011 op vooruit.

In de onderstaande tabel zijn voor enkele voorbeeldhuishoudens de inkomenseffecten weergegeven van de maatregelen in de kindregelingen, te weten:

  • Niet indexeren bedragen kindgebonden budget en kinderbijslag

  • Intensiveren kindgebonden budget voor huishoudens met twee en meer kinderen

  • Bezuiniging in de kinderopvang

De tabel laat de inkomenseffecten zien voor huishoudens met 1 of 2 kinderen en bij wel of geen gebruik van kinderopvang.

Huishoudens met 1 kind hebben geen baat bij de intensivering van het kindgebonden budget. Omdat de bezuinigingen in de kinderopvangtoeslag sterk neerslaan bij huishoudens die meer gebruik maken van kinderopvang, worden zij minder geraakt door de bezuinigingen in de kinderopvangtoeslag.

Tabel: inkomenseffecten wijzigingen kindregelingen1
 

Exclusief kinderopvang

Inclusief kinderopvang

Actieven:

1 kind

2 kinderen

1 kind

2 kinderen

Alleenverdiener met kinderen

    

modaal

0

½

nvt

nvt

2 x modaal

0

0

nvt

nvt

     

Tweeverdieners

    

modaal + ½ x modaal met kinderen

0

0

– 1

– 1

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

0

0

– 1

– 1

     

Alleenstaande ouder

    

minimumloon

0

¾

– 1¼

– ¾

modaal

0

½

– 1¼

– ¾

     

Inactieven:

    

Sociale minima

    

paar met kinderen

0

¾

nvt

nvt

alleenstaande

0

0

nvt

nvt

alleenstaande ouder

0

1

nvt

nvt

XNoot
1

In de tabel maken voorbeeldhuishoudens gebruik van buitenschoolse opvang, tweeverdieners maken drie dagen gebruik van kinderopvang, alleenstaande ouders vier dagen. De kinderen zijn in de leeftijd tussen 6 en 12 jaar.

15

Het kabinet schrijft dat zonder de stimuleringsmaatregelen de economie in 2010 ook gekrompen was. Kan het kabinet dit onderbouwen? Kan het kabinet een analyse geven van de effecten van de afzonderlijke stimuleringsmaatregelen op de economische groei?

Deze uitspraak is gebaseerd op het Centraal Economisch Plan (CEP) 2010 van het CPB, specifiek de box over de effecten van het stimuleringspakket op pagina 16. Die box laat zien dat het totale pakket (oftewel inclusief het laten werken van de automatische stabilisatie) heeft gezorgd voor een extra BBP-groei van twee procent. Als we dat niet hadden gehad was er in Nederland ook bij de recentere MEV-ramingen nog sprake geweest van economische krimp.

Het kabinet heeft tijdens het debat over de voorjaarsnota toegezegd dat, voor zover dat kan, het effect van afzonderlijke maatregelen wordt geëvalueerd. Voor verschillende maatregelen hebben departementen al evaluaties uitgezet. Voor de andere maatregelen wordt nog bekeken wat de beste manier is om deze te evalueren.

16

Nederland heeft een groot betalingsbalans/nationaal spaaroverschot terwijl de 10 Zuidelijke Europese lidstaten grote tekorten hebben. Deelt het kabinet de mening dat het Nederlandse spaaroverschot moet afnemen in het kader van betere Europese coördinatie van macro economisch beleid? Zo nee waarom niet, zo ja welke maatregelen zijn dan wenselijk?

Een deel van ons spaaroverschot dient als een buffer voor onze toekomstige vergrijzingslasten. Daarnaast is het uitzonderlijke overschot vooral het resultaat van (weder)uitvoer en aardgasbaten. De regering ziet daarom geen aanleiding dat ons spaaroverschot moet afnemen in het kader van Europese macro-economische beleidscoördinatie.

De Europese Raad heeft besloten dat er een formele procedure komt op het gebied van onevenwichtigheden. Alle lidstaten, dus ook overschotlanden, zullen op reguliere basis worden beoordeeld aan de hand van bepaalde indicatoren (onder andere de lopende rekening en de reële effectieve wisselkoers). Hieruit kan een diepteanalyse volgen met aansluitend beleidsaanbevelingen. Op 29 september presenteert de Commissie de formele wetgevingsvoorstellen waarin deze procedure vorm zal worden gegeven. De Kamer zal hier spoedig over worden geïnformeerd.

Als het mogelijk is om maatregelen te nemen die positief zijn voor de Nederlandse economie en tegelijkertijd een bijdrage leveren aan het verminderen van onevenwichtigheden in Europa, dan staat de regering daar uiteraard voor open.

17 en 22

Welke inspanning (in miljarden, per jaar tot en met 2015) is – uitgaande van een ongewijzigde concept-Rijksbegroting 2011 – nodig om minimaal te voldoen aan de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact? Welke eurolanden voldoen naar verwachting aan die eisen van het Pact?

Kan wat het kabinet betreft een verbetering van het saldo teneinde te voldoen aan de richtlijnen van het stabiliteits- en groeipact per definitie gerealiseerd te worden via maatregelen of kan dit ook door autonome groei?

Het Stabiliteits- en Groeipact schrijft een tekort voor niet groter dan 3 procent van het BBP. Op dit moment voldoet Nederland niet aan deze eis, voor 2010 noch voor 2011. In de buitensporig tekortprocedure wordt Nederland verplicht in 2013 zowel het feitelijke als het structurele EMU-saldo terug te brengen tot onder de 3%-grens. Nederland heeft hiertoe van de Europese Commissie de aanbeveling gekregen om het tekort vanaf 2011 in drie jaar tijd met gemiddeld ¾ procentpunt per jaar in structurele termen te verkleinen. Ook na 2013 gelden vanuit het Stabiliteits- en Groeipact eisen met betrekking tot het verbeteren van het saldo. Uitgangspunt is daarbij een structureel saldo dat op de middellange termijn voldoet aan de Nederlandse middellange termijndoelstelling. Het Stabiliteits- en Groeipact schrijft vanaf 2013 een jaarlijkse verbetering van structurele saldo voor van een ½ procentpunt.

De verbetering wordt ten dele gerealiseerd door een verbetering van het feitelijke saldo (autonome groei). In de laatste Economische Verkenning van het CPB wordt voor 2015 een tekort van 2,9 procent van het BBP geraamd. De budgettaire opgave op de middellange termijn zal rekening moeten houden met de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact. In overeenstemming daarmee is volgens de Studiegroep een minimale inspanning van 15 miljard euro in 2015 benodigd. Deze opgave is aanvullend op de stijgende premies en eigen betalingen in de zorg (of alternatieven daarvoor) die onderdeel uitmaken van de Economische Verkenning 2011–2015 van het CPB. In het licht van de huidige omstandigheden en onzekerheden en de afwezigheid van behoedzaamheid in de groeiraming achtte de Studiegroep het meer solide om te kiezen voor een pakket maatregelen met een omvang van 18 miljard euro in 2015. Een dergelijk pakket biedt onderliggend uitzicht op begrotingsevenwicht.

In juni van dit jaar is de voortgang beoordeeld van lidstaten die in een buitensporige tekortprocedure terecht zijn gekomen, waaronder Nederland. Voor deze lidstaten werd geconcludeerd dat zij voldoende actie hebben genomen en dus voldoen aan de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact. Van alle eurolanden is er alleen in Luxemburg geen sprake van een buitensporig tekort. De komende jaren zal regelmatig gemonitord en beoordeeld worden of lidstaten blijven voldoen aan de eisen die gesteld zijn in het kader van de buitensporigetekortprocedure.

Figuur 3.5 op pagina 56 van de Miljoenennota 2011 geeft een overzicht van de budgettaire positie van de lidstaten binnen de eurozone. Dit overzicht is gebaseerd op de European Economic Forecast van de Europese Commissie.

18

Het aandeel van de Zorgkosten in de collectieve uitgaven steeg in 10 jaar tijd méér dan 60 procent. Bij welke categorieën (specialisten, apothekers, et cetera) is dat extra geld terecht gekomen?

Deze vraag is niet exact te beantwoorden. De uitgaven onder het Budgettair Kader Zorg worden in de begroting van VWS uitgesplitst in meerdere sectoren. Het is daarom mogelijk om aan te geven hoe de uitgaven zich onder deze sectoren ontwikkelen. Dat wil niet zeggen dat deze middelen ook daadwerkelijk bij bepaalde beroepsgroepen terecht komen, aangezien de kostenontwikkeling niet bekend is. Als voorbeeld: als de uitgaven onder de categorie «Geneesmiddelen» stijgen, dan wil dat niet automatisch zeggen dat apothekers meer verdienen. De inkoopprijs van medicijnen kan namelijk ook gestegen zijn, of er kunnen nu duurdere medicijnen worden gebruikt.

Op basis van de VWS begrotingen van het jaar 2004 (met daarin de realisatie van het jaar 2000) en de ontwerpbegroting 2011 is onderstaande tabel gemaakt. Daarin staan de grootste uitgavencategorieën van de artikelen 42 en 43 (Gezondheidszorg en Langdurige Zorg).

Als gevolg van verschuivingen tussen AWBZ en ZVW en andere domeinen kunnen niet alle uitgaven met elkaar worden vergeleken. Zo was in 2000 de geneeskundige GGZ nog niet overgeheveld naar de ZVW en bestond de WMO nog niet. Grensoverschrijdende zorg viel in 2000 nog niet onder het BKZ. Daarnaast kunnen de definities van de verschillende categorieën zijn veranderd en zijn de categorieën vaak niet één op één vergelijkbaar. De categorie grensoverschrijdende zorg bestond in 2000 nog niet, dus die uitgaven zitten in 2000 verdeeld over andere categorieën. De tabel geeft dus slechts een globale indruk van verschuivingen die zijn opgetreden.

In de tabel is te zien dat het aandeel van geneesmiddelen ongeveer gelijk gebleven. Stijgingen doen zich onder andere voor bij de huisartsenzorg, bij de gehandicaptenzorg en de persoonsgebonden budgetten. Gezien de relatief kleine mutaties lijkt het er op dat de groei in de zorguitgaven vrij gelijkmatig is verdeeld over de sectoren.

Geselecteerde categorieën zorguitgaven

2000

2011

 

mln

%

mln

%

Curatieve zorg

    

Huisartsenzorg en geïntegreerde eerstelijnszorg (incl keten-DBC's)

1 119

3%

2 475

4%

Tandheelkunde en tandheelkundige specialistische zorg

600

2%

807

1%

Paramedische hulp

653

2%

654

1%

Verloskunde en kraamzorg

294

1%

470

1%

Algemene en categorale ziekenhuizen

6 786

21%

11 907

21%

Academische ziekenhuizen

2 040

6%

2 961

5%

Medisch specialisten en ZBC's

1 287

4%

2 270

4%

Overig curatieve zorg

240

1%

577

1%

Ambulancevervoer

210

1%

438

1%

Overig ziekenvervoer

165

1%

116

0%

Geneesmiddelen

3 327

10%

5 671

10%

Hulpmiddelen

713

2%

1 433

2%

Geneeskundige GGZ

  

3 661

6%

Grensoverschrijdende zorg

  

514

1%

Langdurige Zorg

    

Geestelijke gezondheidszorg AWBZ

2 388

7%

1 705

3%

Gehandicaptenzorg

3 074

9%

6 440

11%

Verpleging en verzorging

7 992

25%

12 876

22%

Persoonsgebonden budgetten

128

0%

2 215

4%

Subsidies langdurige zorg

187

1%

77

0%

Beheerskosten / diversen AWBZ

1 160

4%

245

0%

Totaal

32 364

100%

57 511

100%

NB: in beide jaren tellen de geselecteerde categorieën niet op tot de totale BKZ uitgaven. Zo zijn bijvoorbeeld de WMO uitgaven en begrotingsgefinancierde uitgaven niet meegenomen.

19

Kan er een cijfermatig overzicht worden gegeven van alle maatregelen die genomen zijn om de overschrijdingen te compenseren?

Zie antwoord op vraag 1.

20

Wanneer de aan ziekenhuizen opgelegde tariefkorting niet gerealiseerd blijkt te kunnen worden, zal het kabinet hiervoor in de plaats dan een andere bezuiniging voorstellen?

Zie antwoord op vraag 12.

21

Is met de mededeling dat er eigen betalingen in de GGZ zullen worden ingevoerd de mogelijkheid om een bezuiniging te realiseren via een herberekening van het geneesmiddelen vergoedingssysteem definitief van de baan?

In de brief dd 21 september 2010, die minister Klink naar de Tweede Kamer heeft verzonden is aangegeven dat het herberekenen van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) vooralsnog niet de gewenste opbrengst oplevert om de maatregel van eigen bijdrage in de GGZ niet door te laten gaan. In deze brief heeft minister Klink tevens aangegeven dat er vanuit het ministerie van VWS een verkenning wordt gedaan om een selectieve herberekening per 2012 door te voeren. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Minister Klink heeft echter ook aangegeven dat de maatregel van een eigen bijdrage in de GGZ vooralsnog overeind moet blijven om geen financieel gat van 110 miljoen open te laten. Daarbij heeft hij ter overweging een pakket alternatieve dekking geschetst. Een eigen bijdrage in de GGZ, lijkt onder andere vanwege de huidige groeicijfers, gerechtvaardigd. Overigens vindt er woensdag 29 september a.s. een VAO plaats over dit onderwerp. Vooruitlopend op dat AO zal de minister van VWS geen onomkeerbare stappen zetten.

22

Kan wat het kabinet betreft een verbetering van het saldo teneinde te voldoen aan de richtlijnen van het stabiliteits- en groeipact per definitie gerealiseerd te worden via maatregelen of kan dit ook door autonome groei?

Zie antwoord op vraag 17.

23

Hoeveel bedraagt de EMU-schuld als de financiële instellingen conform de afspraken het bedrag van de kapitaalinjecties (plus vergoedingen) hebben terugbetaald?

In totaliteit staat per ultimo 2010 een bedrag ter waarde van circa 7 miljard euro aan securities uit. Omdat de toekomst onzeker is, kan er nog niets worden gezegd over de omvang van de vergoedingen welke de Staat bij terugbetaling gaat ontvangen. De EMU-schuld per ultimo 2011 wordt geraamd op 406 miljard euro / 66 procent BBP; bij volledige aflossing van de securities zou de schuld dit jaar dalen tot circa 399 miljard euro / 65 procent BBP.

24

Kan worden gezegd dat burgers en bedrijven nog jarenlang de gevolgen moeten dragen van de kredietcrisis, veroorzaakt door het onverantwoorde gedrag van financiële instellingen?

Zoals beargumenteerd in de Miljoenennota was in de jaren voor de crisis sprake van een opbouw van onevenwichtigheden en schulden in de wereldeconomie, binnen Europa, en in de financiële sector. Deze ontwikkelingen waren onhoudbaar en hebben gecumuleerd in een financiële crisis en een Europese schuldencrisis. De gevolgen van de noodzakelijke correctie van de onevenwichtigheden en de overmatige schuldopbouw zullen voor de overheid, het bedrijfsleven, financiële instellingen en burgers nog jaren merkbaar zijn.

25

De Nederlandse banken zijn in staat zich zelfstandig te financieren en hebben in 2010 geen beroep gedaan op de overheidsgaranties. In hoeverre geeft deze verbetering van de financiële sector aanleiding voor verlengingen van de garantstellingen voor leningen aan het MKB? Welke redenen zijn er voor verlenging van deze garantstellingen?

De garanties van het ministerie van Financiën hebben als doel om in het kader van de kredietcrisis de banken zelf in staat te stellen financiering aan te trekken.

De EZ garantieregelingen zijn er op gericht om bepaalde categorieën bedrijven, die knelpunten ondervinden bij hun financiering toch in staat te stellen financiering te vinden. In het bijzonder betreft dit MKB bedrijven die een tekort aan zekerheden hebben en daardoor geen bankkrediet kunnen verkrijgen (Borgstellingregeling voor het MKB: BMKB) en MKB bedrijven die risicokapitaal nodig hebben om te groeien.

Het kabinet heeft tot verlenging tot eind 2011 van de garantie-instrumenten besloten tegen de achtergrond van de huidige stand van de economie. De huidige situatie laat naar de opvatting van het kabinet niet toe dat de tijdelijke garantiemaatregelen nu reeds buiten werking worden gesteld. Verlenging van de tijdelijke onderdelen van de garantieregelingen zal er aan bijdragen dat vermogensverschaffers – voor bedrijven die in de kern gezond zijn – makkelijker in de financieringsvraag kunnen voldoen.

26

Is er overleg gevoerd met de Europese Commissie en/of andere EU-landen over afstemming van bezuinigingen en/of lastenverzwaringen om te voorkomen dat elk land tegelijk maatregelen neemt die de economische groei afremmen? Zo ja, wat is het resultaat van dat overleg? Zo neen, waarom niet?

Er is de afgelopen tijd regelmatig overlegd in zowel de Ecofin Raad als de Eurogroep over de gewenste aanvangsdatum en het gewenste tempo van de bezuinigingen in de lidstaten. Er is een Europese budgettaire exit-strategie bepaald, waarbij onder andere is aangegeven dat «groeivriendelijke» uitgaven zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

In het kader van het buitensporigtekortprocedures van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) is per lidstaat afgesproken in welk jaar de tekorten weer terug moeten worden gebracht tot onder de 3%-grens. Hierbij is gedifferentieerd tussen lidstaten. Lidstaten met grote budgettaire problemen moeten hier per direct mee beginnen en zullen een groot deel van de maatregelen al op korte termijn moeten uitvoeren. Andere lidstaten hebben meer vrijheid om een eigen bezuinigingstempo te bepalen, onder de voorwaarde dat de deadline uit de buitensporigtekortprocedure wordt gerespecteerd en dat een duidelijk meerjarenplan voor de bezuinigingen wordt opgesteld.

In het kader van de buitensporigtekortprocedures is tevens afgesproken de economische ontwikkelingen goed in de gaten te houden. Wanneer de groei in de lidstaten fors naar beneden zou worden bijgesteld, bestaat binnen het Stabiliteits- en Groeipact de mogelijkheid om de deadlines voor het terugbrengen van de tekorten tot onder de 3 procent BBP, te verlengen. Hier is op dit moment geen aanleiding voor.

27

Kan beperking van de hypotheekrenteaftrek als grondslagversmaller bijdragen aan de economische efficiëntie van het belastingstelsel?

Verschillende studies en adviezen geven aan dat herziening van het overheidsingrijpen op de woningmarkt (huur en koop) theoretisch op termijn kan leiden tot welvaartswinst. Dezelfde studies en adviezen geven aan dat een dergelijke herziening zal leiden tot daling van de woningprijzen en sterke koopkrachteffecten. Deze effecten moeten bekeken worden tegen de huidige achtergrond van dalende koopkracht en onzekerheid op de woningmarkt.

28

Bij de berekening van het verzamelinkomen voor de berekening van zorg- en kinderopvangtoeslag zijn de kosten van de hypotheekrente aftrekbaar. Welke besparing op toeslagen is er wanneer dat niet meer zou gebeuren?

Als de inkomsten uit de eigen woning (saldo van hypotheekrenteaftrek, eigenwoningforfait en aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld) niet meer worden meegeteld in het verzamelinkomen voor de bepaling van de verschillende toeslagen, zullen de kosten van de zorgtoeslag dalen met 310 miljoen euro en die van de kinderopvangtoeslag met 115 miljoen euro. Het kindgebonden budget daalt met 140 miljoen euro.

Bij de totstandkoming van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is overigens bewust de keuze gemaakt om aan te sluiten bij het fiscale verzamelinkomen als maatstaf voor de in aanmerking te nemen draagkracht. Het voor de toeslagen hanteren van een van de fiscaliteit afwijkend verzamelinkomen doet afbreuk aan de harmonisatiedoelstelling van de Awir en leidt tot meer complexiteit voor de uitvoeringsprocessen van de Belastingdienst.

29

Welke risico's zijn er op nieuwe overschrijdingen van de raming voor de Zorgkosten? Welke voorzorgsmaatregelen zijn genomen om eventuele kostenoverschrijdingen later terug te kunnen draaien?

Het risico op nieuwe overschrijdingen van de collectieve uitgavenraming voor de zorg is in principe onveranderd ten opzichte van de afgelopen jaren. De uitgavengroei van de zorguitgaven wordt immers in belangrijke mate beïnvloed door factoren die moeilijk te voorspellen zijn gegeven «het recht op zorg». Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen, epidemiologische factoren en onbeoogde effecten van beleid.

Een voorzorgsmaatregel om eventuele kostenoverschrijdingen later terug te kunnen draaien betreft onder andere het (wets)voorstel tot de uitbreiding van het instrumentarium in de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG). Daarnaast wordt ingezet op verbetering van de aansluiting tussen de budgettaire cyclus en de informatievoorziening in de zorg, opdat eerder zicht is op afwijkingen (mee- of tegenvallers) in de zorguitgaven ten opzichte van de raming.

30 en 86

Op welke manier wordt de bezuiniging op de Wsw vormgegeven?

Waaruit is gebleken dat de Wsw-plekken goedkoper zijn geworden? Wat is de oorzaak ervan?

In de afgelopen jaren heeft er een geleidelijke verandering plaats gevonden in de voorziening van sociale werkplaatsen. Eerst in 1998 met de herziening van de doelgroep en de inzet op het stimuleren van realisatie van begeleid werken en recentelijk met de modernisering van de Wsw waarbij nog meer wordt ingezet op begeleid werken, o.a. door het verstrekken van een bonus als de gemeente begeleid werkplekken realiseert.

De oude doelgroep van Wsw’ers, ingestroomd voor 1998, met een hoger salaris dan de personen die nu instromen, wordt steeds kleiner waardoor de gemiddelde loonkosten afnemen. Tien jaar geleden maakte deze groep nog 90 procent van het totale Wsw-werknemersbestand uit. Dat was vorig jaar 53 procent. Daarnaast heeft de sw-sector de afgelopen jaren een hoger percentage loonbijstelling ontvangen dan de stijging van de gemiddelde loonkosten van Wsw-werknemers.

Mede gelet op deze genoemde ontwikkelingen is een korting van 120 miljoen euro toegepast op het budget voor het realiseren van aangepaste arbeid.

31 en 32

Hoe komt het dat de rentelasten hoger zijn dan geraamd terwijl de schuld en het tekort kleiner zijn dan geraamd en de rente is gedaald?

Hoe verhoudt de zin «door de gedaalde rentevoet zijn bovendien de rente-uitgaven lager dan vorig jaar werd geraamd» (onderaan p47) zich tot het minteken bij rentelasten in tabel 3.3?

Tabel 3.3 in de Miljoenennota 2011 geeft een toelichting op de horizontale ontwikkeling van het EMU-saldo: de ontwikkeling van het EMU-saldo van 2010 naar 2011 wordt nader verklaard. Tabel 3.3 laat daarmee zien dat de rentelasten horizontaal (dus van 2010 op 2011) slechter uitkomen. De oplopende rentelasten worden veroorzaakt door het tekort in 2011. Omdat de schuld en de rentetarieven toenemen in 2011 ten opzichte van 2010 nemen de geraamde rentelasten toe en dit heeft een negatief effect op het EMU-saldo.

De verticale mutaties worden toegelicht in tabel 3.4 in de Miljoenennota 2011. In deze tabel valt te zien dat de rentelasten geraamd in de Miljoenennota 2010 meevallen ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2011. Deze lagere rentelasten worden veroorzaakt door een gedaalde rentevoet en een beter EMU-saldo. De zin «door de gedaalde rentevoet zijn bovendien de rente-uitgaven lager dan vorig jaar werd geraamd» heeft betrekking op tabel 3.4.

32

Hoe verhoudt de zin «door de gedaalde rentevoet zijn bovendien de rente-uitgaven lager dan vorig jaar werd geraamd» (onderaan p47) zich tot het minteken bij rentelasten in tabel 3.3?

Zie antwoord op vraag 31.

33

Vloeien de verwachtingen voor de aardgasbaten nog steeds één op één voort uit de olieprijs? Of is dit veranderd gezien het oplopende verschil in prijsverloop tussen beiden?

Het Nederlandse aardgas wordt globaal volgens twee prijsconcepten verkocht. Enerzijds worden prijzen gebaseerd op de olieprijs. Anderzijds ontstaan er prijzen onafhankelijk van de olieprijs op basis van de balans tussen vraag en aanbod van gas. De aardgasbaten zijn dan ook niet meer slechts aan de olieprijs gerelateerd zoals voorheen. De oliemarkt is op dit moment in vergelijking met de gasmarkt krap waardoor de twee prijsconcepten verschillende prijzen laten zien. Hierdoor ontstaat het verschil tussen de aardgasbatenraming in de Miljoenennota en een fictieve batenraming als deze slechts op de olieprijs gebaseerd zou zijn.

34

Hoe snel zou een eventuele aanpassing van de normeringssystematiek van het gemeentefonds op basis van uitkomsten van de evaluatie doorgevoerd kunnen worden en wanneer zou dit veranderingen voor gemeenten met zich mee kunnen brengen?

In 2009 heeft het kabinet aanvullende afspraken gemaakt met de medeoverheden. Hierin is de normeringssystematiek van het gemeente- en provinciefonds voor de jaren 2009–2011 buiten werking gesteld. Voor deze jaren zijn nominale accressen vastgesteld. Met ingang van 2012 kan een eventuele aanpassing van de normeringssystematiek worden doorgevoerd. Dit brengt met ingang van dat jaar ook veranderingen voor gemeenten met zich mee.

35 en 42

In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken dat bij een economische groei van > 0,5% in 2011 1,8 miljard euro wordt omgebogen (reeds in het basispad opgenomen). Vraag: welke maatregelen zijn hiervoor precies genomen en wanneer hebben deze effect?

Hoe is de vertaling van de maatregelen in de tabel in Box 3.5 per departement (inclusief de 1,8 mrd die al in de Voorjaarsnota 2009 is meegenomen)?

In het Aanvullend beleidsakkoord is afgesproken dat het kabinet, indien de economie zich in voldoende mate zou herstellen, in 2011 een begin zal maken met het herstel naar gezonde overheidsfinanciën en het terugdringen van het tekort. De taakstellende tekortreductie is als volgt ingevuld. Deze maatregelen kennen een budgettaire opbrengst vanaf 2011. Een toelichting op deze posten kunt vinden in de voorjaarsnota 2009 (Kamerstuk: 2008–2009 TK 31 965, nr. 1).

Maatregel

2011

Organisatie openbaar bestuur

 

Aanvullende bestuurlijke afspraken overheden d.d. 15 april 2009

0,65

Herijking financiële verhouding tussen Rijk en provincies

0,30

  

Organisatie Rijksdienst

 

Arbeidsproductiviteitskorting (excl. HCvS, krijgsmacht, onderwijs, politie en zorg)1

0,07

Extrapolatie vacatures Defensie1

0,02

Versobering bedrijfsvoering

0,07

  

Herprioritering enveloppen

 

Enveloppen tranche 2011

0,11

  

Overig

 

Infrastructuurfonds

0,12

Doelmatiger en rationeler waterbeheer

0,10

Bijdrage departementale begrotingen

0,26

Korting prijsbijstelling tranche 2011 (excl. Ju, BZK, OCW en IF)

0,10

Totaal

1,80

XNoot
1

Deze maatregel heeft een budgettaire opbrengst vanaf 2012. De opbrengst 2011 wordt gerealiseerd door inhouding van een deel van de nog vrij aanwendbare investeringsgelden Vernieuwing Rijksdienst (de middelen voor sociaal flankerend beleid en de investeringsgelden waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden blijven beschikbaar).

De vertaling van deze maatregelen kunt u vinden in internetbijlage 2 (verticale toelichting). In deze bijlage 2 is per begroting een cijfermatig overzicht van alle ombuigingen, intensiveringen, mee- en tegenvallers te vinden ten opzichte van de stand Miljoenennota 2010. Dit wordt gevolgd door een toelichting op deze mutaties.

In de cijfermatige overzichten vallen mutaties met een beperkte omvang (onder een bepaalde ondergrens) in de post diversen. De hoogte van de ondergrens is afhankelijk van de omvang van de betreffende begroting. Een volledig overzicht van alle mutaties is te vinden in de departementale begrotingen.

36

Ook is afgesproken dat indien de groei in 2011 groter is dan een 0,5% het tijdelijke stimuleringspakket van 2010 (ter grootte van 3 miljard) niet zal worden doorgetrokken naar 2011. Welke middelen vallen vrij doordat het stimuleringspakket van 2010 niet hoeft te worden doorgetrokken naar 2011?

Er is momenteel geen sprake van het vrijvallen van middelen. Er is afgesproken dat er aan het pakket een jaar zou worden toegevoegd als de groei minder is dan ½ procent. De groei is hoger, dus alleen het afgesproken pakket wordt uitgevoerd.

37

Ook is afgesproken in het aanvullend beleidsakkoord dat de collectieve sector uit solidariteit met de private sector de lonen zou moeten matigen met 3,2 miljard. Waarom is deze maatregel slechts gedeeltelijk ingevuld door loonmatiging en is er gekozen voor andere maatregelen naast loonmatiging in de collectieve sector?

In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken om in 2011 een start te maken met de consolidatie van de overheidsfinanciën. Eén van de componenten is het doorwerken van een akkoord van de sociale partners over een nominale nullijn voor de lonen op de uitkeringen en de lonen in de collectieve sector. Het uitgangspunt van het aanvullend beleidsakkoord is solidariteit van de collectieve sector met de marktsector. Ten tijde van het aanvullend beleidsakkoord werd verondersteld dat loonmatiging in de markt een besparing zou opleveren van 3,2 miljard op de uitkeringen en de lonen in de collectieve sector. De veronderstelde loonmatiging in de markt is achtergebleven bij de verwachtingen. Er is slechts een besparing opgetreden van 0,4 miljard euro als gevolg van een daling van de contractloonstijging in de markt. Mede naar aanleiding hiervan is – in de geest van de oorspronkelijke maatregel – besloten tot het inhouden van de loonbijstelling 2010 voor de kabinetssectoren en het onderwijs. Tijdens het VJN-debat op 1 juli jongstleden heeft de Tweede Kamer geconstateerd dat de besparing van 3,2 miljard euro nog niet volledig was opgetreden. De Tweede Kamer heeft het Kabinet toen in een motie verzocht om op alternatieve wijze een besparing van 3,2 miljard euro te verwezenlijken. Het Kabinet heeft besloten zijn verantwoordelijkheid te nemen en heeft nu een alternatieve invulling gegeven bij miljoenennota 2011 waarmee de motie is uitgevoerd.

38

Kan uit de tekst van pagina 53, waar staat dat 3,6 miljard van de 5 miljard in 2011 wordt bereikt terwijl je weet dat 1,8 miljard al is ingevuld in de voorjaarsnota van 2009, afleiden dat de component van 3,2 miljard in 2011 voor 1,8 miljard is ingevuld? Hoe verhoudt dat zich tot de 1,2 miljard die wordt genoemd in tabel 3.8 ter invulling van de 3,2 miljard?

In de box 3.5 op blz. 54 van de Miljoenennota is een overzicht gegeven van de maatregelen ter invulling van de 3,2 miljard euro. Voor 2011 wordt een opbrengst gerealiseerd van 1,8 miljard euro.

In tabel 3.8 op blz. 61 van de Miljoenennota wordt de kadertoetsing weergegeven. De gerealiseerde opbrengst in 2011 van bovengenoemde 1,8 miljard euro zorgt voor 1,2 miljard euro onderschrijding onder het uitgavenkader. Het verschil (ad 600 miljoen) wordt verklaard doordat de opbrengst voor 0,2 miljard gerealiseerd wordt aan de lastenkant (tabaksaccijns) en voor 0,4 miljard het gevolg is van een daling van de contractloonstijging. Deze maatregelen leveren geen ruimte onder het uitgavenkader, maar lopen mee in de ruilvoet.

39

Wat zijn de verwachte effecten van de maatregelen die worden genomen in de bouw? Wat zijn de verwachte opbrengsten en effecten op de economische groei?

Het pakket aan tijdelijke maatregelen beoogt de woningmarkt een impuls te geven, mede vanwege de omzetdaling in de bouwsector en de gevolgen daarvan voor de economie en de werkgelegenheid. Met dit pakket aan maatregelen geeft het kabinet tevens uitvoering aan de motie van de leden Weekers en Blanksma-van den Heuvel. Het kabinet verwacht dat deze matregelen een positieve bijdrage leveren aan de economische groei door de ondersteuning van een kwetsbare sector als de bouw. Het effect van de maatregelen op individueel niveau zal zoals toegezegd tijdens het debat over de Voorjaarsnota, voor zover dat kan, worden geëvalueerd.

40 en 41

Kan nader onderbouwd worden waarom de motie Sap/Weekers (32 395, nr. 10) niet is uitgevoerd? Is het budget voor 2010 voor innovatiesubsidies wel verlaagd met het in de motie voorgestelde bedrag?

Waaruit blijkt dat het (aan)vullen van het budget voor starterleningen niet effectief genoeg is? Is het instrument geëvalueerd? Vanwaar zou het minder effectief zijn dan de door het kabinet voorgestelde maatregelen?

Met de in de motie voorgestelde intensivering zou de starterregeling slechts enkele weken kunnen worden opengesteld. Dit zou vanuit bestuurlijk oogpunt onzorgvuldig zijn. Bovendien is de voorgestelde dekking van de motie niet adequaat omdat er geen sprake is van een dergelijke onderuitputting op het budget van innovatiesubsidies. Het budget voor de innovatiesubsidies is derhalve niet verlaagd.

De maatregelen, waarover de Kamer 30 augustus jongstleden is geïnformeerd6 sluiten naar het oordeel van het kabinet goed aan bij het uiteindelijke doel van het pakket: het bevorderen van de economische bedrijvigheid in de bouw en een beheerste uitfasering van het crisisinstrumentarium. Het instrument starterleningen is niet geëvalueerd.

41

Waaruit blijkt dat het (aan)vullen van het budget voor starterleningen niet effectief genoeg is? Is het instrument geëvalueerd? Vanwaar zou het minder effectief zijn dan de door het kabinet voorgestelde maatregelen?

Zie antwoord op vraag 40.

42

Hoe is de vertaling van de maatregelen in de tabel in Box 3.5 per departement (inclusief de 1,8 mrd die al in de Voorjaarsnota 2009 is meegenomen)?

Zie antwoord op vraag 35.

43 en 63

Is het waar dat de besparingen op loonmatiging (0,4 mrd) en Loonbijstelling 2010 (0,6 mrd) per 1-1-11 al zijn gerealiseerd?

Klopt het dat het niet uitkeren van de loonbijstelling voor 2010 ook gevolgen heeft voor lerarensalarissen c.q. onderwijs?

De besparing door de lagere contractloonstijging in 2010 en het inhouden van de loonbijstelling 2010 is per 1 januari 2011 gerealiseerd. Het inhouden van de loonbijstelling 2010 leidt ertoe dat er een eenjarige nominale nullijn in cao’s moet worden gerealiseerd in de kabinets- en onderwijssectoren.

44, 52, 54, 60 en 62

Welke plannen waren er voor de uitgavenenveloppen uit het Coalitieakkoord die nu worden teruggedraaid?

Kan er een cijfermatige onderbouwing gegeven worden, uitgesplitst naar begroting, van de uitgavenenveloppen uit het coalitieakkoord die niet uitgegeven gaan worden?

Welke enveloppe uit het coalitieakkoord worden gebruikt voor terugbrengen van het overheidstekort? Welke geplande intensiveringen komen hierdoor te vervallen?

De resterende enveloppe uit het coalitieakkoord worden ingezet voor tekortreductie. Kan een uitsplitsing per ministerie en per post worden gegeven welke resterende enveloppe dit betreft?

Graag zouden wij een precies overzicht van de niet uitgekeerde coalitie-enveloppen ontvangen. Zou u daarbij precies kunnen uitgeven naar welke begroting deze enveloppen zouden gaan? Welk deel hiervan gaat ten koste van het onderwijsbudget?

In onderstaande tabel wordt, uitgesplitst naar begroting, de niet uitgegeven tranche 2011 van de enveloppenmiddelen weergegeven.

 Bedragen in miljoenen euro’s

2011

2012

2013

2014

Justitie

19,7

19,7

19,7

19,7

w.v : Enveloppe Veiligheidsketen en preventie (pijler V)

19,7

19,7

19,7

19,7

     

BZK

5,7

6,7

6,7

6,7

w.v : Enveloppe Veiligheidsketen en preventie (pijler V)

5,7

6,7

6,7

6,7

     

OCW

235

235

235

235

w.v. Enveloppe Kennis en Onderzoek (pijler II)

37

37

37

37

w.v. Enveloppe Onderwijs (pijler IV)

164,2

164,2

164,2

164,2

w.v. Cultuur en Monumenten (pijler VI)

3,8

3,8

3,8

3,8

w.v. Publieke Omroep (pijler VI)

25

25

25

25

w.v. Participatie (pijler IV)

5

5

5

5

     

VROM

0,6

16,1

16,1

16,1

w.v enveloppe Schoon en Zuinig (pijler III)

0,6

16,1

16,1

16,1

     

WWI

6,3

25,3

25,3

25,3

w.v. enveloppe Schoon en Zuinig (pijler III)

6,3

25,3

25,3

25,3

     

V&W

0

24

63,5

63,5

w.v. enveloppe Openbaar Vervoer (pijler II)

0

0

39,5

39,5

w.v enveloppe Water en Kust (pijler II)

0

19

19

19

w.v.enveloppe Schoon en Zuinig (pijler 3)

0

5

5

5

     

EZ

36,2

47,1

56,1

56,1

w.v. enveloppe ondernemerschap (pijler II)

36,2

25,6

34,6

34,6

w.v. enveloppe schoon en zuinig(pijler III)

0

21,5

21,5

21,5

     

LNV

28,9

47,9

46,9

46,9

w.v. enveloppe Natuur. EHS en platteland (pijler III)

23,9

29,9

28,9

28,9

w.v. enveloppe schoon en Zuinig (pijler II)

5

18

18

18

     

SZW

16,3

26,5

26,5

26,5

W.v. enveloppe participatie (pijler IV)

16,3

26,5

26,5

26,5

     

VWS

8

8

8

8

w.v : Enveloppe Veiligheidsketen en preventie (pijler V)

3

3

3

3

W.v. enveloppe participatie (pijler IV)

5

5

5

5

     

Nader te verdelen

0

46

133

133

Maatschappelijke innovatieagenda's

0

0

79

79

enveloppe Ondernemerschap

0

46

46

46

Overig (pijler2)

0

0

8

8

De intensiveringsenveloppen uit het coalitieakkoord zijn op de aanvullend post gereserveerd en zijn jaarlijks per tranche aan de departementale begrotingen toegevoegd. Binnen het kabinet is afgesproken pas verplichtingen aan te gaan voor deze middelen als deze worden toegevoegd aan de departementale begroting. Op deze wijze wordt de flexibiliteit en de ruimte om aan te passen aan veranderende budgettaire omstandigheden bevorderd. Onder deze omstandigheden zijn er nog verplichtingen of concrete plannen die moeten worden teruggedraaid door het besluit om de enveloppenmiddelen niet uit te delen.

45

Wat wordt in 2010 door het Rijk uitgegeven aan inburgering en met welke bedragen vermindert dat in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015? Voor hoeveel mensen verdwijnt daardoor de financiering van de inburgering?

In 2010 wordt door het Rijk ruim 400 miljoen euro in inburgering besteed aan inburgeringtrajecten. Dit is meer dan andere jaren vanwege de incidentele kwaliteitsimpuls inburgering van 75 miljoen euro. Het budget voor de inburgering wordt gedurende de komende jaren afgebouwd (zie tabel); volgend jaar met 100 miljoen euro, in 2012 met 175 miljoen euro en in 2013 met 235 miljoen euro. Vanaf 2014 wordt er structureel 333 miljoen euro op inburgering bezuinigd.

Voor de komende drie jaren zijn er voldoende middelen voor gemeenten om lopende inburgeringcursussen te bekostigen (zie tabel). Er is in ieder geval tot en met 2012 ruimte om nieuwe cursussen aan te kunnen bieden. Nieuwkomers (circa 18 000 per jaar) moeten daarna zelf hun inburgering gaan betalen. Dat geldt ook voor mensen die hier al langer zijn en vrijwillig willen inburgeren.

miljoenen euro’s

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Inburgeringsmiddelen in participatiebudget

303

247

160

74

0

0

Uitvoeringskosten inburgering in gemeentefonds

60

49

37

25

0

0

Eenmalige extra bijdrage

75

     

Totaal

438

296

197

98

0

0

46

Met welke kostenstijgingen wordt een ouderpaar (2 x modaal inkomen) met twee kinderen onder de 12 (beiden 3x8 uur dagopvang per week) geconfronteerd in 2011 t/m 2015, als gevolg van de diverse maatregelen m.b.t. de kinderopvangtoeslag?

Afgelopen zomer heeft het kabinet een maatregel genomen om in 2011 230 miljoen te bezuinigen op de kinderopvangtoeslag. De reden voor de bezuiniging is een structurele overschrijding. Deze maatregel is voor het zomerreces door de Tweede Kamer en Eerste Kamer behandeld.

Door deze maatregel stijgt de ouderbijdrage van ouders in bovengenoemd voorbeeld gemiddeld van 230 tot 280 euro per maand. De collectieve bijdrage in de totale kosten daalt van 922 euro per maand naar 872 euro per maand. Het grootste deel van de kosten komt wordt dus ook na de maatregel nog steeds collectief vergoed.

Daarnaast heeft het Kabinet bij de Miljoenennota 2011 besloten tot een ombuiging in de kinderopvang per 2012. Deze maatregel is ter dekking om de kosten van het stijgend aantal leerlingen op te vangen en als invulling voor het pakket van 3,2 miljard euro. Over de concrete invulling van deze laatste maatregel wordt in het voorjaar van 2011 besloten door een volgend kabinet. Het is daarom nu nog niet aan te geven tot welke kostenstijgingen dit precies gaat leiden.

47

De verhoging van de tabaksaccijns levert een besparing van 200 miljoen euro op. Hoe verhoudt de prijs van sigaretten in Nederland zich tot de ons omringende landen? Is rekening gehouden met (negatieve) neveneffecten van deze accijnsverhoging (dalende verkoop in Nederland omdat mensen hun sigaretten voortaan in het buitenland gaan kopen)? Is er een maximum aan het aantal sloffen sigaretten dat mag worden ingevoerd en uitgevoerd?

In de hiernavolgende tabel is een overzicht opgenomen van de prijzen van sigaretten en shag in Nederland, België en Duitsland.

 

Sigaretten (MPPC per 1000 stuks)

Shag (Prijs per 1000 gram)

Nederland

€ 252,63

(€ 4,80 per 19 stuks)

wordt waarschijnlijk + € 266,53 per 1000 stuks oftewel € 5,06 per 19 stuks

€ 122,22

(€ 5,50 per 45 gram)

wordt waarschijnlijk + € 128,09 per 1000 gram oftewel € 5,76 per 45 gram

België

€ 242,11

(€ 4,60 per 19 stuks)

€ 98,00

(€ 4,41 per 45 gram)

Duitsland

€ 247,37

(€ 4,70 per 19 stuks)

€ 130,00

(€ 5,85 per 45 gram)

Het kabinet is zich bewust van het feit dat in sommige gevallen sprake is van een toename van de prijsverschillen. Deze zijn echter niet van dien aard dat een substantiële toename van de grenseffecten mag worden verwacht. Om die reden wordt een accijnsverhoging dan ook verantwoord geacht. Daarbij kan overigens niet worden uitgesloten dat ook onze buurlanden zullen overgaan tot een accijnsverhoging.

Er is geen maximum gesteld aan het aantal sigaretten dat mag worden uitgevoerd. Of er een maximum verbonden is aan de invoer van sigaretten met vrijstelling van belasting, is afhankelijk van de vraag van waaruit deze invoer plaatsvindt. Bij invoer vanuit een andere EU-lidstaat, ervan uitgaande dat het sigaretten betreft waarvoor in die andere lidstaat de accijns is betaald, geldt geen maximum. Voorwaarde is dat de ingevoerde sigaretten bestemd moeten zijn voor eigen gebruik door de persoon die de sigaretten binnenbrengt. Ingeval van invoer uit een niet-EU-lidstaat geldt een maximum van 200 sigaretten.

48

Ten tijde van de introductie van de kinderopvangtoeslag was afgesproken dat de kosten voor opvang van kinderen gelijk zou worden verdeeld tussen werknemers, werkgevers en overheid (ieder 33%). Hoe zijn de kosten voor opvang geëvalueerd sinds de introductie van deze toeslag bij de verschillende stakeholders? Hoe wordt deze verdeling na de ingrepen in de MN 2011?

(. . .)

Zie antwoord op vraag 13.

48 (deel), 65 en 82

(. . .)

Kunt u alle ingrepen bij de kinderopvangtoeslag presenteren? In hoeverre dragen mensen die meer verdienen meer bij aan de kinderopvang dan mensen die minder verdienen voor en na de ingrepen?

Kunt u aangeven hoe de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag zal worden ingevuld? Zal dit gebeuren op een manier waarbij de koopkracht achteruitgang in procent van het inkomen voor alle inkomensgroepen ongeveer gelijk is? Of zal dit gebeuren op basis van het uurtarief?

Maken de maatregelen in de kinderopvang ter grootte van 135 miljoen euro onderdeel uit van de geraamde bezuiniging van 310 miljoen euro?

Het kabinet heeft ter dekking van een tegenvaller bij de Voorjaarsnota 2010 een maatregel genomen waarbij de kinderopvangtoeslagpercentages in 2011 zodanig neerwaarts worden bijgesteld dat alle ouders (bij een gelijk gebruik van kinderopvang) bij benadering éénzelfde percentage van hun besteedbaar inkomen extra gaan betalen. In onderstaande tabel is de bijbehorende verwachte opbrengst van de maatregel weergeven (regel 1).

Daarnaast heeft het Kabinet bij de Miljoenennota 2011 besloten tot een ombuiging in de kinderopvang per 2012. Deze maatregel is ter dekking van de 135 mln. als gevolg van de leerlingenproblematiek (zie tabel, regel 2a). Het resteerde deel betreft invulling van het pakket van 3,2 miljard euro (zie tabel regel 2b). Over de invulling van deze ombuiging besluit moet het volgende kabinet in het voorjaar van 2011 besluiten.

Tabel maatregelen kinderopvang (bedragen in miljoenen euro’s)
 

Maatregelen Kinderopvang

2011

2012

2013

2014

2015

1

Maatregelen Voorjaarsnota 2010

230

285

355

360

375

2a

Maatregel Miljoenennota 2011

Dekking leerlingenproblematiek

 

135

135

135

134

2b

Maatregel Miljoenennota 2011

Dekking pakket 3,2 miljard

 

175

235

300

310

 

Totaal maatregelen Miljoenennota 2011

 

310

370

435

444

49, 50, 51 en 57

Kan er een cijfermatige onderbouwing, uitgesplitst naar begroting en ZBO’s, van de post Doelmatigheidskorting Rijksdienst gegeven worden?

Vallen de taakstellingen bij de ZBO’s onder de post Doelmatigheidskorting Rijksdienst?

Hoe wordt de Doelmatigheidskorting Rijksdienst concreet ingevuld?

Hoe wordt de doelmatigheidskorting rijksdienst ingevuld?

De doelmatigheidskorting heeft betrekking op de kerndepartementen, agentschappen en ZBO’s. Deze maatregel kan onder andere ingevuld worden met: meer samenwerking, goedkoper inkopen, standaardiseren of centraliseren.

In onderstaande tabel is inzichtelijk welk deel van de doelmatigheidskorting per departement en ZBO’s dient te worden gerealiseerd. Hierbij zijn alleen de ZBO’s meegenomen die een korting groter dan 1 miljoen euro moeten realiseren.

Begroting (bedragen in miljoenen euro’s)

Doelmatigheidskorting

Algemene Zaken

1

Buitenlandse Zaken

7

Justitie

51

w.v. Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

4

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (excl.KLPD)

10

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

12

w.v. TNO

2

w.v. Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

1

Financiën

46

Defensie

11

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

7

Verkeer en Waterstaat

22

Economische Zaken

9

w.v. Centraal Bureau voor de Statistiek

2

Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit

13

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

30

w.v. UWV

23

w.v. Sociale Verzekeringsbank

3

Volkgezondheid, Welzijn en Sport

12

w.v. Centrum Indicatiestelling Zorg

1

Totaal

231

50

Vallen de taakstellingen bij de ZBO’s onder de post Doelmatigheidskorting Rijksdienst?

Zie antwoord op vraag 49.

51

Hoe wordt de Doelmatigheidskorting Rijksdienst concreet ingevuld?

Zie antwoord 49.

52

Kan er een cijfermatige onderbouwing gegeven worden, uitgesplitst naar begroting, van de uitgavenenveloppen uit het coalitieakkoord die niet uitgegeven gaan worden?

Zie antwoord 44.

53 en 55

Hoeveel is er inmiddels uigegeven van de middelen die bestemd zijn voor intensiveringen uit het Coalitieakkoord? Aan welke intensiveringen zijn die middelen uitgegeven?

Welke enveloppe uit het coalitieakkoord zijn uitgegeven, welke enveloppe zijn gebruikt in het aanvullend beleidsakkoord en welke enveloppe worden nu ingezet voor tekortreductie?

In het coalitie-akkoord van 7 februari 2007 is vanaf 2011 structureel voor 7 miljard aan uitgavenintensiveringen vrijgemaakt.

In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken om in 2011 een start te maken met de consolidatie van de overheidsfinanciën. Bij de voorjaarsnota 2009 is besloten om hiervoor ook te herprioriteren binnen de intensiveringsenveloppe. Er is toen besloten tot een structurele taakstelling ad 100 miljoen op de enveloppemiddelen en het inhouden van het nog niet aan een departement toegewezen deel van de enveloppe ondernemerschap (ad 10 miljoen).

Bij de miljoenennota 2010 is besloten tot het inhouden van de reterende enveloppemiddelen tranche 2011. Het betreft een bedrag van bijna 0,7 miljard structureel.

Alle overige intensiveringsmiddelen uit het coalitie-akkoord zijn uitgedeeld aan de departementale begrotingen. Sinds de miljoenennota 2008 zijn de diverse intensiveringsenveloppen uit het coalitie-akkoord uitgedeeld aan de departementale begrotingen. Voor nadere informatie over de initiële plannen en de daadwerkelijke realisaties van de intensiveringsenveloppe verwijzen we naar de verschillende departementale begrotingen en jaarverslagen.

54

Welke enveloppe uit het coalitieakkoord worden gebruikt voor terugbrengen van het overheidstekort? Welke geplande intensiveringen komen hierdoor te vervallen?

Zie antwoord 44.

55

Welke enveloppe uit het coalitieakkoord zijn uitgegeven, welke enveloppe zijn gebruikt in het aanvullend beleidsakkoord en welke enveloppe worden nu ingezet voor tekortreductie?

Zie antwoord 53.

56

Op welke subsidies van EZ wordt bezuinigd en hoeveel in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?

De aangekondigde bezuiniging op EZ-subsidies van 10 miljoen euro in 2011 oplopend tot structureel 50 miljoen euro in 2015, is in de EZ-begroting als volgt verwerkt:

  • beleidsartikel 2 Innovatie: 4 miljoen euro (2011) oplopend tot 20 miljoen euro (2015);

  • beleidsartikel 3 Ondernemerschap: 1 miljoen euro (2011), oplopend tot 5 miljoen euro (2015);

  • beleidsartikel 4 Energie: 4 miljoen euro (2011) oplopend tot 20 miljoen euro (2015);

  • beleidsartikel 10 Telecom: 1 miljoen euro (2011), oplopend tot 5 miljoen euro (2015).

Zoals aangegeven in de EZ-begroting, zullen deze kortingen op een later moment toegewezen worden aan specifieke instrumenten.

Indien een nieuw kabinet vóór de behandeling van de begroting van Economische Zaken tot stand komt, zal het door dit kabinet opgestelde regeerakkoord bepalend zijn voor de precieze invulling van de taakstelling. Indien dit niet het geval is, zal de demissionaire minister van Economische Zaken uiterlijk bij de begrotingsbehandeling de Kamer informeren over de noodzakelijke kortingen op specifieke instrumenten voor het begrotingsjaar 2011.

57

Hoe wordt de doelmatigheidskorting rijksdienst ingevuld?

Zie antwoord op vraag 49.

58 en 59

Hoe zeker zijn de extra inkomsten door de verhoging van de tabaksaccijns?

Is bij de raming van de extra inkomsten door verhoging van de tabaksaccijns rekening gehouden met gedragseffecten?

Voor de berekening van de opbrengst van de accijnsverhoging, circa 200 miljoen euro structureel, is uitgegaan van de huidige consumptie van tabaksproducten. Rekening houdend met een beperkt dalend tabaksverbruik in Nederland en met een licht stijgende prijs voor tabaksproducten (een prijs die mede bepalend is voor de hoogte van de accijns), is de opbrengst van de tabaksaccijns vrij stabiel. De geraamde 200 miljoen euro is daarmee vrij zeker. In de raming van het budgettair effect als gevolg van de verhoging van de tabaksaccijns is, conform de begrotingsregels, geen rekening gehouden met gedragseffecten. Mogelijke gedragseffecten worden wel meegenomen in de macroraming van de jaarlijkse ontvangsten uit tabaksaccijns.

59

Is bij de raming van de extra inkomsten door verhoging van de tabaksaccijns rekening gehouden met gedragseffecten?

Zie antwoord 58.

60

De resterende enveloppe uit het coalitieakkoord worden ingezet voor tekortreductie. Kan een uitsplitsing per ministerie en per post worden gegeven welke resterende enveloppe dit betreft?

Zie antwoord 44.

61

Op welke manier worden de verschillende bezuinigingen op de rijksdienst en ambtenarensalarissen ingevuld? Zijn de ministeries hier zelf verantwoordelijk voor?

De verantwoordelijkheid voor de invulling van doelmatigheidskorting Rijksdienst ligt bij elk ministerie. De besparing dient met ingang van 2012 daadwerkelijk te zijn ingevuld.

De verantwoordelijkheid om de besparing op de arbeidsvoorwaarden te vertalen in nieuwe cao’s ligt deels bij het kabinet als geheel en deels bij enkele ministers afzonderlijk. De minister van Binnenlandse Zaken treedt op als eerstverantwoordelijke voor de sector Rijk. Voor de sectoren Defensie, Politie, Rechterlijke Macht zijn respectievelijk de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Justitie eerst verantwoordelijk. De sector Onderwijs is grotendeels gedecentraliseerd en daar ligt de verantwoordelijkheid dus bij de werkgevers en werknemers in de sector onderwijs.

62

Graag zouden wij een precies overzicht van de niet uitgekeerde coalitie-enveloppen ontvangen. Zou u daarbij precies kunnen uitgeven naar welke begroting deze enveloppen zouden gaan? Welk deel hiervan gaat ten koste van het onderwijsbudget?

Zie antwoord op vraag 44.

63

Klopt het dat het niet uitkeren van de loonbijstelling voor 2010 ook gevolgen heeft voor lerarensalarissen c.q. onderwijs?

Zie antwoord 43.

64 en 67

Heeft het inhouden van de enveloppen ook gevolgen voor het budget voor kinderopvang, het actieplan leerkracht, het budget van universiteiten, de aanpak van voortijdig schoolverlaten en vroeg- en voorschoolse educatie?

Hoe moet OCW de enveloppen waarvoor al verplichtingen zijn aangegaan opvangen?

De intensiveringsenveloppen uit het coalitieakkoord zijn op de aanvullend post gereserveerd en zijn jaarlijks per tranche aan de departementale begrotingen toegevoegd. Conform de Comptabiliteitswet kunnen pas verplichtingen worden aangegaan als hier voldoende kasdekking tegenoverstaat. Via de diverse begrotingswetten worden verplichtingen- en uitgavenplafonds aan het parlement voorgelegd. Deze wijze van omgang met de intensiveringenveloppen heeft de flexibiliteit en de ruimte om aan te passen aan veranderende budgettaire omstandigheden bevorderd.

Wel kan worden gesteld dat als de enveloppen tranche 2011 waren uitgekeerd, extra budget beschikbaar was gekomen voor voortijdig schoolverlaten en voor kwaliteitsimpulsen in het hoger onderwijs. De ingehouden enveloppen tranche 2011 waren inhoudelijk niet bestemd voor kinderopvang, het actieplan leerkracht en vroeg- en voorschoolse educatie.

65

Kunt u aangeven hoe de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag zal worden ingevuld? Zal dit gebeuren op een manier waarbij de koopkracht achteruitgang in procent van het inkomen voor alle inkomensgroepen ongeveer gelijk is? Of zal dit gebeuren op basis van het uurtarief?

Zie antwoord op vraag 48.

66

Hoe vertaalt de accijnsverhoging op tabak zich in een stijging van de prijs per sigaret? Hoeveel is dit afgemeten naar dezelfde hoeveelheid tabak als er in een sigaret zit bij shag?

Hierna is uitgegaan van de MPPC (de meest gevraagde prijsklasse) voor zowel sigaretten als shag. Per sigaret stijgt de accijns met iets minder dan 1,2 cent. Voor shag stijgt de accijns met iets minder dan 0,5 cent per gram. Ervan uitgaande dat een shagje ongeveer 1 à 1,5 gram shag bevat stijgt de prijs voor een shagje derhalve met ongeveer 0,5 cent tot 0,75 cent.

67

Hoe moet OCW de enveloppen waarvoor al verplichtingen zijn aangegaan opvangen?

Zie antwoord 64.

68

Kan aangegeven worden in welke mate andere eurolanden lastenverzwaring inzetten om de overheidsfinanciën te verbeteren?

Lastenverzwaringen maken in andere lidstaten onderdeel uit van het pakketten aan maatregelen die de overheidsfinanciën moeten verbeteren. De verhouding tussen uitgavenverminderingen en lastenverzwaringen verschilt per eurolidstaat, maar over het algemeen wordt het overgrote deel van de maatregelen aan de uitgavenkant gevonden.

In Duitsland vindt 30 procent van de maatregelen plaats aan de lastenkant, en 70 procent aan de uitgavenkant. In Frankrijk is deze verhouding ongeveer 40/60. Het is de verwachting dat Frankrijk op korte termijn additionele maatregelen zal aankondigen. Overigens is in het Verenigd Koninkrijk de verhouding tussen lastenverzwaringen en uitgavenreductie 25/75 bij de nieuwe maatregelen die door de nieuwe Britse regering zijn aangekondigd.

69

Tijdens de Voorjaarsnota 2010 zijn voor bijna 3 miljard aanvullende maatregelen genomen in 2011 om de kaders te laten sluiten, doordat zich tegenvallers hebben voorgedaan onder het SZA en RBG kader. Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de tegenvallers die zich hebben voorgedaan en van de maatregelen die zijn genomen om de kaders te laten sluiten?

Zie antwoord 1.

70

Kan er een overzicht worden gegeven van het totaalbedragen in 2009, 2010 en 2011 van de ruilvoet, werkloosheidsuitgaven en stimuleringspakket (incl. lastenkant) die buiten de kaders zijn geplaatst?

De uitgavenkaders zijn sinds de Miljoenennota 2009 gecorrigeerd voor de mutaties in de werkloosheidsuitkeringen en de ruilvoetontwikkeling. Daarnaast is het stimuleringspakket buiten de kaders geplaatst.

Onderstaande tabel uit de Miljoenennota 2011 geeft de totale kadercorrecties voor de werkloosheidsuitgaven en de ruilvoet weer voor 2010 en 2011.

Tabel 3.8 Kadertoetsing uitgaven

(+ = tegenvaller, in miljarden euro)

2010

2011

Stand Miljoenennota 2010

0,0

– 1,8

Stand Miljoenennota 2011

0,0

– 3,0

w.v. tekortreductie Aanvullend Beleidsakkoord

 

– 1,8

w.v. invulling in 2011 3,2 miljard uit Aanvullend Beleidsakkoord

 

– 1,2

   

Rijksbegroting in enge zin MN 2010

0,6

– 1,3

Rijksbegroting in enge zin MN 2011

– 1,3

– 2,4

   

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid MN 2010

0,0

– 0,2

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid MN 2011

0,2

– 0,3

   

Budgettair Kader Zorg MN 2010

– 0,7

– 0,3

Budgettair Kader Zorg MN 2011

1,1

– 0,2

   

Werkloosheidsuitgaven1

(3,2)

(3,5)

Ruilvoet1

(– 2,2)

(– 5,0)

Stimuleringspakket (excl. lastenkant)

(2,7)

(0,5)

XNoot
1

De gepresenteerde kadercorrecties voor de ruilvoet en de werkloosheidsuitgaven zijn de totale correcties sinds Miljoenennota 2009.

Voor 2009 is in het Financieel Jaarverslag onderstaande tabel weergegeven voor de uitgaven:

 (+ = tegenvaller, in miljarden euro)

FJR 2009

Rijksbegroting in enge zin

 

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

106,2

Uitgavenniveau

105,4

Over-/onderschrijding

– 0,8

  

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

 

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

59,4

Uitgavenniveau

58,9

Over-/onderschrijding

– 0,5

  

Budgettair Kader Zorg

 

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

54,7

Uitgavenniveau

56,4

Over-/onderschrijding

1,7

  

Totale uitgavenkader

 

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

220,3

Uitgavenniveau

220,7

Over-/onderschrijding

0,4

  

Werkloosheidsuitgaven

1,5

Ruilvoet

1,8

Stimuleringspakket

2,0

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bedragen voor de verschillende onderdelen van het stimuleringspakket.

(in miljarden euro)

2009

2010

2011

 

stand SW

stand MN

stand MN

Arbeidsmarkt, onderwijs en kennis

0,5

1,0

0,4

Duurzame economie

0,2

0,6

0,1

Infrastructuur en (woning)bouw

0,6

1,0

0,1

Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven

0,7

0,6

0,1

Totaal stimuleringspakket

2,0

3,3

0,7

Voor 2009 is het gehele stimuleringspakket opgenomen in de tabel van het uitgavenkader. In de Miljoenennota 2011 is alleen het uitgavengedeelte opgenomen. De cijferaansluiting valt te maken door de liquiditeitsverruiming bedrijfsleven uit de tabel van het stimuleringspakket op te tellen bij tabel 3.8 uit de Miljoenennota 2011 (voor 2011 wijkt de som der delen af van het totaal).

71

Uit de MEV 2011 blijkt er in 2011 een stabilisatie van de werkgelegenheid in de marktsector te verwachten is en dat daarbij werkgevers in eerste instantie flexibele arbeidskrachten in dienst zullen nemen. Kan het kabinet aangeven of zij maatregelen nodig acht om er voor te zorgen dat de in de MJN genoemde flexibele krachten aanspraak kunnen maken op essentiële regelingen als scholing?

Het is inherent aan de aard van hun arbeidscontract dat flexwerkers zowel economische neergang als economisch herstel het snelst bemerken. Uiteraard is het van belang dat faciliteiten die de arbeidsmarktpositie van werknemers kunnen versterken, zoals scholing, ook voor flexwerkers toegankelijk zijn. Artikel 7:649 Burgerlijk Wetboek (BW) voorziet hierin. Volgens deze bepaling mag de werkgever geen onderscheid maken tussen werknemers in de arbeidsvoorwaarden op grond van het al dan niet tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Voorts heeft het kabinet de afgelopen jaren al maatregelen getroffen om de gevolgen van de financiële crisis voor de arbeidsmarkt op te vangen en tegen te gaan. Hierbij valt te denken aan de scholingsmaatregelen EVC en de omscholingsbonus. Deze gelden ook voor flexwerkers.

Ook heeft de Stichting van de Arbeid in het Sociaal Akkoord van 25 maart 2009 aangegeven de positie van flexwerkers te willen verbeteren om te voorkomen dat de gevolgen van de crisis onevenredig neerslaan bij de zwakkere groepen op de arbeidsmarkt. Zij hebben aangegeven dit te willen doen door in cao’s extra afspraken te maken over scholing voor flexwerkers, en over het niet langer vastleggen van een concurrentiebeding voor deze groep.

Het kabinet is van mening dat er gezien de combinatie van de huidige regelgeving, de door het kabinet genomen extra maatregelen en de inzet van sociale partners, geen aanleiding is voor nadere maatregelen van overheidswege.

72

De zorguitgaven in het BKZ kader laten een forse overschrijding zien van 2,1 miljard in 2010 en 2,2 miljard in 2011. In hoeverre worden deze tegenvallers weggewerkt met maatregelen en in hoeverre zien we deze overschrijding terug in de ZVW premie?

De in de zorg genomen maatregelen worden op verschillende plaatsten in de rijksbegroting toegelicht. Allereerst in tabel 3.11 van de Miljoenennota 2011, waar de ontwikkeling van de kadertoetsing van het Budgettair Kader zorg is opgenomen. Naast de overschrijding van 2,1 respectievelijk 2,2 miljard euro in 2010 en 2011 staan daar ook de genomen maatregelen vermeld. In meer detail zijn de maatregelen te vinden in de Verticale Toelichting bij de Miljoenennota (gepubliceerd als internetbijlage) en in de bijlage Financieel Beeld Zorg in de begroting voor 2011 van VWS (pagina 181).

In deze tabellen is te zien dat sinds de Miljoenennota 2010 de totale geraamde netto-uitgaven (uitgaven minus ontvangsten) onder het Budgettair Kader Zorg voor 2010 met 1,4 miljard euro zijn gestegen. Voor 2011 dalen de netto-uitgaven met iets meer dan 40 miljoen. Dit houdt in dat wordt geraamd dat in 2011 de gehele overschrijding van 2,2 miljard euro wordt gecompenseerd met de in de tabel genoemde meevallers en maatregelen. De op dit moment voor 2011 geraamde netto zorguitgaven zijn dus licht lager dan vorig jaar voor 2011 werd geraamd.

De ontwikkeling van de ZVW premie wordt ook toegelicht in de VWS begroting (pagina 190–195). Net als bij de totale BKZ-uitgaven is er bij de ZVW uitgaven in 2011 geen sprake van hogere geraamde uitgaven dan in de begroting 2010. In de jaren 2008, 2009 en 2010 vallen de uitgaven wel fors hoger uit. Omdat het Zorgverzekeringsfonds meerjarig geen tekort of overschot mag hebben moeten de hogere uitgaven uit eerdere jaren worden opgevangen via hogere premies. Door deze hoger dan geraamde uitgaven is immers het exploitatiesaldo van het Zorgverzekeringsfonds verslechterd. Het vermogenssaldo van het zorgverzekeringsfonds is inmiddels meer dan 3 miljard euro negatief. Dit wordt de komende jaren goedgemaakt door de premies te verhogen.

73

Om welke kasschuiven binnen OCW, WWI, EZ en VWS gaat het: welke bedragen voor welke doelen met welke gevolgen voor het jaar waarmee geschoven wordt?

Hieronder worden de grootste kasschuiven op de begrotingen van OCW, WWI, EZ en VWS genoemd en toegelicht. Daarnaast heeft er ook nog een kasschuif plaatsgevonden op de Aanvullende Post van 2009 naar 2010.

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

OCW

      

Kosten gastouderopvang

– 26

 

26

   

Kinderopvang

50

19

– 23

– 19

– 12

– 15

OV-jaarkaart

– 165

     

Loonbijstelling onderwijs

56

– 56

    
       

EZ

      

SDE/MEP

 

50

81

35

– 166

 

CO2-veilingopbrengsten

-55

     
       

VWS

      

Griepvaccins

72,4

     
       

WWI

      

ISV

 

– 38

19

19

  
       

Aanvullende post

      

Schuldsanering Antillen

178

     
       

Totaal

110

– 25

103

35

– 178

– 15

(+ = saldoverslechterend – = saldoverbeterend; bedragen in mln. euro’s)

OCW

Kosten gastouderopvang

Van de gastouders die in 2010 gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om met een subsidie van de overheid aan de kwalificatie-eis te voldoen, heeft een deel dit gedaan via het behalen van één van de daarvoor benoemde diploma's in het beroepsonderwijs. De subsidie komt wegens de t-2 bekostiging pas in 2012 tot betaling aan het desbetreffende ROC. Ter dekking van de kosten voor gastouderopvang in 2012 voor Beroepsonderwijs en Volwassen Educatie, is er in totaal 26 mln. doorgeschoven van 2010 naar 2012.

Kinderopvang

Na de Voorjaarsnota 2010 werd een aanvullende tegenvaller op het kinderopvangdossier bekend. Voor de dekking hiervan is aangesloten bij de tabelaanpassing waarmee ook de vorige kinderopvangtegenvaller is opgevangen. Daarnaast is gebruik gemaakt van vrijval van middelen uit het waarborgfonds kinderopvang. De getoonde kasschuif zorgt ervoor dat de problematiek en de besparing volgend uit de tabelaanpassing voor de jaren 2010 t/m 2015 op elkaar aansluiten.

OV-jaarkaart

Er is in 2009 besloten om een gedeelte van de uitgaven voor de OV-jaarkaart in 2010 al bij Najaarsnota 2009 te voldoen.

Loonbijstelling onderwijs

De loonbijstelling tranche 2010 is niet uitgekeerd. Om de hierdoor ontstane liquiditeitsproblematiek in het onderwijs te voorkomen, heeft een kasschuif plaatsgevonden.

EZ

SDE/MEP

Bij de SDE/MEP vindt er een verschuiving van kasmiddelen plaats van 2014 naar de jaren 2011, 2012 en 2013. Deze verschuiving is nodig om de beschikbare kasmiddelen in lijn te brengen met de behoefte aan kasmiddelen die volgens de huidige inzichten nodig zijn voor reeds aangegane en nog aan te gane verplichtingen.

CO2-veilingsopbrengsten

In 2009 is de veiling van CO2 emissierechten niet doorgegaan vanwege het feit dat de definitieve uitspraak van de Raad van State pas laat in het jaar bekend werd. De veiling heeft uiteindelijk in april 2010 plaatsgevonden. Er zijn 4 miljoen CO2-rechten geveild voor een totaalbedrag van 55 mln.

VWS

Griepvaccins

Een deel van de voor 2009 geplande griepvaccinleveringen is in 2009 vertraagd. Circa 72 mln. van de in 2009 beschikbaar gestelde middelen komen daardoor in 2010 tot besteding. Middels een kasschuif zijn deze middelen van begrotingsjaar 2009 doorgeschoven naar begrotingsjaar 2010.

WWI

ISV

Het kasritme van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) is aangepast ter dekking van specifieke problematiek op de WWI begroting.

Aanvullende Post

Schuldsanering Antillen

Op basis van nieuw beschikbare gegevens is een nadere duiding gemaakt van de kosten van de schuldsanering van de Nederlandse Antillen. Het kasritme van de resterende reservering op de aanvullende post is dienovereenkomstig aangepast.

74

In de miljoenennota wordt gesteld dat de bezuiniging op kinderopvang in 2011 gerealiseerd zal worden door aanpassing van de kinderopvangtoeslagtabel op een wijze waarop de aanpassing een procentueel gelijk koopkracht effect heeft voor alle inkomens tot circa E 113 000 per jaar. Hoe verhoudt zich dat tot het bericht van OCW (http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2010/09/21/veranderingen-in-de-kinderopvang-in-2011.html) waaruit geen procentueel gelijk koopkracht effect blijkt?

De maatregel in 2011 heeft, bij een gelijk gebruik van kinderopvang, een gelijk inkomenseffect voor alle inkomens tot 113 000 euro (het punt waarop de minimale kinderopvangtoeslag van 33,3 procent bereikt is). In de voorbeelden in het persbericht zijn alleen verzamelinkomens vermeld. Het verzamelinkomen komt goeddeels overeen met het bruto inkomen minus aftrekposten. Het inkomenseffect is echter het effect op het besteedbaar inkomen. Dat is het bedrag dat huishoudens te besteden hebben na aftrek van belastingen en aangevuld met inkomensondersteunende regelingen (zoals bijvoorbeeld kindgebonden budget, zorgtoeslag en kinderbijslag). Dit besteedbaar inkomen neemt minder snel toe dan het verzamelinkomen. Voor de getoonde voorbeelden waarbij steeds twee dagen dagopvang voor twee kinderen onder de 4 jaar is verondersteld, is het inkomenseffect in alle gevallen –1¼ procent.

75

De ruilvoet en de werkloosheidsuitgaven laten beide een meevaller zien. Doordat beiden buiten de kaders zijn geplaatst lopen deze meevallers in het EMU-saldo. In hoeverre verbetert het EMU saldo als gevolg van deze meevallers? Worden deze posten voor 2011 weer teruggeplaatst binnen de kaders?

De ruilvoet laat een meevaller zien van in totaal 1,1 miljard euro in 2010 en 1,4 miljard euro in 2011. De werkloosheiduitgaven laten een meevaller zien van 1,3 miljard euro in 2010 en 1,6 miljard euro in 2011.

Meevallers kadercorrecties (in miljarden euro’s)

2010

2011

Ruilvoet kader RBG-eng

0,8

0,7

Ruilvoet kader SZA

0,1

0,4

Ruilvoet kader BKZ

0,2

0,3

Totaal ruilvoet

1,1

1,4

Werkloosheidsuitgaven

1,3

1,6

Ten opzichte van de Miljoenennota 2010 is de totale meevaller voor 2010 2,4 miljard euro als gevolg de ontwikkeling van de ruilvoet en werkloosheidsuitgaven. Voor 2011 is de totale meevaller 3 miljard euro. De huidige meevallers voor 2010 en 2011 zijn ten bate gekomen van het EMU-saldo.

De Studiegroep Begrotingsruimte adviseert om de ruilvoet en werkloosheidsuitgaven weer terug te brengen onder de kaders. Het is aan de nieuwe coalitie om hierover een besluit te nemen.

76

Waarom vallen de opbrengsten van Boeten en Transacties tegen? Worden er minder overtredingen gemaakt of wordt er minder bekeurd dan verwacht? Als dat laatste het geval is, hoe komt dat en wie is daarvoor verantwoordelijk?

Het is niet mogelijk om aan te geven of de tegenvallende opbrengsten van Boeten en Transacties zijn terug te voeren op een daling van het aantal overtredingen of doordat er minder bekeurd wordt dan verwacht. Er zijn immers alleen cijfers beschikbaar van de geconstateerde overtredingen en niet van het aantal overtredingen dat onbestraft blijft. Er is echter geen sprake van een lagere inzet van de handhavingscapaciteit.

77

Wordt de invulling van de beperking van de subsidies met 85 miljoen nog voor de Algemene Financiële Beschouwingen aan de Kamer bekend gemaakt?

Subsidies zullen worden vanaf 2012 structureel worden gekort met 83 miljoen euro. De concrete invulling van deze korting zal in het najaar naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

78

Wie moet de kosten van een hoger dan geraamde instroom van asielzoekers dragen als die in de toekomst niet meer automatisch ten laste van de schatkist komen?

De kosten voor een hoger dan geraamde instroom komen voor rekening van het Ministerie van Justitie. Dit principe van specifieke compensatie geldt ook voor alle andere departementen. In uitzonderlijke situaties (door bijvoorbeeld internationale ontwikkelingen met grote asielstromen tot gevolg) is niemand gehouden aan het onmogelijke en zullen de Minister van Justitie en de Minister van Financiën met elkaar in contact treden over een oplossing. Dergelijke problematiek moet ingepast worden onder het uitgavenkader.

79

Om welk bedrag gaat het bij de ombuigingen die vanaf 2012 op de huurtoeslag worden voorgesteld? Hoeveel is dat gemiddeld per jaar bij de huurtoeslagontvangers? Lopen die bedragen op na 2012?

In de begroting van WWI is een nader in te vullen taakstelling op de huurtoeslag ingeboekt oplopend van 52,8 miljoen euro in 2012 naar 175,8 miljoen euro in 2015. De vormgeving van de taakstelling is nog niet bekend, maar gegeven het gemiddelde aantal huurtoeslagontvangers (1,1 miljoen) zal (rekenkundig) de gemiddelde stijging van de eigen bijdrage voor huurtoeslagontvangers in 2012 ongeveer 4 euro per maand bedragen in 2012 oplopend tot ongeveer 13 euro per maand in 2015.

80

Is dekking van de voorziene tekorten ten aanzien van verkeersboetes de hoofdreden om de verkeersboetes omhoog te doen?

De verhoging van de boetes is om twee redenen van belang voor de rechtshandhaving. In de eerste plaats draagt zwaardere sanctionering van overtreders bij aan het gewenste effect dat men zich aan de regels houdt en daarmee een bijdrage levert aan de verkeersveiligheid. Overtreders worden daardoor immers geconfronteerd met hogere boetes, terwijl men deze kosten ook kan vermijden door de wet niet te overtreden. De maatregel levert daarnaast hogere inkomsten op, waardoor de voorziene tekorten kunnen worden gedekt en voorkomen kan worden dat er moet worden gesneden in de rechtshandhaving zelf.

81

Hoe wordt het verschil verklaard tussen enerzijds de 0,25 miljard besparing door het niet meer uitkeren van de aow-tegemoetkoming aan aow-ers in het buitenland zoals die in de MEV genoemd wordt en anderzijds de 0,1 miljard euro die wordt genoemd in tabel 3.10 op pagina 63 van de miljoenennota?

Het verschil tussen beide bedragen betreft een afronding. Zowel SZW als CPB ramen de besparing op 0,1 miljard euro. Door afronding op kwarten miljarden rekent CPB met een besparing van ¼ miljard euro.

82

Maken de maatregelen in de kinderopvang ter grootte van 135 miljoen euro onderdeel uit van de geraamde bezuiniging van 310 miljoen euro?

Zie antwoord op vraag 48.

83

Hoe verhoudt de uitspraak in de troonrede «In de vandaag ingediende begroting ontziet de regering het onderwijs» zich tot de bezuinigingen via de coalitie-enveloppen, de bezuiniging op de onderwijssubsidies en de bezuinigingen op de lerarensalarissen. 

In de Miljoenennota 2011 staat aangegeven dat het kabinet besloten heeft zijn verantwoordelijkheid te nemen en de motie Koolmees/Weekers (Kamerstukken II 2009/2010, 32 395, nr. 8) uit te voeren en zodoende een alternatieve invulling te presenteren voor de besparing van 3,2 miljard euro. Het kabinet heeft bij de invulling gekozen voor enkele generieke maatregelen waaronder het inhouden van middelen bestemd voor intensiveringen uit het Coalitieakkoord. Voor deze middelen waren echter nog geen verplichtingen aangegaan (zie ook antwoord op vraag 67) en het wegvallen van deze middelen leidt dus ook niet tot extensivering van bestaand beleid. Dit geldt dus ook voor de onderwijsenveloppen. Het niet uitdelen van de loonbijstelling 2010 zal vooral tot aanpassingen in de arbeidsvoorwaardensfeer moeten leiden, en heeft daarmee geen directe invloed op het primaire onderwijsproces. Het niet uitdelen van de loonbijstelling heeft een effect op nieuw af te sluiten cao’s, maar staat los van het actieplan LeerKracht. De Rinnooy Kan-gelden blijven beschikbaar. Verder is de bijdrage aan de incidentele loonontwikkeling (ILO) beleidsmatig op nul gezet waarbij besloten is het onderwijs en de zorg te ontzien. Ten aanzien van de 3,2 miljard euro geldt verder nog dat er verscheidene specifieke maatregelen zijn getroffen, waarbij het onderwijs opnieuw is ontzien (o.a., subsidies EZ, kinderopvang, efficiencyverbetering beheer en onderhoud infrastructuur). Ten slotte, is in de onderwijsbegroting de oploop van leerling- en studentenaantallen voor 2011 verwerkt (en gedekt via de kinderopvang). Kortom, het kabinet is van opvatting dat zij – ook gegeven de lastige budgettaire situatie – het onderwijs zoveel mogelijk heeft ontzien in de ingediende begroting op Prinsjesdag.

84

Hoe zal de bezuiniging op de huurtoeslag worden vormgegeven?

Over de precieze vormgeving van de bezuiniging op de huurtoeslag moet nog besloten worden.

85

We zien dat de tegenvallers SZA kader worden opgevangen door onder meer het versoberen van de tegemoetkomingen AOW, Wajong en overige AO-regelingen. Ook wordt de AOW tegemoetkoming vervangen door de Mogelijkheid Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen? Wat houden deze maatregelen precies in? Wat betekenen deze maatregelen voor de koopkracht van AOW-gerechtigden en arbeidsongeschikten? Waarom wordt de AOW tegemoetkoming vervangen door een andere regeling?

Oudere belastingplichtigen, nabestaanden en arbeidsongeschikten ontvangen naast hun uitkering een tegemoetkoming. Ter compensatie van tegenvallers op de begroting wordt voorgesteld deze tegemoetkomingen te verlagen met 14 euro op jaarbasis. De tegemoetkoming voor oudere belastingplichtigen (AOW-ers), nabestaanden en arbeidsongeschikten bedraagt in 2010 respectievelijk 411 euro, 201 euro en 517 euro. Voor ouderen met alleen AOW betekent de korting een negatief inkomenseffect van circa 0,2 procent. Voor de korting van de andere tegemoetkomingen gelden vergelijkbare inkomenseffecten. Overigens staat tegenover de verlaging van de tegemoetkoming voor oudere belastingplichtigen een verhoging van de ouderenkorting met 50 euro. Vanwege de verzilveringsproblematiek profiteren niet alle ouderen (volledig) van deze verhoging.

De AOW-tegemoetkoming is in 2005 ingesteld ter reparatie van nadelige koopkrachteffecten in de fiscale sfeer voor pensioengerechtigden in Nederland. Door de koppeling aan de AOW werd de tegemoetkoming echter ook geëxporteerd naar het buitenland. De nieuwe regeling Mogelijkheid Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen creëert een tegemoetkoming die alleen wordt gericht op Nederlandse belastingplichtigen, hetgeen beter aansluit bij de doelstelling van de regeling.

86

Waaruit is gebleken dat de Wsw-plekken goedkoper zijn geworden? Wat is de oorzaak ervan?

Zie antwoord 30.

87

Ook wordt er gesproken over zorgmaatregelen die pas in 2012 van kracht worden. Welke zijn dit? Kunt u aangeven welke zorgmaatregelen reeds bij VJN2010 zijn genomen en welke in deze MN en tevens in welk jaar (moment) elk van deze maatregelen effectief wordt?

De tabel met de kadertoetsing van het Budgettair Kader Zorg bevat alleen de jaren 2010 en 2011. In de toelichting is daarom aangegeven dat er, naast de in de tabel genoemde maatregelen, ook maatregelen zijn die per 2012 ingaan. Deze maatregelen zijn te vinden in de Verticale Toelichting bij de Miljoenennota (gepubliceerd als internetbijlage) en in het Financieel Beeld Zorg in de begroting van VWS (pagina 181). Het gaat daarbij om alle reeksen die pas vanaf 2012 een opbrengst hebben.

In de tabel hieronder zijn de betreffende mutaties herhaald. Daaronder zijn de betreffende toelichtingen uit de VWS begroting opgenomen.

BKZ mutaties ingaand per 2012 (bedragen in miljoenen euro’s)

2012

BKZ-uitgaven

 

e. ZBC's onder Wmg instrument

– 197,0

l. Kapitaallasten brief

75,0

z. Bovenbudgettaire vergoedingen omzetten in ZZP prijzen

– 20,0

cc. Onder contracteerruimte brengen capaciteitsgroei

– 100,0

ff. Rentevergoeding kapitaallasten

– 10,0

BKZ-ontvangsten

 

IV. Maatregel verhogen eigen risico

260,0

e. ZBC’s onder Wmg instrument

De overschrijding bij de ZBC’s wordt per 2012 geredresseerd door inzet van het Wmg instrumentarium uit het wetsvoorstel Wmg.

l. Kapitaallasten brief

Bij een eventuele overgang naar prestatiebekostiging worden ziekenhuizen volledig risicodragend voor hun kapitaallasten. Om ziekenhuizen in de gelegenheid te stellen zich voor te bereiden op deze nieuwe situatie is een overgangsregeling voor de kapitaallasten uitgewerkt. Deze overgangsregeling biedt instellingen met ingang van 2011 gedurende een periode van 6 jaar een in omvang afnemende garantie op de kapitaallastenvergoeding die zij onder budgetbekostiging zouden hebben gehad. Hierdoor neemt het risico dat instellingen over hun kapitaallasten lopen geleidelijk toe.

z. Bovenbudgettaire vergoedingen omzetten in ZZP prijzen

Het gaat hier om de uitgaven van hulpmiddelen en rolstoelen die niet vallen onder de hulpmiddelenvergoeding in het budget van de instellingen. De bovenbudgettaire vergoedingen kennen de laatste jaren een sterke groei. De bovenbudgettaire vergoedingen zullen daarom worden omgezet in een bedrag per geleverd zorgzwaartepakket (ZZP).

cc. Onder contracteerruimte brengen capaciteitsgroei

De budgettaire gevolgen van de ingebruikname van nieuwe capaciteit worden onder de contracteerruimte gebracht.

ff. Rentevergoeding kapitaallasten

Door de NZa zal een rente-aanpassing worden gedaan bij de regeling kleinschalige wooninitiatieven. In plaats van een rentepercentage van 6,5% zal 6,1% worden gehanteerd.

IV. Maatregel verhogen eigen risico

Per 1 januari 2012 wordt het Verplicht Eigen Risico (naast de jaarlijkse indexatie) met 40 euro extra verhoogd. De opbrengst van deze extra verhoging met 40 euro wordt geraamd op 260 miljoen euro (rekening houdend met extra uitgaven Compensatie Eigen Risico).

88

Kunt u aangeven tot in hoeverre de verwachte stijging van het aantal dementiepatiënten is verwerkt in de ramingen voor het Budgettair Kader Zorg?

In het onlangs verschenen World Alzheimer Report 2010, waarin wordt aangegeven dat in West Europa het aantal mensen met dementie in de periode 2010–2050 bijna zal verdubbelen. In de raming van het Budgettair Kader Zorg wordt impliciet rekening gehouden met de stijging van het aantal mensen met dementie. De hoogte van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) wordt gebaseerd op de middellange termijnraming van het CPB. Hiervoor is de gerealiseerde groei in de periode 2000–2008 gecorrigeerd voor de gevolgen van demografie (zowel bevolkingsgroei als vergrijzing) en de effecten van het gevoerde beleid. Ten slotte zijn de zorguitgaven gecorrigeerd voor de prijs van het BBP (als indicator voor inflatie) om het uitgavenniveau in reële termen weer te geven. Uiteindelijk blijft een onderliggende trend (de «overige groei») over. De trendmatige groei die hieruit volgt, wordt verondersteld ook in de periode 2011–2015 op te treden. Daarbovenop komt de groeivoet voor de verwachte demografische ontwikkeling (die door de vergrijzing iets hoger is dan in 2000–2008) en de verwachte ontwikkeling van de prijs BBP.

De ramingmethode van het Budgettair Kader Zorg is dus een top-down benadering, waarbij de trend van de totale groei van de zorguitgaven wordt doorgetrokken. Dat betekent dat niet voor individuele zorgvormen of aandoeningen een kostenraming wordt gemaakt.

Dat wil zeggen dat een stijging van het aantal dementiepatiënten impliciet in de raming is meegenomen. Als deze stijging zich ook in de periode 2000–2008 voor heeft gedaan, dan zijn de daarmee gemoeide uitgaven doorgetrokken. Ook is in de raming rekening gehouden met demografie. Omdat de bevolking de komende jaren harder vergrijsd stijgt de raming van de zorgkosten ook harder dan in 2000–20008. Aangezien dementie sterk samenhangt met demografische ontwikkelingen is er dus impliciet meer budget voor dementie. Een verdubbeling van het aantal dementiepatiënten in 40 jaar betekent een groei van 1 ¾ procent per jaar. Ter vergelijking, de zorguitgaven groeien in de MLT raming van het CPB reëel met 4 procent per jaar.

89

Overschrijdingen in de Zorg kunnen nu pas na 2 jaar worden vertaald in beleidswijzigingen. Wanneer zal die periode op grond van een verbeterde informatiecyclus minstens zijn gehalveerd?

In de Miljoenennota 2011 is aangegeven, dat overschrijdingen van de gebudgetteerde sectoren van het BKZ pas definitief worden nadat de feitelijk gerealiseerde productie door de zorgverzekeraar is geaccordeerd. Dit is, mede vanwege de regelgeving jaarverslaglegging, een half jaar na afloop van het jaar. Tegelijkertijd kunnen (ombuigings-)maatregelen in de zorg vrijwel niet in het lopende jaar gerealiseerd worden. Dit komt ondermeer doordat de verzekeraars tijdig moeten weten hoe hoog het eigen risico en de omvang van het verzekerd pakket wordt, waardoor in feite alleen maat-regelen die in het voorjaar zijn aangekondigd, het volgende jaar kunnen ingaan. Hierdoor kunnen uitvoeringstegenvallers in de zorg pas na één of twee jaar worden gecompenseerd. Voor het doorvoeren van beleidsmaatregelen / treffen van maatregelen dan ook het beschikbaar hebben van een adequaat instrumentarium van groot belang.

Zowel het moment waarop gecertificeerde financiële informatie beschikbaar komt als aan de wettelijke termijnen waarop maatregelen moeten worden genomen (bijvoorbeeld in verband met voorhangvereiste) is – in ieder geval de komende jaren – een gegeven. De winst moet gezocht worden in het verbeteren van de informatievoorziening (betere aanwending van bestaande, ontwikkelen van nieuwe informatiebronnen) opdat de ontwikkeling van de zorguitgaven en de daaraan ten grondslag liggende factoren (bijvoorbeeld ontwikkeling in DBC's, aard van indicaties, aantallen PGB's) lopende het jaar kunnen worden gevolgd en maatregelen kunnen worden voorbereid indien de werkelijke ontwikkeling afwijkt van de gewenste. Langs deze weg leidt de verbetering in de informatievoorziening ertoe dat er in het voorjaar eerder en meer beleidsrijke informatie beschikbaar is, waarmee een betere aansluiting op de budgettaire cyclus wordt bereikt.

90

Op welke manier wordt de betere aansluiting tussen de budgettaire cyclus en de informatievoorziening waar VWS op gaat inzetten gerealiseerd?

Zie het antwoord op vraag 89.

91

Kan een overzicht gegeven worden van alle overschrijdingen bij medisch

specialisten in de afgelopen twee jaar?

De omvang van de overschrijdingen is in de loop van de tijd aan wijziging onderhevig. Zo bedroeg de overschrijding 2008 in de ontwerpbegroting 2010 nog 375 miljoen euro. Op basis van nieuwe cijfers van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), die een completer en definitiever beeld geven van de betaalde declaraties, vindt steeds bijstelling plaats. Op basis van de meest recente cijfers van het CVZ uit juni 2010 bedraagt de overschrijding van de voor vrijgevestigd bekostigde medisch specialisten beschikbare middelen in 2008 549 miljoen euro en voor 2009 648 miljoen euro.

92

Hoe verhoudt lastenonwikkelingstabel 3.13 zich tot de microlastentabel in de MEV op pagina 71?

De inkomstenindicator van het kabinet wijkt op een aantal punten af van de micro lasten ontwikkeling van het CPB. Het belangrijkste verschil is dat publiek-private financieringsschuiven in de definitie van het kabinet wel relevant is, maar in de micro lasten ontwikkeling van het CPB niet. Daarnaast neemt het kabinet de zorgtoeslag – vanwege de nauwe koppeling met de nominale premie – wel mee in het inkomstenindicator. In 2011 leidt dit bij het CPB voor burgers voor circa ¾ miljard hogere lasten dan bij het kabinet. Een aantal andere verschillen is gelegen in boekingskwesties. De liquiditeitsmaatregelen (waaronder carry back en willekeurige afschrijving) worden door het kabinet in het inkomstenkader geboekt door uit te gaan van de netto contante waarde methode. Het CPB gaat bij het lasteneffect uit van het jaarlijkse transactie effect. Tot slot zijn de maatregelen uit het aanvullend beleidsakkoord buiten het inkomstenkader geplaatst.

93

Wordt de aanpak van belastingconstructies ook gezien als een lastenverzwarende maatregel?

Een wijziging van de wetgeving teneinde een bepaalde legale toepassing voortaan te voorkomen, kan leiden tot een lastenverzwaring of een lastenverlichting. Zo is de in het Belastingplan 2011 opgenomen reparatie van legale constructies met betrekking tot onroerende zaaklichamen en de reparatie van legale constructies met winstvennootschappen als lastenverzwaring voor bedrijven geboekt. Daarentegen kan een maatregel die gericht is op het bestrijden van belastingfraude niet als lastenverzwaring worden beschouwd, omdat het om het verhinderen van een illegale activiteit gaat. Het voorstel in het Belastingplan 2011 voor de automatische gegevensuitwisseling van (bank)gegevens is derhalve niet als lastenverzwaring geboekt.

94

Wordt de aan de woningcorporaties in rekening gebrachte Vpb ook meegerekend bij de lastenverzwaring voor het bedrijfsleven?

De maatregel is bij invoering in 2008 aangemerkt als een lastenverzwaring. Woningcorporaties vallen hiermee sinds 2008 integraal onder de vennootschapsbelasting. Voor de lastenontwikkeling 2011 is deze maatregel dus niet meer relevant. Integendeel, in 2011 kunnen ook de corporaties profiteren van de verlaging van het algemene tarief in de vennootschapsbelasting naar 25 procent. Bovendien wordt de voor 2009 en 2010 geldende tijdelijke verlenging van de 20procent-schijf van het Vpb-tarief tot een winst van 200 duizend euro structureel gemaakt.

95

Kan de tabel terugwaarts worden aangevuld tot 2000?

In onderstaande tabel wordt de micro lastenontwikkeling aangevuld tot het jaar 2000.

(+ betekent lastenverzwaring)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Micro lastenontwikkeling

– ¾

– 3½

– 1¼

– 1¼

– 1

96

Wat valt er onder het koopkrachtpakket dat wordt genoemd op pagina 67?

Onder het koopkrachtpakket vallen alle ontwikkelingen aan de lastenkant sinds de Miljoenennota 2010 welke effect hebben op de koopkracht van burgers op de posten «zorgpremies», «zorgtoeslag» en de «accijnsverhoging» na welke afzonderlijk in de tabel genoemd zijn. Deze maatregelen betreffen onder andere maatregelen in de inkomstenbelasting (zoals tariefsaanpassingen en wijziging in kortingen) en zijn onder andere nader gespecificeerd in het belastingplan 2011.

97

Wat is het cumulatieve effect van de kabinetsmaatregelen op de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten?

Voor de meeste chronisch zieken is er in 2011 geen sprake van specifieke maatregelen. PGB-houders in de AWBZ worden geconfronteerd met een korting op de persoonsgebonden budgetten van 3 procent. Ook een aantal pakketmaatregelen in de ZVW in 2011 kunnen effect hebben op de koopkracht. Anders dan bij de PGB-maatregel is het saldo-effect echter sterk afhankelijk van specifieke omstandigheden. Daarnaast wordt er een minimum eigen bijdrage in de AWBZ ingevoerd. Naast de maatregelen in 2011 leidt onder andere het aflopen van een overgangsregeling uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) uit 2009 voor een deel van de chronisch zieken en gehandicapten in 2011 tot koopkrachteffecten. Cumulatie doet zich naar schatting voor bij een beperkt deel van alle chronisch zieken.

Binnen de AWBZ worden PGB-houders geconfronteerd met een korting van 3 procent op alle persoonsgebonden budgetten binnen de AWBZ. Tevens worden de persoonsgebonden budgetten in 2011 niet geïndexeerd binnen de AWBZ. Indien huishoudens de zorg niet efficiënter kunnen inkopen en het gelijk aantal uren zorg willen houden zal er een inkomenseffect optreden. Bij de WMO voor de huishoudelijke hulp treedt dit effect niet op. De tarieven die de gemeenten vragen staan los van deze PGB-tarief maatregel.

Per 2011 wordt er een minimum eigen bijdrage intramuraal AWBZ ingevoerd. Deze maatregel heeft als gevolg dat iedereen die langdurig in een AWBZ-instelling verblijft en geen thuiswonende partner heeft minimaal 400 euro per maand eigen bijdrage betaalt. De minister van VWS heeft de Tweede Kamer toegezegd nader te inventariseren om welke groepen van cliënten het precies gaat. Tevens gaat hij na hoe geregeld kan worden dat deze mensen na het betalen van de eigen bijdrage minimaal het bedrag aan zak- en kleedgeld ter vrije besteding overhouden.

Er zijn per 2011 verschillende pakketmaatregelen en ophogingen van eigen betalingen binnen de Zorgverzekeringswet voorzien. Het gaat hierbij deels om maatregelen die relatief vaak neerslaan bij chronisch zieken en gehandicapten (zoals het schrappen van de vergoeding voor eenvoudige mobiliteitshulpen zoals krukken en rollators, en het uitbreiden van de eigen bijdrage voor fysiotherapie van 9 naar 12 behandelingen). Deze maatregelen drukken enerzijds de zorgpremie, maar kunnen ook een effect op de hoogte van de eigen betalingen of premie voor de aanvullende verzekering. Het saldo-effect is sterk afhankelijk van specifieke omstandigheden, waaronder de mate van dekking door aanvullende verzekeringen.

Naast deze effecten die optreden als gevolg van nieuw beleid, zijn er ook effecten die optreden vanwege een doorwerking van de overgang van de Buitengewone Uitgavenregeling (BU) naar de Wtcg in 2009. Binnen de BU was sprake van fiscale aftrek van ziektekosten, waarbij mensen met een benedenmodaal inkomen (een deel van) hun ziektekosten mochten vermenigvuldigen met 2,13. Deze vermenigvuldigingsfactor leidde er toe dat een deel van de BU-gebruikers onder de 65 jaar meer dan 100 procent van hun zorgkosten kregen gecompenseerd. Binnen de Wtcg is bewust besloten om de vermenigvuldigingsfactor voor 65-minners terug te brengen van 2,13 naar 1,77 in 2010 en 1,4 in 2011 en latere jaren. Verder gaat een deel van de chronisch zieken en gehandicapten een hogere eigen bijdrage voor extramurale AWBZ/WMO-zorg betalen in 2011. Voor de hoogte van de eigen bijdrage AWBZ/WMO-zorg wordt gekeken naar het verzamelinkomen twee jaar terug. Door de overgang van de buitengewone uitgavenregeling naar de Wtcg is in 2009 het verzamelinkomen van chronisch zieken en gehandicapten die voorheen gebruik maakten van de buitengewone uitgavenregeling hoger dan in 2008. Bij gevolg is de te betalen eigen bijdrage AWBZ/WMO in 2011 (op basis van verzamelinkomen 2009) hoger dan in 2010 (op basis van verzamelinkomen 2008).

Het (cumulatieve) effect van deze maatregelen wordt geïllustreerd voor een aantal voorbeeldhuishoudens. Het gaat hierbij om huishoudens die aftrekbare ziektekosten hebben, eigen bijdrage AWBZ/WMO betalen, een PGB ontvangen voor de AWBZ, dan wel een combinatie van deze kenmerken hebben. Het effect van pakketmaatregelen binnen de Zorgverzekeringswet is niet meegenomen in dit overzicht. Overigens doet de cumulatie zich voor bij een beperkt deel van alle chronisch zieken.

Tabel: Koopkrachteffecten bij verschillende voorbeeldhuishoudens
 

Geen zorgkosten

500 euro hulpmiddelen

Eigen bijdrage AWBZ/Wmo1

PGB 3 000 euro

500 euro hulpm + EB AWBZ/Wmo + PGB

Alleenstaande 65+

     

– alleen AOW

– ½ %

– ½ %

– ½ %

– 1 ½ %

– 1 ½ %

– pensioen 10 000 euro

– ¾ %

– ¾ %

– 2 ½ %

– 1 ¾ %

– 3 ½ %

Paar met 2 kinderen

     

– bijstand

¼ %

0 %

¼ %

– ½ %

– ¾ %

– 120% WML

0 %

– ¾ %

0%

– ¾ %

– 1 ½%

– 1+0,51 modaal

– ¼ %

– ¼ %

– 1 ½%

– ½%

– 2 %

XNoot
1

Uitgegaan is van 3 uur per week huishoudelijke verzorging; verondersteld is dat dit ook al in eerdere jaren werd gebruikt, waarbij Bu-aftrek van de eigen bijdrage in 2008 het verzamelinkomen drukte.

98

Zijn de premies voor werkgevers die bedoeld zijn als bijdrage aan de kinderopvang ook opgelopen evenals de kosten van de kinderopvang? Zo niet, hoe verhoudt zich dat tot de afspraak dat werkgevers één derde van de kosten van deze opvang dienen te betalen?

Zie antwoord op vraag 13.

99

Hoe verhoudt de verlaging van de VPB zich tot de Japanse wetgeving wat betreft landen die een laag VPB tarief hebben?

De Japanse anti tax haven-regelgeving is per 1 april 2010 gewijzigd. Volgens de nieuwe gewijzigde regelgeving betrekt Japan buitenlandse winsten op het realisatiemoment in de eigen (hogere) vennootschapsbelasting met verrekening van de buitenlandse winstbelasting wanneer het buitenlandse effectieve tarief 20 procent of lager is. Voorheen bedroeg dit tarief 25 procent. Vanwege de verlaging van het tarief voor toepassing van deze Japanse anti-tax haven-regelgeving heeft de voorgestelde verlaging van het Nederlandse Vpb-tarief geen negatieve gevolgen voor het in Nederland actieve Japanse bedrijfsleven.

100

Kan het kabinet een overzicht verstrekken van de ontwikkeling van het VPB tarief in alle OESO landen over de afgelopen tien jaar?

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de tarieven in de vennootschapsbelasting voor de OESO-lidstaten. De tarieven die zijn weergegeven zijn de normale statutaire tarieven die gelden in de OESO-landen, inclusief eventuele «surtax» en vennootschapsbelasting op decentraal niveau. Dit overzicht zegt in beperkte mate iets over de effectieve belastingdruk vanwege verschillen in de grondslag en afwijkende tarieven voor bepaalde doelgroepen zoals voor het MKB. Voor meer informatie wordt verwezen naar de OESO tax database (www.oecd.org/ctp/taxdatabase).

Tabel: Vergelijkend overzicht tarieven in de vennootschapsbelasting voor de OESO-lidstaten
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Australië

34,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

Oostenrijk

34,00

34,00

34,00

34,00

34,00

25,00

25,00

25,00

25,00

25,00

25,00

België

40,20

40,20

40,20

33,99

33,99

33,99

33,99

33,99

33,99

33,99

33,99

Canada

42,57

40,51

38,05

35,95

34,42

34,36

34,07

34,09

31,72

31,32

29,52

Chili

15,00

15,00

15,00

16,00

16,50

17,00

17,00

17,00

17,00

17,00

17,00

Tsjechië

31,00

31,00

31,00

31,00

28,00

26,00

24,00

24,00

21,00

20,00

19,00

Denemarken

32,00

30,00

30,00

30,00

30,00

28,00

28,00

25,00

25,00

25,00

25,00

Finland

29,00

29,00

29,00

29,00

29,00

26,00

26,00

26,00

26,00

26,00

26,00

Frankrijk

37,76

36,43

35,43

35,43

35,43

34,95

34,43

34,43

34,43

34,43

34,43

Duitsland

52,00

38,90

38,90

40,20

38,90

38,90

38,90

38,90

30,18

30,18

30,18

Griekenland

40,00

37,50

35,00

35,00

35,00

32,00

29,00

25,00

25,00

25,00

24,00

Hongarije

18,00

18,00

18,00

18,00

16,00

16,00

17,33

20,00

20,00

20,00

19,00

IJsland

30,00

30,00

18,00

18,00

18,00

18,00

18,00

18,00

15,00

15,00

15,00

Ierland

24,00

20,00

16,00

12,50

12,50

12,50

12,50

12,50

12,50

12,50

12,50

Italië

37,00

36,00

36,00

34,00

33,00

33,00

33,00

33,00

27,50

27,50

27,50

Japan

40,90

40,90

40,90

40,90

39,54

39,54

39,54

39,54

39,54

39,54

39,54

Korea

30,80

30,80

29,70

29,70

29,70

27,50

27,50

27,50

27,50

24,20

24,20

Luxemburg

37,50

37,50

30,38

30,38

30,38

30,38

29,63

29,63

29,63

28,59

28,59

Mexico

35,00

35,00

35,00

34,00

33,00

30,00

29,00

28,00

28,00

28,00

30,00

Nederland

35,00

35,00

34,50

34,50

34,50

31,50

29,60

25,50

25,50

25,50

25,50

Nieuw Zeeland

33,00

33,00

33,00

33,00

33,00

33,00

33,00

33,00

30,00

30,00

30,00

Noorwegen

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

Polen

30,00

28,00

28,00

27,00

19,00

19,00

19,00

19,00

19,00

19,00

19,00

Portugal

35,20

35,20

33,00

33,00

27,50

27,50

27,50

26,50

26,50

26,50

26,50

Slowakije

29,00

29,00

25,00

25,00

19,00

19,00

19,00

19,00

19,00

19,00

19,00

Spanje

35,00

35,00

35,00

35,00

35,00

35,00

35,00

32,50

30,00

30,00

30,00

Zweden

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

28,00

26,30

26,30

Zwitserland

24,90

24,70

24,40

24,10

24,10

21,30

21,32

21,32

21,17

21,17

21,17

Turkije

33,00

33,00

33,00

30,00

33,00

30,00

20,00

20,00

20,00

20,00

20,00

Verenigd Koninkrijk

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

30,00

28,00

28,00

28,00

Verenigde Staten

39,34

39,26

39,30

39,33

39,31

39,28

39,30

39,26

39,25

39,10

39,21

Bron: OESO Tax Database; Table II.1 Corporate income tax rate

101

Uit het garantieoverzicht blijkt dat het plafond voor de groeifinancieringsfaciliteit en de BBMKB-regeling hoger zijn dan het gebruik. Wat zijn de redenen om deze regelingen toch te verlengen?

Uit de tabel blijkt niet dat het plafond voor de groeifinancieringsfaciliteit en de BBMKB-regeling hoger zijn dan het gebruik. De tabel geeft het verloop in het uitstaande risico weer. De kolom 2009 geeft het totaal uitstaande risico ultimo 2009 weer en wordt verhoogd met de in de respectievelijke jaren beschikbare plafonds.

De ontwikkelingen van het gebruik van de regelingen zijn zodanig, dat verwacht wordt dat volgend jaar het budget voor deze regelingen in belangrijke mate uitgeput zal worden. Zie verder antwoord op vraag 25 voor redenen om garantieregelingen te verlengen.

102

Kan een specificatie worden gegeven van de lastenverzwaringen en lastenverlichtingen, waarbij wordt aangegeven waartoe eerder is besloten en wat nieuw wordt voorgesteld?

De maatregelen waartoe eerder is besloten zijn opgenomen in de begrotingen en belastingplannen van eerdere jaren. De maatregelen waartoe dit jaar is besloten zijn verwerkt in de verschillende begrotingen en het Belastingplan en zijn hier ook terug te lezen. De rekenpremie voor 2011 wordt door de minister van VWS bepaald voorafgaande aan het jaar 2011. Het koopkrachtpakket bevat deels maatregelen waartoe eerder is besloten en grotendeels waartoe dit jaar is besloten. Zo is al eerder besloten tot het niet indexeren van de algemene heffingskorting en dit is verwerkt in het Belastingplan. Het deel waartoe dit jaar is besloten is verwerkt in het Belastingplan 2011. Het verlengen van de maatregelen ten aanzien van de sectorfondspremies van 2010 naar 2011 is ook dit jaar besloten, evenals de verlaging van de Aof-premie. Deze laatsten zijn terug te lezen in de SZW-begroting en de Miljoenennota. De intensivering in de WBSO is ook dit jaar besloten en te lezen in het Belastingplan. Evenals de maatregelen rondom willekeurige afschrijving, carry back en het structrureel maken van de kwartaalafdracht BTW.

103

Is het waar dat een tekortreductie van 1,8 miljard per 2015 ook zou kunnen worden gerealiseerd door de belastingderving wegens hypotheekrenteaftrek te fixeren op het bedrag 2010?

Tabel 5.3.1 laat de oploop meerjarenraming zien van de derving ten gevolge van de fiscale behandeling van de eigen woning. De verwachting is dat deze derving oploopt van 9,1 miljard euro in 2010 tot 10,9 miljard euro in 2015. Dat is 1,8 miljard euro. Dit is het gevolg van de ontwikkeling in de huizenmarkt (rente, huizenprijzen etc.). Om deze oploop te voorkomen, zou beperking van bestaande regelingen voor de eigen woning noodzakelijk zijn.

104

Op basis van welke aannames (o.a. huizenprijzen en rentes) is de extrapolatie van de oploop van de inkomstenbeperkende regeling eigen woning gebaseerd?

De oploop van het budgettair effect van de inkomstenbeperkende regelingen met betrekking tot de eigen woning is gebaseerd op de actuele middellange termijnraming van het CPB.

105

Bij welke tariefstelling voor meer vervuilende auto's kan de 62 miljoen extra worden gedekt die nodig is om het lage tarief voor de minst vervuilende auto's te handhaven?

Het Belastingplan 2011 bevat geen voorstellen om in de bijtelling voor privé gebruik van de auto van de zaak of in de MRB de tarieven te wijzigen. In de BPM wordt de afbouw in verband met de kilometerbeprijzing stopgezet. De in 2010 ingezette omzetting van de BPM van een heffing op basis van cataloguswaarde naar een heffing op basis van CO2 gaat verder. Deze omzetting is budgettair neutraal. Zuinige (maar nog niet vrijgestelde) van BPM-vrijgestelde auto’s zullen bij een stijgend CO2-tarief en een dalend cataloguswaardepercentage minder BPM gaan betalen.

106

De leerlingenaantallen lopen de komende jaren op. Wat is de verwachte stijging en wat kost dit?

Het verschil tussen de actuele raming leerlingen- en studentenaantallen (referentieraming 2010) en de raming van vorig jaar (referentieraming 2009) is:

(aantallen x 1000)

2010/11

2011/12

2012/13

2013/14

2014/15

Primair onderwijs

4,2

4,9

4,6

4,9

4,6

Voortgezet onderwijs

5,6

6,6

6,3

6,9

8,3

Middelbaar beroepsonderwijs

– 4,5

– 3,7

– 3,1

– 4,7

– 7,4

Hoger beroepsonderwijs

25,2

31,7

35,7

38,5

39,6

Wetenschappelijk onderwijs

6,4

7,7

8,7

9,5

9,8

Bron: Referentieraming 2010, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/09/03/referentieraming-2010.html

In de OCW begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. Vanwege de onzekerheid over met name de ontwikkeling van de aantallen studenten na 2011 is besloten in de meerjarenramingen de onderwijsdeelname na 2011 op hetzelfde niveau als 2011 te houden. Indien na 2011 de eventuele stijging van het aantal studenten zich toch mocht doorzetten, dan betekent dit onder gelijkblijvende omstandigheden – gegeven de meerjarige budgetten – dat het gemiddelde beschikbare bedrag per student daalt.

In de onderstaande tabel is het budgettaire effect van de leerlingen- en studentenontwikkeling zoals opgenomen in deze begroting per beleidsartikel weergegeven:

(bedragen in duizenden euro’s)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Primair onderwijs

5 109

12 642

12 642

12 642

12 642

12 642

Voortgezet onderwijs

33 979

54 060

54 060

54 060

54 060

54 060

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

7 600

19 152

19 152

19 152

19 152

19 152

Hoger beroepsonderwijs

97 921

153 055

153 055

153 055

153 055

153 055

Wetenschappelijk onderwijs

27 358

34 959

34 959

34 959

34 959

34 959

Totaal leerlingen- en studentenontwikkeling

171 967

273 868

273 868

273 868

273 868

273 868

Bron: OCW begroting 2011, p.187

107

Kunt u uiteenzetten of, en zo ja op welke wijze, er rekening is gehouden met rente, (stijgende) grondprijzen en inflatie bij de kasschuif op de artikelen Natuur en Landschap en Recreatie op de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?

Op de budgetten voor natuur, landschap en recreatie is de reguliere prijsbijstellingssystematiek van toepassing. Dit betekent dat er rekening wordt gehouden met rente en inflatie.

108

Kunt u de financiële constructie van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) nader toelichten en uiteenzetten welke bijdragen aan het ILG worden geleverd door de ministeries van Verkeer & Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu respectievelijk Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?

In de LNV-begroting is een bijlage overzichtconstructies Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) opgenomen (pagina’s 78 en 79). In dit overzicht is de totale omvang van het beschikbare ILG-budget opgenomen. Ook zijn hierin de bijdragen van andere betrokken departementen (VROM, V&W en OCW) en van het Fonds Economische Structuurversterking aan het ILG opgenomen.

109

Kunt u toelichten of en hoe er in het beschikbare budget voor Reconstructie rekening wordt gehouden met (stijgende) grondprijzen en inflatie?

Op de budgetten voor reconstructie is de reguliere prijsbijstellingssystematiek van toepassing. Dit betekent dat er rekening wordt gehouden met inflatie.

110

Kunt u uiteenzetten waar de post Apurement van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in 2010 voor gebruikt is?

Deze wordt gebruikt om de tot nu toe door de Europese Commissie genomen besluiten tot financiële correcties te financieren. Deze besluiten betreffen onder andere financiële correcties in het kader van: POP-plafondoverschrijdingen 2000–2006 (1,9 miljoen), invordering verschuldigde bedragen audit Dienst Landelijk Gebied (0,9 miljoen) korting oppervlaktesteun 2005–2007 (16,6 miljoen) en premieregelingen runderen (6,8 miljoen).

111

Kunt u toelichten waar de uitgaven in 2011 en verder onder de post Apurement van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar verwachting uit zullen bestaan?

De post apurement is een stelpost om toekomstige financiële correcties vanuit de EU op te kunnen vangen. Op dit moment zijn de mogelijke financiële correcties voor 2011 nog niet aan te geven. De hoogte van de stelpost is overigens gebaseerd op realisatiegegevens uit voorgaande jaren. Zie ook het antwoord op vraag 110.

112

Hoe verklaard u het structurele tekort van 7 miljoen op de uitvoeringskosten Programma Beheer van de LNV-begroting?

Het uitvoeringsbudget voor het Programma Beheer is sinds de invoering hiervan in 2000 niet meer structureel verhoogd. Dit terwijl de uitvoeringslasten zijn gestegen. Daarnaast heeft de Europese Commissie in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid vanwege de koppeling van de Bedrijfstoeslagregeling met het Programma Beheer meer controles ingevoerd met als doel de rechtmatigheid van betalingen te waarborgen. Deze controles hebben tot hogere uitvoeringskosten geleid.

113

Waarom wordt het structurele tekort van 7 miljoen op de uitvoeringskosten Programma Beheer van de LNV-begroting slechts gedeeltelijk aangezuiverd? Kunt u deze keuze nader toelichten?

Het tekort op de uitvoeringskosten Programma Beheer loopt op tot 7 miljoen euro vanaf 2013. Dit tekort is binnen de LNV-begroting ingepast.

114

Kunt u toelichten waar de 36 miljoen die ten behoeve van Q-koorts bestrijding aan de LNV-begroting is toegevoegd vandaan is gekomen? Ten koste van welke post is deze incidentele uitgave gedaan?

Het kabinet heeft de LNV-begroting met dit bedrag verhoogd. Deze incidentele uitgave is binnen de bestaande budgettaire kaders van de Rijksbegroting ingepast.

115

Kunt u een overzicht geven van de kosten die in het kader van de Q-koorts door zowel Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn gemaakt?

Vanuit het Diergezondheidsfonds is tot en met augustus 2010 in totaal 30,3 miljoen betaald aan kosten. Het betreft de volgende 3 onderdelen; tegemoetkoming in schades (19,6 miljoen euro), bestrijdingskosten (6,7 miljoen euro) en uitvoeringskosten LNV (4,0 miljoen euro). Vanuit de LNV-begroting is een bedrag van 5 miljoen euro betaald als forfaitaire vergoeding voor inkomenschade en 2,1 miljoen euro voor vaccinatie en tankmelkmonitoring. 

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in 2010 in het kader van de Q-koorts de volgende middelen besteed; compensatie fokverbod (3 miljoen euro), onderzoeksprogramma Q-koorts (0,7 miljoen euro), communicatieactiviteiten (1 miljoen euro) en ondersteuning GGD’en (0,1 miljoen euro).

De minister van VWS heeft op 21 juli 2010 de Tweede Kamer geïnformeerd over het beschikbaar krijgen van het humaan vaccin voor specifieke medische risicogroepen. De hiermee gemoeide kosten zijn niet in bovenstaand overzicht meegenomen. De werkelijke omvang van die kosten is namelijk nog niet bekend (er wordt thans gewerkt aan een plan van aanpak) en onder meer afhankelijk van nog te nemen beleidskeuzes inzake de vaccinatie.

Vragen en Antwoorden Macro Economische Verkenning 2011

1

Indien er de komende kabinetsperiode rond de € 10 mld. wordt bezuinigd, tot welke percentages lopen de EMU-schuld en het EMU-saldo dan terug ten opzichte van het basispad?

De gevolgen van bezuinigingen voor de EMU-schuld en het EMU-saldo hangen sterk af van het karakter van de bezuiniging en van de termijn waarnaar gekeken wordt. De reden is dat ombuigingen op de collectieve uitgaven een doorwerking hebben op diverse delen van de economie en dat deze doorwerking per maatregel en in de tijd verschillend is. Op middellange termijn is in het algemeen sprake van uitverdieneffecten: de verbetering van het EMU-saldo en de EMU-schuld is kleiner dan de initiële bezuiniging. Van een breed samengesteld bezuinigingspakket bedraagt het uitverdieneffect op middellange termijn circa 40%. Sommige bezuinigingen hebben een groter uitverdieneffect, andere juist een kleiner uitverdieneffect. In Keuzes in kaart 2011–2015 wordt op blz. 20 en 21 hier dieper op ingegaan.

2

Vindt u het passen bij een CPB-directeur om te stellen dat Nederland in vergelijkbare problemen als Griekenland komt, indien er de komende kabinetsperiode ca. € 10 mld. in plaats van ca. € 18 mld. wordt bezuinigd?

Het is niet duidelijk op welke passage in de MEV deze vraag betrekking heeft. In de MEV (hoofdstuk 1) staat in relatie tot Griekenland: «De situatie in Nederland geeft meer respijt.».

3

Bent u het met de stelling eens dat het weinig uitmaakt voor het terugbrengen van de staatsschuld of er 10 of 11 miljard wordt bezuinigd?

Het betekent dat een schuld van 1 miljard meer of minder wordt doorgeschoven naar de toekomst. Of dat veel of weinig is, is toch vooral een politiek uitspraak.

4

Wat zijn de totale kosten van het CPB en is hier ook een efficiencykorting van toepassing?

De begroting van het CPB bedraagt 13,5 miljoen euro in 2010 en in 13,0 miljoen euro in 2011. Het CPB is organisatorisch een onderdeel van het ministerie van EZ. Het CPB doet onverkort mee met efficiencykortingen.

5

Hebben de nieuwe ramingen van het CPB ten aanzien van het economisch herstel ook gevolgen voor de ramingen in het MLT? Zo ja, kan de Kamer zo spoedig mogelijk een update hiervan ontvangen?

De nieuwe ramingen van het CPB hebben een geringe invloed op het beeld op middellange termijn. Op dit moment werkt het CPB aan een update van de MLT en een beschrijving er van. Deze zal op korte termijn gepubliceerd worden.

6

Is het CPB in staat om de verminderde arbeidsvraag die zich niet vertaalt in een lagere werkloosheid als gevolg van minder gewerkte uren door zzp-ers en uitzendkrachten te kwantificeren?

Een exact kwantificering is wegens gebrek aan goede cijfers over gewerkte uren door zzp'ers en uitzendkrachten op dit moment niet mogelijk. Voor enige globale indicaties omtrent de het belang van deze factoren ter verklaring van de meevallende omvang van de werkloosheid in vergelijking met de vorige crisis wordt verwezen naar het speciale onderwerp in het Centraal Economisch Plan 2010, blz 101–104 en tabel 5.1 aldaar.

7

Waarom is volgens het CPB bezuinigen voor Griekenland de enige optie? Waarom noemt het CPB niet de mogelijkheid van belastingverhoging?

De vraagsteller verwijst naar de tekst van de MEV, hoofdstuk 1. Daar staat over Griekenland: «Zodra financiële markten het vertrouwenverliezen dat politici het tekort daadwerkelijk zullen aanpakken, zoals in Griekenland het geval was, dan is Leiden in last (zie hoofdstuk 5 voor een nadere analyse). Mooie beloften helpen niet, concrete en onomkeerbare vastgelegde maatregelen des te meer.» en «Voor landen als Ierland en Griekenland, met een snel oplopende staatsschuldquote, is er geen alternatief voor een snelle en diepe ingreep. Zonder zo’n ingreep valt het begrotingstekort van de overheid niet langer te financieren.» Beide passages kunnen gaan over zowel bezuinigen als belastingverhoging.

8

Waarom gaat het CPB ervan uit dat de nieuwe kapitaaleisen voor banken automatisch zullen leiden tot minder groei van de kredietverlening?

Verscherping van kapitaaleisen betekent dat banken een groter deel van de kredietverlening uit eigen vermogen moeten financieren. Om aan de nieuwe, strengere eisen te voldoen moeten banken, vooral in de overgangsfase, relatief veel eigen vermogen aantrekken, ook als de kredietverlening niet wordt uitgebreid. Gegeven de groei van het eigen vermogen leidt een verscherping van de solvabiliteitseis tot een afname van de kredietgroei.

9

Hoe valt te verklaren dat de particuliere consumptie in 2011 licht stijgt ondanks de koopkrachtdaling en de door het kabinet aangekondigde bezuinigingen?

In de raming wordt ervan uitgegaan dat, nu de ergste onrust op de financiële markten achter de rug is, consumenten het niet nodig achten hun besparingen komend jaar verder op te voeren. Omdat ondanks de gemiddelde koopkrachtdaling het totale reëel beschikbaar inkomen (bestaande uit looninkomen, uitkeringsinkomen en overig inkomen) komend jaar licht stijgt, impliceert dit een beperkte groei van de gezinsconsumptie in 2011. Daarnaast speelt mee dat het aandelenvermogen van gezinnen sinds het dieptepunt in 2008 weer wat is toegenomen.

10

Hoe hoog zou de werkloosheid (werkloze beroepsbevolking in procenten) van 2010 en 2011 uitkomen wanneer deze niet volgens de nieuwe internationale definitie zou zijn berekend, maar volgens de tot op heden gangbare methode in Nederland?

De cijfers voor de werkloze beroepsbevolking (zowel in absolute aantallen als in procenten van de beroepsbevolking) in de Macro Economische Verkenning 2011 zijn nog gebaseerd op de «oude» Nederlandse definitie. Alleen in tabel 3.6 met kerngegevens over de arbeidsmarkt (en in de bijbehorende Bijlage 8) zijn beide definities gehanteerd. Volgens de Nederlandse definitie bedraagt de werkloosheidsraming in 2010 en 2011 5½%, volgens de internationale definitie in beide jaren 4¼%.

11

Hoe is het te verklaren dat het stimuleringspakket met betrekking tot duurzame energie zo is vertraagd?

De vertraging komt met name door de vertraging bij het versneld uitvoeren van FES-projecten op het gebied van ruimtelijk economisch beleid (dit is een relatief grote post binnen het onderdeel «Duurzame economie», zie onderstaande tabel). Dit wordt mede veroorzaakt doordat het Sleutelproject Zuidas is vertraagd, door vertraging bij de besluitvorming (zie Najaarsnota 2009, blz. 18).

Tabel

Duurzame economie (tranche 2009, in mld euro's)

Stand Miljoenennota 2010*

Stand Slotwet 2009**

Mutatie SW2009 -/- MN2010

    

Duurzame agrarische sector

0,030

0,006

− 0,024

Elektrische auto's

0,005

0,000

− 0,005

Sloopregeling auto's

0,035

0,037

0,002

Energiebesparing woningen (dubbel glas)

0,010

0,000

− 0,010

Ruimtelijke economie (motie Van Geel)

0,060

0,058

− 0,002

Snelle uitvoering FES-projecten Ruimtelijk Economisch Beleid

0,190

0,044

− 0,146

Snelle uitvoering FES-projecten Milieu en Duurzaamheid

0,091

0,076

− 0,015

Duurzame energie (SDE)

0,000

0,000

0,000

Duurzaam ondernemen (incl. programma milieu en technologie)

0,025

0,002

− 0,023

    

Totaal

0,446

0,223

− 0,223

* Bron: Miljoenennota blz. 74

**Voorjaarsnota 2010, blz. 17

12

Welk effect heeft de korting van 0,25 miljard op het WMO-budget van gemeenten op de koopkracht?

Het is aan gemeenten zelf om te beslissen hoe de korting op het WMO-budget wordt opgevangen. Dit kan bijvoorbeeld worden opgevangen door doelmatiger inkopen of door minder zorg te verlenen (wordt niet meegenomen in de koopkracht) of door hogere eigen bijdragen (wel relevant voor de koopkracht). Op macroniveau is het effect op de koopkracht hooguit 0,1%. Dit is echter ongelijk verdeeld en kan voor gebruikers van WMO hoger uitvallen.

13

Hoe wordt het verschil verklaard tussen enerzijds de 0,25 miljard besparing door het niet meer uitkeren van de aow-tegemoetkoming aan aow-ers in het buitenland zoals die in de MEV genoemd wordt en anderzijds de 0,1 miljard euro die wordt genoemd in tabel 3.10 op pagina 63 van de miljoenennota?

Het CPB raamt het effect op 144 mln euro oftewel 0,144 mld euro. Afgerond op 1 cijfer achter de komma is dat 0,1 mld euro en afgerond op kwarten miljarden is dat ¼ mld euro.

14

Hoe verhoudt zich microlastentabel 4.2 tot de lastenonwikkelingstabel 3.13 in de Miljoenennota op pagina 67?

Voor deze tabellen worden verschillende definities van de lastenontwikkeling gebruikt. Zie de voetnoot op p.71 van de Macro Economische Verkenning 2011 voor een beschrijving van de belangrijkste verschillen, waaronder de zorgtoeslag, de behandeling van financieringsverschuivingen en de maatregelen tot vervroegd of willekeurig afschrijven en verliesverrekening.

15

Wat verklaart het verschil tussen de toename van de macro-premielasten à 4 miljard euro en de stijging van de zvw-premies à 3,5 miljard euro?

De microlasten ontwikkeling door stijging van zvw-premies betreft 3,5 mld euro. Dit betreft beleidsmatige verhoging van premietarieven die nodig is om de zorguitgaven en het exploitatiesaldo te financieren, bovenop de stijging van de heffingsgrondslagen voor zvw-premies. Daarbovenop wordt ook de loonheffing over de hogere zvw-werkgeverspremies meegerekend bij de microlastenontwikkeling door stijging van zvw-premies.

De toename van macro-premielasten à 4 mld euro betreft de totale toename van zvw-premies om de zorguitgaven te financieren en het exploitatiesaldo te financieren. Het gaat hier om de totale toename van de zvw-premies, zowel door stijging van de heffingsgrondslagen als door beleidsmatige verhoging van de premietarieven.

De toename van de zvw macro-premielasten is hoger dan de microlastenontwikkeling door de toename van de premiegrondslag van de inkomensafhankelijke bijdrage (½ mld euro), de grondslagverbreding voor de nominale premie (¼ mld euro) en de hogere rijksbijdrage voor jongeren. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd door het niet meetellen van de loonheffing geheven over de inkomensafhankelijke bijdrage van de werkgevers (½ mld euro).

16

Wordt de 0,25 miljard korting op de sociale werkplaatsen meegeteld bij de lastenontwikkeling van bedrijven in tabel 4.2?

Nee.

17

Wordt de aanpak van belastingconstructies meegeteld als een lastenverzwaring voor bedrijven?

Ja.

18

Wordt de aan de woning corporaties in rekening gebrachte Vpb ook meegerekend bij de lastenverzwaring voor het bedrijfsleven?

Ja, de aan de woningcorporaties in rekening gebrachte Vpb is meegerekend bij de lastenverzwaring voor het bedrijfsleven in 2008. Woningcorporaties vallen sinds 2008 integraal onder de vennootschapsbelasting. Voor de verandering van de lasten voor het bedrijfsleven in 2011 is deze maatregel niet meer relevant.

19

Kan de tabel terugwaarts worden aangevuld tot 2000?

Publicatietabel microlastenontwikkeling (afgerond op kwart mld); in lopende prijzen
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Totale microlastenontwikkeling

− ¾

− 3½

− 1¼

− 1¼

− 1

5

− 1¼

¾

             

w.v. bedrijven

0

¼

− ¼

¼

¼

0

½

− 2

− ½

¾

w.v. gezinnen

− ¾

− 3¾

− 1

− 1¼

− 1½

3

1

1

¾

Overheid

0

0

0

− ¼

0

0

0

0

¼

0

0

0

20

Hoe groot is het vermogenstekort van het zorgverzekeringsfonds? Op basis waarvan is men gekomen tot de beoogde vermindering met 3 miljard van het vermogenstekort?

De stijging van de premies is het resultaat van onder andere een vermindering van het vermogenstekort met 2 mld euro (niet 3 mld euro, zoals de tekst suggereert). VWS beoogt met de premiestelling voor 2011 het vermogenstekort te verminderen met 2½ mld euro. Dat is het tekort dat in de berekening van VWS eind 2009 bestaat. Omdat het CPB minder optimistisch is over de opbrengst van de voorgenomen bezuinigingen zvw, raamt het CPB een iets kleinere vermogensinhaal.

21

Is het geraamde vermogenstekort van het zorgverzekeringsfonds het gevolg van de minder optimistische inschatting van de effectiviteit van de ombuigingsmaatregelen?

Dat is inderdaad een van de oorzaken. Maar ook in de berekening van VWS resteert nog een vermogenstekort ultimo 2011 vanwege het (nog onzekere) exploitatietekort in 2010. Tenslotte rekent het CPB met een groter vermogenstekort dan VWS ultimo 2009.

22

In welk opzicht verschillen de veronderstellingen van het CPB en het kabinet dat men tot een andere inschatting is gekomen ten aanzien van de ombuigingsmaatregelen op VWS?

Zoals toegelicht in de MEV (pagina 64) schat het kabinet de opbrengst van de beperking van de contracteerruimte in de awbz en de korting op de budgetten van ziekenhuizen in het A-segment ½ mld euro hoger in dan het CPB. Het CPB schat echter in dat in de huidige situatie het simpelweg korten van budgetten van de zorginstellingen een beperkter effect zal hebben. Vanwege het wettelijk vastgelegde recht op zorg kunnen ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen geen cliënten weigeren. Bovendien zijn de tarieven per cliënt maar net kostendekkend. Zo blijkt uit de cijfers van het CBS dat in 2008 de ziekenhuizen en de awbz-gefinancierde zorginstellingen een positief resultaat hadden van slechts ½ mld euro, ofwel 1% van de bedrijfsopbrengsten. Weliswaar zijn er indicaties dat de resultaten in 2009 iets positiever zijn geweest, maar zij zijn nog steeds heel bescheiden. Er kan zeker nog niet gesproken worden van ruime overwinsten die afgeroomd kunnen worden.

Het kabinet veronderstelt dat de maatregelen wel de geraamde opbrengsten hebben. Bij de maatregel in de awbz (het beperken van de contracteerruimte) is het kabinet van mening dat er voldoende verschil in geleverde kwaliteit is om een gedifferentieerde korting op te kunnen leggen. Het is aan de zorgkantoren om deze korting te vertalen in de tarieven die men aan instellingen vergoed. Het doel daarbij is dat goed presterende instellingen hogere tarieven krijgen dan minder goed presterende instellingen.

In de curatieve zorg verwacht het kabinet ook dat een korting haalbaar is. De korting is gebaseerd op de overschrijding van het budget in 2010. In die zin is er geen sprake van een verlaging van het budget, maar van het redresseren van een overschrijding. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 12 over de Miljoenennota.

23

Waar is de inkomstenindicator van het kabinet te vinden? Doelt het CPB daarmee op de lastenonwikkelingstabel 3.13 in de Miljoenennota?

Hiermee wordt gedoeld op tabel 3.12 en 3.13 in de Miljoenennota.

24

Betekent het feit dat de zorgtoeslag wel onderdeel uitmaakt van de inkomstenindicator en niet van de mlo dat een bezuiniging op de zorgtoeslag zich niet vertaalt in een grotere lastendruk voor gezinnen in de mlo?

Ja.

25

Hoe komt het CPB aan de verlaging in de eerste en tweede schijf met 0,05%-punt, terwijl in het belastingplan een verlaging staat van 0,45%-punt?

De tekst op pagina 81 van de Macro Economische Verkenning betreft 2010. De tarieven eerste en tweede schijf zijn in 2010 verlaagd met 0,05%-punt. In 2011 wordt het tarief van de eerste schrijf verlaagd met 0,45%-punt (zie p.83 van Macro Economische Verkenning).

26

Welk effect hebben de ingrepen in de kinderopvangtoeslag op de koopkracht?

De ingrepen in de kinderopvangtoeslag leiden in 2011 tot een budgettaire besparing van 230 mln euro. De maatregel is van belang voor de koopkracht van ongeveer 0,5 mln huishoudens (met ongeveer 0,8 mln kinderen in de opvang). Het effect op de koopkracht is gemiddeld ongeveer 450 euro per huishouden per jaar. De effecten verschillen naar gelang van het aantal kinderen, het aantal uren opvang per week, de kosten van de opvang per uur en het inkomen van de ouders.

27

Is er bij de berekening van de koopkrachtcijfers rekening gehouden met de voorgenomen bezuinigingen op ambtenarensalarissen?

Het is niet op voorhand duidelijk in welke mate de inhouding van de loonbijstelling over 2010 zal neerslaan in een lagere contractloonstijging en/of in minder werkgelegenheid bij de overheid. Voor grote delen van de overheid liggen de cao’s voor het jaar 2010 al vast, dus op korte termijn zal de maatregel waarschijnlijk vooral neerslaan in minder werkgelegenheid. Voor de koopkracht in 2011 is vooralsnog gerekend met een marktconforme contractloonstijging bij de overheid.

28

Kan een cijfermatig overzicht worden gegeven van de maatregelen waardoor de koopkracht van uitkeringsgerechtigden daalt?

De stijging van de uitkeringen (1¼%) blijft in 2011 licht achter bij de stijging van de prijzen (1½%). Daarnaast leidt de oploop van de inkomensafhankelijke bijdrage zvw tot een hogere loonheffing; de nominale zvw-premie stijgt eveneens fors, maar dit wordt grotendeels gecompenseerd door een hogere zorgtoeslag. Ten slotte heeft een deel van de uitkeringsgerechtigden nadeel van de verlaging van de huurtoeslag met 10 euro op jaarbasis en van de nominale verlaging van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten met 14 euro.

29

Is het CPB in staat een lijst te produceren met dynamische koopkrachteffecten die enkel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen?

Het CPB maakt geen ramingen van dynamische koopkrachteffecten. De beleidsmaatregelen leiden, blijkens de daling van de replacement rate, tot een iets groter verschil tussen inkomen uit werk en uit uitkering. De wig voor werkgevers neemt enigszins toe. De financiële prikkel voor uitkeringsgerechtigden om een baan te zoeken en te aanvaarden neemt dus enigszins toe, maar de hogere wig remt de vraag naar arbeid. Per saldo zal het effect op de werkgelegenheid daarom beperkt zijn. Het beleid heeft naar verwachting een beperkt effect op de inkomensdynamiek.

30

Wat zijn de laatste voorspellingen over de EMU-schuld en het EMU-saldo van Griekenland voor dit en komend jaar? Hoe verhouden die cijfers zich die tot de situatie in Nederland?

Volgens de publicatie van The Economic adjustment programme for Greece van de Europese Commissie (mei 2010) neemt de EMU-schuld toe van 115% van het bbp in 2009 tot 133% in 2010 en 145% in 2011. Het EMU-saldo zal zich verbeteren van minus 13,6% van het bbp in 2009 tot 8,0% in 2010 en minus 7,6% in 2011.

In Nederland loopt de EMU-schuld op van 60,8% van het bbp in 2009 tot 66,2% in 2011. Het EMU-saldo verbetert zich van −5,4% van het bbp in 2009 tot −3,9% in 2011 (bron MEV).

31

Bent u het met de stelling eens dat de Nederlandse uitgangssituatie veel beter is dan de Griekse?

Ja, de overheidsschuld in Nederland (als percentage van het bbp) is veel lager dan in Griekenland en dat geldt ook voor het EMU-saldo. Daarnaast is onze economie veel concurrerender dan de Griekse economie.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rouvoet, A. (CU), Blok, S.A. (VVD), Fng voorzitter, Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Hijum, Y.J. van (CDA), Irrgang, E. (SP), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66) en Koolmees, W. (D66).

Plv. leden: Vacature CU, Schaart, A.H.M. (VVD), Mulder, A. (VVD), Atsma, J.J. (CDA), Koppejan, A.J. (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Azmani, M. (VVD), Smilde, M.C.A. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Veen, E. van der (PvdA), Boer, B.G. de (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Halsema, F. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66) en Veldhoven, S. van (D66).

XNoot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 395, nr. 14.

Naar boven