32 478 Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Slowaakse Republiek tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol; Bratislava, 7 juni 2010

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 september 2010.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen wordengegeven uiterlijk op 8 oktober 2010.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2010

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 juni 2010 te Bratislava totstandgekomen Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Slowaakse Republiek tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol (Trb. 2010, 202).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Met het onderhavige Protocol wordt een nadere wijziging beoogd van het op 4 maart 1974 te Praag tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol (Trb. 1974, 98), zoals gewijzigd bij Protocol ondertekend te Bratislava op 16 februari 1996 (Trb. 1996, 90; hierna te noemen «het Verdrag»).

Het Verdrag wordt op één punt gewijzigd. Het artikel inzake overheidsfuncties (artikel 20) zal in overeenstemming worden gebracht met het corresponderende artikel in het OESO-modelbelastingverdrag 2008 (OESO-publicaties, Parijs, juli 2008, zie ook www.oecd.org; hierna: OESO-modelverdrag 2008). De wijziging is op initiatief van Nederland voorgesteld. De aanleiding tot de wijziging is de dubbele belastingheffing waarmee het lokaal aangeworven Slowaakse personeel van de Nederlandse ambassade in Bratislava wordt geconfronteerd. Dit personeel wordt voor het van de Nederlandse Staat ontvangen salaris belast door zowel Nederland als Slowakije.

Het huidige artikel inzake overheidsfuncties bepaalt in het eerste lid dat beloningen en pensioenen, betaald door een van de staten aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die staat in de uitoefening van overheidsfuncties, in die staat mogen worden belast. Als gevolg van een andere uitleg van de zinsnede «in de uitoefening van overheidsfuncties» is de situatie ontstaan waarin het lokale ambassadepersoneel dubbel wordt belast.

Slowakije neemt het standpunt in dat artikel 20 als gevolg van deze zinsnede aan de kasstaat (dat is de staat die de beloning betaalt, in dit geval Nederland) alleen het heffingsrecht toewijst met betrekking tot het salaris van de (uitgezonden) ambtenaren die werkzaamheden verrichten die behoren tot de kern van het ambassadewerk. Volgens Slowakije is artikel 20 niet van toepassing op salarissen van lokaal aangeworven krachten die andere, meer bijkomstige, werkzaamheden verrichten (zoals chauffeurs, schoonmakers, koks en tuinlieden). Dergelijke salarissen vallen volgens Slowakije onder het artikel inzake niet-zelfstandige arbeid (artikel 16). Artikel 16 wijst het heffingsrecht in dit geval – waarin de salarissen worden verkregen door inwoners van Slowakije en de werkzaamheden in Slowakije worden verricht – toe aan Slowakije.

Nederland is daarentegen van opvatting dat de salarissen betaald aan al het personeel onder artikel 20 vallen en dus ter heffing zijn toegewezen aan de kasstaat, ongeacht de soort functie en ongeacht of het personeel is uitgezonden dan wel lokaal is aangeworven. Het standpunt van Nederland is gebaseerd op het commentaar bij artikel 19 van het OESO-modelverdrag 2008.

Het overheidsartikel in het huidige Verdrag is ontleend aan het OESO-modelverdrag van 1963, waarin dezelfde zinsnede voorkomt. Met ingang van 1977 is deze zinsnede in het OESO-modelverdrag vervallen en is het overheidsartikel aangevuld met een speciale regeling voor het salaris van lokaal aangeworven krachten. Voor deze lokale krachten is het heffingsrecht niet toegewezen aan de kasstaat, maar aan de staat waar de diensten worden verleend en waarvan de lokale kracht inwoner is. Uit het OESO-commentaar bij het overheidsartikel (zie paragraaf 5) volgt dat naar het oordeel van de meeste OESO-landen het schrappen van de zinsnede «in de uitoefening van overheidsfuncties» in het OESO-modelverdrag 1977 de reikwijdte van het overheidsartikel niet heeft vergroot en derhalve dat ook reeds onder het OESO-modelverdrag 1963 alle betaalde salarissen onder het overheidsartikel vielen.

Het opnemen van het overheidsartikel uit het OESO-modelverdrag 2008 in het onderhavige Protocol heeft als gevolg dat het heffingsrecht over salarissen betaald aan de lokale Slowaakse krachten voortaan toekomt aan Slowakije, zodat dubbele heffing zich niet meer zal voordoen. Omgekeerd komt het heffingsrecht over salarissen betaald door Slowakije aan lokale Nederlandse krachten die diensten verlenen aan de Slowaakse ambassade in Nederland, voortaan toe aan Nederland. Het in het Protocol opgenomen overheidsartikel is in overeenstemming met het Nederlandse verdragsbeleid.

2. Budgettaire gevolgen

Wat betreft de budgettaire aspecten van het Protocol is relevant dat Nederland van oordeel is dat het onder het overheidsartikel in zijn huidige vorm het heffingsrecht heeft over salarissen betaald aan lokale krachten, terwijl dit na inwerkingtreding van het Protocol niet meer het geval zal zijn. Anderzijds geldt dat Slowakije meent dat Nederland reeds onder het huidige artikel geen heffingsrecht heeft. Het overheidsartikel is voorts wederkerig, zodat Nederland voortaan het heffingsrecht krijgt toegewezen over eventueel hier te lande aangeworven personeel van de Slowaakse ambassade. Verder geldt dat het slechts enkele personen betreft. De budgettaire gevolgen zullen derhalve naar verwachting zeer gering zijn.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De wijziging in artikel 1 van het Protocol bewerkstelligt dat artikel 19 van het Verdrag (over pensioenen) voortaan verwijst naar het tweede lid van artikel 20 van het Verdrag. Artikel 19 geldt onder voorbehoud van de bepalingen in het eerste lid van artikel 20 (het overheidsartikel), dat in het huidige Verdrag ook het heffingsrecht met betrekking tot overheidspensioenen toewijst. Het heffingsrecht met betrekking tot overheidspensioenen wordt als gevolg van het onderhavige Protocol voortaan geregeld in het tweede lid van artikel 20.

Artikel 2

In dit artikel is een wijziging opgenomen van artikel 20 van het Verdrag. Dit artikel wordt met het onderhavige Protocol integraal vervangen door een nieuw artikel. Het nieuwe artikel is ontleend aan artikel 19 OESO-modelverdrag 2008. Het eerste lid, onderdeel a, bepaalt dat salarissen betaald door een van de staten aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten verleend aan die staat in die staat (kasstaat) mogen worden belast. Het eerste lid, onderdeel b, bepaalt vervolgens dat de salarissen slechts in de andere staat belastbaar zijn, indien de diensten in die staat worden verleend en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is en tevens een onderdaan van die staat is, of niet inwoner van die staat is geworden uitsluitend met het oog op het verlenen van de diensten. Het tweede lid bevat vergelijkbare bepalingen met betrekking tot overheidspensioenen. Het derde lid bevat een met het tweede lid van het huidige artikel 19 vergelijkbare uitzondering voor salarissen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een door een van de staten uitgeoefend bedrijf.

Het nieuwe artikel wijkt in zoverre af van het OESO-modelverdrag 2008 dat het eerste lid, onderdeel a, van het nieuwe artikel bepaalt dat de salarissen in de kasstaat mogen worden belast, terwijl het OESO-modelverdrag voorschrijft dat de salarissen slechts in die staat belastbaar zijn. De in het nieuwe artikel gehanteerde bewoordingen waarborgen dat Nederland de methode van vrijstelling met progressievoorbehoud kan toepassen met betrekking tot inwoners van Nederland die salarissen van de Slowaakse overheid ontvangen. Deze vrijstellingsmethode is op grond van artikel 25, eerste lid, van het Verdrag namelijk alleen van toepassing op bestanddelen van het inkomen die in Slowakije mogen worden belast. In paragraaf 2 van het OESO-commentaar op artikel 19 OESO-modelverdrag wordt de mogelijkheid om de bewoordingen «mogen worden belast» te gebruiken ook expliciet genoemd.

Artikel 3

Artikel 25 van het Verdrag ziet op de wijze waarop dubbele belasting wordt voorkomen. In het tweede lid, dat de methode van vrijstelling met progressievoorbehoud bevat, wordt als gevolg van het onderhavige Protocol een verwijzing opgenomen naar de onderdelen van het nieuwe overheidsartikel die een niet-exclusief heffingsrecht aan de kasstaat toewijzen.

Artikel 4

De bepalingen van het Protocol zullen toepassing vinden op belastingjaren en tijdvakken die beginnen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het Protocol in werking is getreden.

4. Koninkrijkspositie

Het onderhavige Protocol zal, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland gelden.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven