32 455 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het bieden van een rechtsgrondslag voor de afname van de gezichtsopname en twee vingerafdrukken met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen

Nr. 6 BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2012

Bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 is bij de Tweede Kamer der Staten-

Generaal ingediend een voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het bieden van een rechtsgrondslag voor de afname van een gezichtsopname en twee vingerafdrukken met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 (Pb EU L 115) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (32 455).

Uw kamer heeft daarover op 20 oktober 2010 een verslag uitgebracht. In mijn brief van 7 juli 2011 (kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1441) heb ik u geïnformeerd dat ik bij de beantwoording van de vragen in het verslag en een nadere bestudering van het voorstel van wet tot de conclusie ben gekomen dat de behandeling van dit voorstel van wet niet moet worden voortgezet. De reden hiervoor is de volgende. De Verordening (EG) nr. 380/2008 heeft rechtstreekse werking. Lidstaten zijn slechts tot aanpassing van nationale regelgeving gehouden voor zover die in strijd is met de Verordening. Daarnaast moeten lidstaten de effectieve toepassing en handhaving van de Verordening verzekeren waarvoor (aanpassing van) nationale wetgeving noodzakelijk kan zijn. De bevoegdheid van de lidstaten om een gezichtsopname en twee vingerafdrukken van onderdanen van derde landen af te nemen voor opname op het verblijfsdocument vloeit rechtstreeks voort uit artikel 4, tweede alinea, en artikel 4ter van voornoemde Verordening. In de Verordening is niet expliciet bepaald welke nationale autoriteit met de uitvoering van de Verordening is belast. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is echter op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 de bevoegde autoriteit voor de afgifte van verblijfsdocumenten aan onderdanen van derde landen, waarmee het een gegeven is dat de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel de enige bevoegde autoriteit in Nederland is voor het afnemen van de biometrische gegevens en de opslag van deze gegevens op het verblijfsdocument. Het voorgestelde artikel 106a, tweede lid, is derhalve onjuist geformuleerd. Voor zover de afname van de biometrische kenmerken door personen werkzaam bij de buitenlandse posten zal plaatsvinden, vindt dit onder verantwoordelijkheid van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel plaats. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel wijst, op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, bij ministeriële regeling het document aan en stelt daarvoor een model vast. Voor de uitvoering van de Verordening zal daarom, voor zover het gaat om de opname van de biometrische gegevens in een chip op het verblijfsdocument, het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden aangepast.

Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik het voorstel van wet hierbij in.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven