Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2010
Tijdens het Algemeen Overleg over de Richtlijn Seizoenarbeid op 28 oktober jl. heb ik toegezegd u nader te informeren over
de controle op arbeidsvoorwaarden van arbeidsmigranten voor wie een tewerkstellingsvergunning (twv) is vereist. Hierbij geef
ik gevolg aan deze toezegging.
Ter voorkoming van neerwaartse concurrentie op arbeidsvoorwaarden door arbeidsmigranten, verleent UWV alleen een twv aan een
werkgever wanneer de vreemdeling een marktconform salaris ontvangt. Dit betreft een salaris dat gebruikelijk is in de betreffende
sector, veelal het cao-loon. De ondergrens wordt in ieder geval gevormd door het wettelijk minimumloon, zoals vastgelegd in
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML).
De Arbeidsinspectie kan, al dan niet op verzoek van UWV, controleren of de arbeidsmigrant inderdaad het door de werkgever
opgegeven salaris ontvangt. Als blijkt dat de vreemdeling een lager salaris ontvangt dan de werkgever had opgegeven bij de
twv-aanvraag, en de twv zou met deze wetenschap niet zijn verleend, zal UWV de twv intrekken.
In het kader van toezicht op de naleving van de WML kan de Arbeidsinspectie bij onderbetaling van arbeidsmigranten onder het
minimumloonniveau een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom (voor de nabetaling van het achterstallige loon) opleggen
aan een werkgever.
Toezicht op de naleving van cao’s valt onder de verantwoordelijkheid van cao-partijen. Cao’s zijn immers civielrechtelijke
overeenkomsten tussen werkgevers en vakbonden, waarbij de overheid geen partij is. Wel ondersteunt de overheid de handhaving
door cao-partijen. Ten eerste kunnen cao-bepalingen over naleving en handhaving algemeen verbindend worden verklaard, zodat
ze voor de gehele sector gelden. Ten tweede kunnen cao-partijen, in geval van een algemeen verbindend verklaarde cao, de minister
van SZW verzoeken een onderzoek in te stellen.
Voor een uitgebreide uiteenzetting over de handhaving van cao’s in relatie tot arbeidsmigranten verwijs ik u kortheidshalve
naar de brief van mijn voorganger d.d. 7 december 2009.1
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp