32 452 EU-voorstel Richtlijn seizoenarbeiders COM(2010)379

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2011

In reactie op de brief de Voorzitters van de commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor de JBZ-Raad en voor Justitie van de Eerste Kamer en de Voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel van de Tweede Kamer van 22 februari jl. (Kamerstuk 32 452, nr. 10) bericht ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als volgt.

In de brief van 22 februari jl. is verzocht om de subsidiariteitsbezwaren tegen het voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid (concept-richtlijn Seizoensarbeid – COM 2010/379), die uw beider Kamers op 14 oktober 2010 aan de Europese Commissie hebben verzonden (Kamerstuk 32 452, nr. 5), zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen in de onderhandelingen. Ik kan u meedelen dat deze bezwaren tijdens de onderhandelingen met kracht naar voren zijn gebracht, en niet zonder resultaat omdat het voorstel op vier van de vijf punten in de door ons gewenste richting gaat. Laatstelijk is op 24 februari jl. tijdens de Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken nogmaals gerefereerd aan het (kritische) parlementaire standpunt in deze. Tijdens de onderhandelingen zoekt Nederland de samenwerking met andere lidstaten.

Zoals vermeld in de brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer van 1 november 2010 aan de minister voor Immigratie en Asiel en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is tijdens het Algemeen Overleg van 14 oktober 2010 een aantal afspraken gemaakt om de Tweede Kamer op de hoogte te houden van de onderhandelingen over het voorstel voor een richtlijn Seizoensarbeid, toegespitst op een vijftal, hieronder genoemde, onderwerpen. Met deze brief wil ik dan ook gevolg geven aan deze afspraken en u informeren over:

  • a. Het behoud van de tewerkstellingsvergunning bij een verblijf korter dan drie maanden;

  • b. Het behoud van de mogelijkheid een arbeidsmarktbijlage toe te voegen aan de verblijfsvergunning bij arbeid langer dan drie maanden;

  • c. De eenmaligheid van toelating (geen multi-entry);

  • d. De mogelijkheid om in de vergunning voorwaarden op te nemen inzake arbeidsvoorwaarden en huisvesting;

  • e. De beperking van de maximale duur van het verblijf tot 24 weken.

In de onderhandelingen heeft Nederland zich sterk gemaakt voor wijziging van het voorstel en het verheugt mij u te kunnen melden dat op een aantal punten het voorzitterschap verbeteringen in het voorstel heeft aangebracht. Hieronder zal ik op bovengenoemde punten een stand van zaken geven.

a. Het behoud van de tewerkstellingsvergunning bij een verblijf korter dan drie maanden

Zoals de Europese Commissie in haar brief van 21 januari jl. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft aangegeven, is nu expliciet duidelijk dat lidstaten voor een verblijf korter dan drie maanden de tewerkstellingsvergunning, als regulerend instrument voor toegang tot de arbeidsmarkt, kunnen handhaven. Dit moet echter nog wel in het richtlijnvoorstel terechtkomen. Nederland zal daarom een tekstvoorstel indienen dat de reikwijdte van de richtlijn niet van toepassing is op verblijf van korter dan drie maanden.

b. Het behoud van de mogelijkheid een arbeidsmarktbijlage toe te voegen aan de verblijfsvergunning bij arbeid langer dan drie maanden

In hoeverre lidstaten een arbeidsmarktbijlage (annex) bij de verblijfvergunning mogen invoeren, hangt primair af van de onderhandelingen over het voorstel voor de richtlijn betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (Kaderrichtlijn arbeidsmigratie; COM 2007/638). In dit voorstel is ten principale geregeld dat er voor arbeidsmigranten één toelatingsprocedure komt met één document dat zowel het verblijf als de toegang tot de arbeidsmarkt regelt. Tijdens de onderhandelingen binnen de Raad is op initiatief van Nederland een bepaling opgenomen dat lidstaten een annex bij de verblijfsvergunning kunnen invoeren, waarop de relevante gegevens over de arbeidsplaats van de vreemdeling staan; dit ten behoeve van de handhaving.

In het Europees Parlement leven echter grote bezwaren tegen de mogelijkheid van deze annex bij de verblijfsvergunning. Het Europees Parlement heeft op 24 maart jl. een definitief standpunt in eerste lezing bepaald. Het Europees Parlement accepteert het voorstel voor de richtlijn alleen zónder het voor Nederland wezenlijke «additionele document» bij de enkelvoudige vergunning.

De uitkomst van de onderhandelingen over het voorstel voor de Kaderrichtlijn arbeidsmigratie is bepalend voor de desbetreffende bepalingen over de verblijfsvergunning met annex in andere richtlijnvoorstellen, zoals die voor de toelating en het verblijf van sleutelpersoneel van internationale ondernemingen en die voor seizoenswerk.

Gegeven de uitkomst van de plenaire stemming in het Europees Parlement zal Nederland zijn lobby-inspanningen de komende fase vooral richten op (gelijkgestemde) lidstaten en de Europese Commissie.

c. De eenmaligheid van toelating (geen multi-entry)

In het oorspronkelijke voorstel was opgenomen dat een seizoenswerker die een seizoen had gewerkt in een lidstaat, in de daarop volgende jaren een versoepelde toelating zou moeten krijgen. Inmiddels is deze, in de oorspronkelijke tekst dwingende bepaling, gewijzigd in een facultatieve.

d. De mogelijkheid om in de vergunning voorwaarden op te nemen inzake arbeidsvoorwaarden en huisvesting

Het voorstel bevat een bepaling dat de werkgever van de seizoenswerker moet aantonen dat de seizoenswerker goed gehuisvest is. Aan deze bepaling kan Nederland voldoen, omdat één van de toetsingsvoorwaarden voor afgifte van een tewerkstellingsvergunning is, dat er passende huisvesting moet zijn. (Bij een enkelvoudige vergunning zonder additioneel document zal dit een voorwaarde bij de afgifte van de verblijfsvergunning moeten zijn.)

Het voorstel bevat een bepaling dat één van de toelatingscriteria is, dat de seizoenswerker een arbeidscontract moet hebben, waarin bepaald is welk loon hij krijgt en wat zijn werkuren zijn. Het arbeidscontract moet direct zijn afgesloten tussen de werkgever en de seizoenswerker. Hiermee is, impliciet, uitgesloten dat seizoenswerkers, die via een uitzendbureau aan het werk gaan, onder de reikwijdte van de richtlijn vallen. Op seizoenswerkers van buiten de EU zijn dan gelijke arbeidsvoorwaarden van toepassing als voor nationale onderdanen. In de onderhandelingen heeft Nederland zich ook hard gemaakt voor het expliciet uitsluiten van uitzend- en bemiddelingsbureaus.

e. De mogelijkheid om de maximale duur van het verblijf te beperken tot 24 weken

In het wetsvoorstel Modern Migratiebeleid is de termijn voor tijdelijk werk gesteld op maximaal 24 weken binnen 39 weken. Redenen daarvoor zijn gelegen in de toegang tot arbeidsmarkt en sociale zekerheid. De oorspronkelijke verplichte maximumduur van zes maanden (26 weken) binnen twaalf maanden was daarom niet acceptabel voor Nederland. Inmiddels heeft het voorzitterschap het voorstel aangepast en luidt de laatste versie dat de lidstaten een maximale duur mogen vaststellen die ligt tussen 24 weken en negen maanden binnen 12 maanden.

Een ander belangrijk punt dat op instigatie van Nederland in de laatste versie van het voorstel is opgenomen, is dat lidstaten zelf kunnen bepalen welke werkzaamheden zij als seizoenswerk aanmerken.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers

Naar boven