32 433 Wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg

Nr. 20 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2011

Tijdens het wetgevingsoverleg Modernisering monumentenzorg op 31 januari 2011 heb ik toegezegd dat uw Kamer na het zomerreces een verkenning zal ontvangen naar de consequenties van de staatssteunregelgeving voor goedkoop lenen door corporaties ten behoeve van restauratiewerkzaamheden (TK 2010–2011, 32 433, nr. 17). Zoals bekend zijn corporaties een belangrijke partij op het gebied van monumentenbehoud.

In gezamenlijke opdracht van Aedes, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en het Nationaal Restauratie Fonds (NRF) is door EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) een onderzoek gedaan naar het monumentenbezit- en beleid van corporaties. In dat kader is onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn van de DAEB (Tijdelijke regeling diensten van algemeen en economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting) voor het beleid van corporaties ten aanzien van monumenten.

Het resultaat van dit onderzoek is het rapport «Monumenten en corporaties», dat ik u hierbij mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanbied1.

Op hoofdlijnen is de conclusie van het onderzoek dat de corporaties in de komende jaren naar verwachting veel minder restauratie-inspanningen zullen verrichten dan in de afgelopen jaren.

De belangrijkste reden voor de terugval in investeringen is de beperktere investeringscapaciteit. Corporaties geven aan dat, tegen de achtergrond van de economische crisis, het inflatievolgende huurbeleid, de vennootschapsbelasting, de aangekondigde heffing ter medefinanciering van de huurtoeslag en de beperkte rijks- en gemeentelijke middelen, ertoe nopen de ambities neerwaarts bij te stellen.

Dit geldt overigens voor de gehele breedte van het werkterrein van de corporaties, niet alleen op het gebied van de monumenten.

Tweederde deel van de corporaties verwacht geen effect te ondervinden van de DAEB-regeling. Dit betreft vooral de corporaties die nu al actief zijn op het terrein van monumenten. Opmerkelijk is dat juist de corporaties die geen ervaring hebben met het investeren in monumenten aangeven wel effect te verwachten.

Het onderzoek geeft daarmee geen aanleiding om de regeling DAEB aan te passen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven