32 426 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)

Nr. 23 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 september 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I.1, onderdeel A worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a

Onderdeel k komt te luiden:

k

Het in onderdeel EE voorgestelde artikel 207a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, laatste volzin, wordt achter de zinsnede «ten tijde van de verkrijging» een komma geplaatst.

2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

3. Elk niet volgestort aandeel in haar kapitaal dat de vennootschap onder algemene titel heeft verkregen en niet binnen drie jaren daarna heeft vervreemd of ingetrokken gaat op het einde van de laatste dag van die drie jaren van rechtswege over op de gezamenlijke bestuurders. De laatste zin van lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

b

Na onderdeel w wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

x

Onderdeel VVV komt te luiden:

VVV

In artikel 373, vijfde lid, worden de tweede en derde volzin vervangen door: Vermelden de statuten het geplaatste kapitaal in een andere geldeenheid dan de geldeenheid waarin de jaarrekening is opgesteld, dan wordt in de in lid 1 onderdeel a bedoelde post tevens deze koers en het bedrag in die andere geldeenheid vermeld.

B

In artikel I.2 vervalt onderdeel II.

C

Na artikel I.2 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL I.2a

In Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt in artikel 259, derde lid, in de eerste volzin na de zinsnede «de uitgever van de oorspronkelijke aandelen of schuldvorderingen» de zinsnede toegevoegd: of is er bij de statuten vergaderrecht verbonden aan de certificaten van aandelen.

D

Na artikel I.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 1.9

De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 21 wordt na onderdeel 6, onder vervanging van de punt aan het slot van het zesde onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning.

2. In artikel 295, vierde lid, onder c wordt «artikel 21, onder 1°, 3°, 5° en 6°» vervangen door: artikel 21, onder 1°, 3°, 5°, 6° en 7°.

E

Na artikel II.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL II.3

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 1.7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is, voor zover de ter zake ingelegde bedragen in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning, niet vatbaar voor beslag.

2. Artikel 4.40 komt te luiden:

Artikel 4.40 Doorschuiving op verzoek (mogelijk ontstaan fictief aanmerkelijk belang)

Op verzoek van de belastingplichtige vindt artikel 4.16, eerste lid, onderdeel g, geen toepassing met betrekking tot aandelen of winstbewijzen die tot zijn vermogen blijven behoren.

Toelichting

De wijzigingen in deze nota van wijziging hebben enkel betrekking op een viertal technische omissies en op het overhevelen van twee onderdelen uit het wetsvoorstel over de personenvennootschap (titel 7.13 Burgerlijk Wetboek) dat in de Eerste Kamer ligt en waarvan de intrekking is aangekondigd. Deze laatste twee onderdelen zijn noodzakelijk voor een reparatie in de fiscaal gefaciliteerde bankspaarregeling voor pensioenen. Ten slotte wordt de Wet inkomstenbelasting 2001 verduidelijkt op een klein punt dat samenhangt met het nieuwe bv-recht.

A.a.

In het voorgestelde artikel 207 lid 1 is bepaald dat verkrijging van niet volgestorte eigen aandelen onder bijzondere titel nietig is. In het voorgestelde artikel 207a ontbrak een vergelijkbare regeling voor verkrijging van niet volgestorte aandelen onder algemene titel. Dat wordt nu hersteld.

A.b.

Artikel 373 lid 5 was nog niet aangepast aan de mogelijkheid in de vaststellingswet om in de statuten het bedrag van het geplaatste kapitaal in vreemde geldeenheid te vermelden (artikel 178 lid 2). Volgens de huidige tekst van artikel 373 lid 5 moet de post «geplaatst kapitaal» in de jaarrekening ook altijd in «Nederlands geld» erbij worden vermeld, onder vermelding van de koers op balansdatum. Wanneer echter zowel de jaarrekening als het geplaatste kapitaal in de statuten in dezelfde vreemde geldeenheid luiden, dan is toevoeging van de waarde in euro’s niet relevant. Het gaat erom dat het geplaatste kapitaal in de statuten en in de jaarrekening volgens dezelfde koers vergeleken kan worden. Alleen als de jaarrekening in een andere vreemde geldeenheid is opgesteld dan de vreemde geldeenheid waarin de statuten zijn opgesteld, is vermelding van het geplaatste kapitaal in beide geldeenheden relevant.

B

Ten onrechte is er in artikel 397 lid 7 een wijziging aangebracht in de overige gegevens van de jaarrekening uit artikel 392 die zijn uitgezonderd van openbaarmaking. De wijziging ging uit van een verlettering van onderdelen in artikel 392 door tussenvoeging van een nieuw onderdeel, die echter niet heeft plaatsgevonden. De wijziging van artikel 397 lid 7 kan dan ook vervallen.

C

In artikel 3:259 BW wordt het pandrecht op aandelen voor certificaten die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven aangevuld met een pandrecht indien aan de certificaten van aandelen in de statuten vergaderrecht is verbonden. In het BV-recht is niet meer de bewilliging door de vennootschap van de uitgifte van de certificaten, maar het feit of er in de statuten vergaderrechten aan zijn verbonden, beslissend voor de rechten die aan het certificaat zijn verbonden.

D en E

Door de aankondiging van de intrekking van het wetsvoorstel tot invoering van titel 7.13 BW (brief van 5 september 2011, Kamerstukken I 2010/11, 31 065 en 28 746, C), dreigt een aanpassing van de Faillissementswet en van de Wet inkomstenbelasting 2001 die daarin is opgenomen en die losstaat van de invoering van titel 7.13 te vervallen. Daarom worden die aanpassingen opgenomen in dit wetsvoorstel. De aanpassingen hebben betrekking op lijfrentespaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten die sinds 2008 fiscaal gefaciliteerd zijn (zie Stb. 2007, 577). Door de wijziging in de Faillissementswet worden lijfrentebankspaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten buiten faillissement gehouden en met de wijziging in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) wordt geregeld dat deze spaarrekeningen en beleggingsrechten ook in andere situaties niet vatbaar zijn voor beslag. Daarmee wordt het onderscheid tussen banksparen voor pensioenen en pensioenverzekeren op deze punten opgeheven. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar Kamerstukken II 2009/10, 32 426, nr. 3, blz. 27.

Daarnaast bevat onderdeel E een wijziging van artikel 4.40 van de Wet IB 2001. In boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt in het onderhavige wetsvoorstel een vangnetbepaling opgenomen in de artikelen 181 (omzetting van de bv), 330a (fusie) en 334ee1 (splitsing), waardoor alle stem- of winstrechtloze aandelen die op het moment van de omzetting, fusie of splitsing nog in het bezit zijn van een houder, van rechtswege vervallen. Ingeval de houder een natuurlijke persoon is en de stem- of winstrechtloze aandelen bij hem een aanmerkelijk belang vormen, wordt de door hem ter zake ontvangen schadeloosstelling in de aanmerkelijk belangheffing betrokken. Fiscaal gezien is er dan sprake van een fictieve vervreemding van de vervallen aandelen op basis van artikel 4.16, eerste lid, van de Wet IB 2001. In dat geval ligt doorschuif van de aanmerkelijkbelangclaim op grond van artikel 4.40 van de Wet IB 2001, gezien doel en strekking van deze regeling, niet in de rede, aangezien sprake is van een schadeloosstelling voor vervallen aandelen. Om dit buiten twijfel te stellen wordt voorgesteld de tekst van laatstgenoemde bepaling zodanig aan te passen dat de doorschuifregeling uitsluitend kan worden toegepast op aandelen die tot het fiscale vermogen van de belastingplichtige blijven behoren, wat bij vervallen aandelen niet het geval is. Dat betekent dat de aandeelhouder wiens aandelen vervallen zoals hiervoor omschreven, inkomstenbelasting betaalt over de schadeloosstelling en geen beroep kan doen op het doorschuiven van een fiscale claim.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven