32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)

Nr. 31 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID SPEKMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 21

Ontvangen 31 oktober 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel H, wordt in artikel 66a, na het eerste lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Onze Minister heft het inreisverbod in ieder geval op indien de vreemdeling in aanmerking komt voor de verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, onder een beperking als bedoeld in artikel 15, voor verblijf bij een in Nederland rechtmatig verblijvend minderjarig kind.

Toelichting

Dit amendement regelt dat het een vreemdeling die een inreisverbod opgelegd heeft gekregen, niet onmogelijk wordt gemaakt om vanwege gewenst verblijf bij kind toelating tot Nederland te verkrijgen. Hiermee wordt voorkomen dat Nederland het recht op gezinsleven in individuele zaken schendt. Om dit te bewerkstelligen wordt in de Vreemdelingenwet toegevoegd dat een inreisverbod in elk geval wordt opgeheven, indien een vreemdeling op grond van het recht op gezinsleven verzoekt om verblijf bij een in Nederland rechtmatig verblijvend minderjarig kind en die vreemdeling aan de geldende voorwaarden voor toelating voldoet. Bij een verzoek tot opheffing van het inreisverbod vanwege die grond, dient dus een (voor)beoordeling gemaakt te worden, in grote lijnen vergelijkbaar met die in het geval van een mvv-aanvraag.

Spekman

Naar boven