Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2011
De algemene commissie voor Immigratie en Asiel heeft besloten, conform het verzoek van het lid Schouw, u te verzoeken aan
de Kamer het voorstel ter goedkeuring voor te leggen om aan de Raad van State ingevolge artikel 21a van de Wet op de Raad
van State voorlichting te vragen naar aanleiding van de Nota naar aanleiding van het nader verslag bij wetsvoorstel Wijziging
Vreemdelingenwet 2000 i.v.m. implementatie Terugkeerrichtlijn (32 420, nr. 12).
De Raad van State wordt gevraagd de volgende voorlichtingsvragen te beantwoorden:
1.
In hoeverre beschouwt de Raad een strafrechtelijk sanctioneren van het inreisverbod zoals voorgesteld in de tweede nota van
wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn als verenigbaar met de doelstelling van de Terugkeerrichtlijn?
2.
Is de Raad van mening dat de voorgestelde strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod voldoet aan het proportionaliteits-
en evenredigheidsbeginsel?
3.
Zijn er volgens de Raad andere dan strafrechtelijke sancties mogelijk om de overtreding van het inreisverbod te handhaven,
zoals bijvoorbeeld bestuursrechtelijke? Zijn die meer in overeenstemming met het doel van de Terugkeerrichtlijn?
4.
De Terugkeerrichtlijn bevat geen bepalingen over sancties bij overtreding van het inreisverbod, terwijl het wetsvoorstel verblijf
in Nederland in weerwil van een uitgevaardigd inreisverbod strafbaar stelt (tweede nota van wijziging). Hoe verhoudt dit zich
tot de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin is voorgeschreven dat bij implementatie in de implementatieregeling geen andere
regels worden opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn (Aanwijzing 337)?
5.
Noopt het beginsel van gemeenschapstrouw tot het stellen van zelfstandige sanctioneringsmaatregelen op overtreding van het inreisverbod, zoals de regering in de nota naar aanleiding van het nader
verslag stelt?
6.
Heeft de regering met betrekking tot de strafbaarstelling van overtreding van het inreisverbod in de tweede nota van wijziging
gehandeld overeenkomstig het advies van de Raad van State van 1 april 2010 over het wetsvoorstel en het advies van de Afdeling
advisering van 8 oktober 2010 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000?
7.
Hoe verhoudt deze voorgenomen wetswijziging zich tot het antwoord van eurocommissaris Cecilia Malmström op de schriftelijke
vragen van Nederlandse Europarlementariërs van de SP, PvdA, D66 en GroenLinks inzake strafbaarstelling illegaliteit (E-001114/2011)?
8.
Hoe verhoudt de strafbaarstelling van verblijf in weerwil van een inreisverbod zich volgens de Raad tot de reeds bestaande
mogelijkheden in Nederlandse wet- en regelgeving om personen uit te zetten of de toegang te weigeren?
9.
Hoe beschouwt de Raad de verschillen tussen het voorgestelde inreisverbod en de ongewenstverklaring zoals we die reeds in
Nederland kennen?
10.
Vindt de Raad dat de noodzaak van strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod in het wetsvoorstel voldoende
is onderbouwd?
11.
Hoe verhoudt de voorgestelde strafrechtelijke detentie in geval van illegaal verblijf in weerwil van een inreisverbod zich
tot het onder artikel 5 EVRM en artikel 15 Terugkeerrichtlijn vigerende uitgangspunt dat detentie in het kader van vreemdelingenbewaring
slechts beperkt en onder stringente voorwaarden zou moeten worden toegepast?
12.
Laat de dwingende koppeling van een inreisverbod aan het terugkeerbesluit, in combinatie met de juridische onmogelijkheid
om rechtmatig verblijf te hebben zolang dat inreisverbod van kracht is, voldoende ruimte voor een individuele toetsing aan
de in de richtlijn erkende belangen, zoals omschreven in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn?
De commissie zal deze voorlichting graag willen betrekken bij de plenaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel.
De voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,
Brinkman
De griffier van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,
Roovers