32 417 Kabinetsformatie 2010

Nr. 16 BRIEF VAN DE FORMATEUR

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2010

Hierbij zend ik u, daartoe gemachtigd door Hare Majesteit de Koningin, afschrift van het eindverslag van mijn formatiewerkzaamheden. Tevens bied ik u aan de relevante stukken die tijdens de informatie- en formatiewerkzaamheden ter tafel zijn geweest1. Tot slot gaan hierbij de aan de informateurs en aan de formateur toegezonden brieven, nota’s en adviezen1.

Mark Rutte,

Formateur

AAN DE KONINGIN

Den Haag, 14 oktober 2010

Majesteit,

Op donderdag 7 oktober 2010 verstrekte U mij de opdracht om, gelet op het eindverslag van informateur mr. I.W. Opstelten en de daarin vervatte conclusies, op de kortst mogelijke termijn een kabinet te vormen bestaande uit VVD en CDA. Ik heb U verzocht deze opdracht in beraad te mogen houden. Regelmatig heb ik U op de hoogte mogen houden van het verloop van mijn werkzaamheden.

In zijn genoemde eindverslag van 7 oktober 2010 heeft de informateur vastgesteld dat de fractievoorzitters van VVD, PVV en CDA bereid waren op basis van het bij zijn eindverslag gevoegde regeerakkoord van VVD en CDA en gedoogakkoord van VVD, PVV en CDA en hun onderlinge samenhang, medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een kabinet van VVD en CDA met het genoemde regeerakkoord van 7 oktober 2010 als programmatische basis.

De informateur stelde tevens vast dat tussen de voorzitters van de fracties van VVD en CDA overeenstemming is bereikt over een verdeling van de posten in het kabinet op basis van gelijkwaardigheid tussen de beide coalitiefracties. Deze verdeling houdt in dat het kabinet zes ministers van VVD-huize, onder wie de minister-president, zes ministers van CDA-huize, vier staatssecretarissen van VVD-huize en vier staatssecretarissen van CDA-huize telt.

Tegen deze achtergrond heb ik op vrijdag 8 oktober een gesprek gevoerd met de voorzitter van de CDA-fractie over de samenstelling van het kabinet, de verdeling van posten van ministers en staatssecretarissen, de kandidaten voor deze posten, de aangelegenheden waarmee de minister zonder portefeuille wordt belast, de taakomschrijvingen van de staatssecretarissen, beperking van het aantal ministeries, naamswijziging van enkele ministeries en departementale herindelingen. De voorzitters van de fracties van VVD en CDA hebben de conclusies hiervan in een gesprek met mij op 13 oktober onderschreven.

De minister zonder portefeuille bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt belast met de zorg voor immigratie en asiel. Deze taken worden daartoe ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het aantal ministeries wordt verkleind van dertien naar elf. Er worden vier ministeries opgeheven en twee nieuwe ministeries ingesteld. Het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Verkeer en Waterstaat worden opgeheven. De taken van het ministerie van Economische Zaken en van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden gecombineerd in een nieuw ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De taken van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gaan over naar verschillende ministeries. De taken op het gebied van wonen, wijken, integratie en de Rijksgebouwendienst gaan over naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de taken op het gebied van energie, met inbegrip van de Nederlandse emissie-autoriteit, gaan over naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de taken op het gebied van de coördinatie en bevordering van het Europees en internationaal milieubeleid gaan over naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. De overige taken van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met inbegrip van de taken op het gebied van ruimtelijke ordening en milieubeheer, en de taken van het ministerie van Verkeer en Waterstaat worden gecombineerd in een nieuw ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Voorts vinden enkele departementale herindelingen plaats die geen verband houden met de opheffing van ministeries. De taken van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het gebied van veiligheid gaan, behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, over naar het ministerie van Veiligheid en Justitie, de nieuwe naam van het ministerie van Justitie. De taken van het ministerie van Veiligheid en Justitie op het gebied van vreemdelingenzaken, met inbegrip van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Dienst terugkeer en vertrek, de grensbewaking in vreemdelingenzaken en de Rijkswet op het Nederlanderschap, gaan over naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij vormen de aangelegenheden waarmee de Minister voor Immigratie en Asiel wordt belast met uitzondering van de Rijkswet op het Nederlanderschap waarvoor de verantwoordelijkheid berust bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Verder vinden herindelingen plaats op het gebied van innovatie en enkele kindregelingen. De taken van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op het gebied van innovatie, met inbegrip van TNO, en taken van het ministerie van Infrastructuur en Milieu op het gebied van innovatie, met name ten aanzien van enkele grote technologische instituten (GTI’s), gaan over naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De taken op het gebied van het kindgebonden budget, de kinderbijslag, de tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport alsmede de taken op het gebied van de kinderopvang van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaan over naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tot slot gaan de taken op het gebied van de coördinatie van de vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven over van het ministerie van Financiën naar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de overgang van de verantwoordelijkheid voor de genoemde beleidsterreinen, met inbegrip van de overgang of toerekening van personeel behorende tot de algemene, staf- en bedrijfsvoeringsonderdelen, zullen nader worden uitgewerkt in overleg tussen de minister(s) die het aangaat en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft daarbij doorzettingsmacht. Alle ministeries nemen deel aan de rijksbrede shared services op het gebied van bedrijfsvoering.

Het programma dat was opgedragen aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en het programma dat was opgedragen aan de minister voor Jeugd en Gezin worden als zodanig niet voortgezet. De taken op het gebied van het eerstgenoemde programma gaan, zoals hierboven genoemd, geheel over naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tezamen met de Rijksgebouwendienst. Het programma dat was opgedragen aan de minister voor Jeugd en Gezin bestond uit onderdelen van verschillende ministeries. De taken op het gebied van drie van de vier hierboven genoemde kindregelingen gaan, zoals hiervoor omschreven, over naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voorts keren de tot het programma behorende onderdelen die voor de totstandkoming daarvan op 22 februari 2007 uitsluitend onder de minister van Justitie ressorteerden, terug naar het ministerie van Veiligheid en Justitie, behoudens de gesloten jeugdzorg voor jongeren buiten het strafrechtelijk kader. De overige onderdelen van het voormalige programma behouden de huidige structuur van samenwerking onder coördinatie van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voeren in het buitenland de titel minister.

Op 8, 9, 11, 12 en 13 oktober heb ik de kandidaat-ministers en kandidaat-staatssecretarissen ontvangen. In de gesprekken heb ik bij elk van hen de bereidheid vastgesteld om zonder voorbehoud tot het kabinet toe te treden op basis van het regeerakkoord en de samenhang hiervan met het gedoogakkoord. Met hen besprak ik de voorts de formele vereisten en gedragsregels en, voor zover aan de orde, de taakomschrijving van de staatssecretaris.

Voorts had ik een telefonisch onderhoud met de minister-president van Aruba, de minister-president van Curacao en de minister-president van Sint Maarten teneinde hen te informeren en hun inzicht in te winnen met betrekking tot de aangelegenheden die de Koninkrijksrelaties betreffen.

Op 14 oktober 2010 heeft de constituerende vergadering plaatsgevonden.

Na afloop daarvan heb ik U kunnen meedelen de mij gegeven opdracht te aanvaarden.

Naar aanleiding daarvan kan ik U voorts meedelen dat de volgende personen bereid zijn als minister tot het kabinet toe te treden:

Drs. M. Rutte

Minister-President,

Minister van Algemene Zaken

Drs. M. J. M. Verhagen

Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

tevens Vice-Minister-President

Dr. U. Rosenthal

Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. I. W. Opstelten

Minister van Veiligheid en Justitie

Mr. J. P. H. Donner

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Mevrouw J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mr. drs. J. C. de Jager

Minister van Financiën

Drs. J. S. J. Hillen

Minister van Defensie

Drs. M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Minister van Infrastructuur en Milieu

De heer H. G. J. Kamp

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Drs. E. I. Schippers

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Drs. G. B. M. Leers

Minister voor Immigratie en Asiel

De volgende personen zijn bereid als staatssecretaris tot het kabinet toe te treden:

Dr. H. P. M. Knapen

Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Mr. F. Teeven

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Drs. H. Zijlstra

Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Mr. drs. F. H. H. Weekers

Staatssecretaris van Financiën

De heer J. J. Atsma

Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Dr. H. Bleker

Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Drs. P. de Krom

Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Drs. M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Op grond van het bovenstaande moge ik U in overweging geven geen ontslag te verlenen als minister aan drs. M. J. M. Verhagen, mr. drs. J. C. de Jager en mr. J. P. H. Donner. Tevens moge ik U in overweging geven de overige bovengenoemde personen tot minister respectievelijk staatssecretaris te benoemen.

Gaarne dank ik U voor het in mij gestelde vertrouwen.

Met gevoelens van hoge achting,

Mark Rutte


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven