32 414 Voorstel van wet van de leden Eijsink, Van Dijk, Hachchi, El Fassed, Voordewind, Ouwehand, Van der Staaij, Hernandez, Bruins Slot en Bosman tot vaststelling van regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenwet)

Nr. 9 VERSLAG

Vastgesteld 2 augustus 2011

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit initiatiefwetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Inleiding

1

Bijzondere positie ten opzichte van andere beroepsgroepen

3

Inkomensvoorziening

3

Re-integratie

6

Zorg

7

Veteranenregistratiesysteem

9

Veteranenombudsman

10

Kosten verbonden aan het wetsvoorstel

10

Overig

11

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de voorgestelde Veteranenwet. De leden vinden het van belang dat de bevordering van erkenning en waardering en de zorg voor veteranen goed wordt geregeld zoals in het regeerakkoord is afgesproken. Wel hebben de leden verschillende vragen ter verduidelijking van voorliggend wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd met de ingediende Veteranenwet en onderschrijven de inhoud van deze wet volledig. Zij zijn van mening dat de Veteranenwet de erkenning en waardering voor veteranen voor hun inzet op goede wijze verankert, evenals de rechten van veteranen en hun relaties op bijzondere en blijvende zorg indien zij dit nodig hebben. De leden van de PvdA-fractie zijn er van overtuigd dat de Kamerbrede steun voor de Veteranenwet zal bijdragen aan het vergroten van de erkenning en waardering voor veteranen door de Nederlandse samenleving.

De leden van de PVV-fractie zijn verheugd met de indiening van de Veteranenwet. Het is een wet die kamerbreed wordt gesteund en de rechtspositie van de veteraan wettelijk verankert. Voor het eerst in de geschiedenis krijgen onze veteranen bij wet de erkenning, waardering en zorg die hen toekomt voor hun bewezen diensten aan Nederland. De leden van de PVV-fractie vinden dat veteranen te lang te maken hebben gehad met overheidsbeleid dat versnipperd en onvoldoende geïntegreerd was.

De leden van de PVV-fractie vinden dat de overheid een bijzondere zorgplicht heeft ten aanzien van haar veteranen. De Nederlandse regering stuurt militairen op missies in het buitenland, zij is dan ook verantwoordelijk voor adequate zorg voor deze militairen. De instelling van één zorgloket, één keten van zorg, de passende inkomensvoorziening in verband met revalidatie, re-integratie en begeleiding van de veteraan en de wettelijke verankering van het Veteranenregistratiesysteem zijn voor deze leden erg relevant.

Verder zijn de leden van de PVV-fractie verheugd dat het recht op Veteranendag, de Veteranenpas en het draaginsigne wordt vastgelegd. Deze wet heeft aandacht voor regionale en provinciale initiatieven voor veteranen. De regionale benadering van veteranen is voor de leden van de PVV-fractie ontzettend belangrijk. Veteranen die scholieren middels verhalen informeren, dragen ook bij aan de band die de krijgsmacht en samenleving moeten hebben. In aanvulling hierop zal de wettelijke verankering voor jonge veteranen, die in de praktijk minder betrokken zijn bij veteranenactiviteiten, een positief signaal kunnen uitdragen.

De leden van de PVV-fractie stellen dat de Nederlandse samenleving en de Nederlandse krijgsmacht onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Deze band moet worden verbeterd. Rond de dertig procent van de veteranen geeft in onderzoek van het Veteraneninstituut aan behoefte te hebben aan meer waardering vanuit de samenleving, media en politiek. De samenleving moet volgens veertig procent van de veteranen beter op de hoogte zijn van veteranen en hun missies. De kennis over veteranen en hun missies wordt in onvoldoende mate uitgedragen aan een breed publiek. De leden van de PVV-fractie vinden dat deze cijfers moeten worden verbeterd. Veteranenbeleid moet de zichtbaarheid van de veteraan en de krijgsmacht in de samenleving vergroten. De kennis vanuit de samenleving over veteranen moet groeien. Daar draagt deze wet ook aan bij en daar zijn de leden van de PVV-fractie blij mee.

De leden van de CDA-fractie hebben met vreugde kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Al jaren leeft de wens onder veteranen en in de Tweede Kamer om te komen tot een veteranenwet. Niet voor niets staat dit in het CDA-verkiezingsprogramma, alsmede in het regeerakkoord. Met dit initiatiefwetsvoorstel wordt deze wens werkelijkheid. De Veteranenwet vormt het sluitstuk van de inspanningen van de afgelopen jaren op het gebied van het veteranenbeleid. Het legt de bijzondere zorgplicht voor veteranen en de verantwoordelijkheid van Defensie dienaangaande wettelijk vast, zodat veteranen daaraan zekerheid kunnen ontlenen. Door de kaders van het veteranenbeleid wettelijk te verankeren wordt tevens uitdrukking gegeven aan de erkenning van de verdiensten van veteranen en de waardering die hen op grond daarvan toekomt. De leden van de CDA-fractie stellen met genoegen vast dat het initiatiefwetsvoorstel Kamerbreed gedragen wordt en ondertekend is. Dat geeft uitdrukking aan de verantwoordelijkheid die in de Tweede Kamer wordt gevoeld voor de militairen die in dienst van Nederland worden uitgezonden naar conflictgebieden.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de indiening van en de brede ondersteuning voor het voorstel van wet van de leden Eijsink, Van Dijk, Hachchi, El Fassed, Voordewind, Ouwehand, Van der Staaij, Hernandez, Bruins Slot en Bosman tot vaststelling van regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (de Veteranenwet). De leden van de D66-fractie zijn van mening dat wettelijke verankering van erkenning, waardering en zorg voor veteranen noodzakelijk is. Het voorstel voldoet in hoge mate aan de wensen van deze leden. Een aantal punten verdienen volgens deze leden extra aandacht.

De leden van de fractie van D66 onderschrijven de wenselijkheid om het huidige versnipperde veteranenbeleid te stroomlijnen en het veteranenbeleid een preventief karakter te geven. Deze leden wijzen niet alleen op de verbeteringen die hieruit moeten resulteren voor veteranen, maar ook op betere controlemogelijkheden voor de Tweede Kamer. Ten aanzien van de doelgroep zijn de voornoemde leden verheugd over de verbreding van de definitie van het begrip «veteraan» naar actief dienende militairen met uitzendervaring, conform de motie Pechtold c.s. met als titel «actief dienenden die op buitenlandse missie zijn geweest aanmerken als veteraan» (Kamerstuk 30 139 nr. 67).

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de overheid de erkenning en waardering van de Nederlandse samenleving voor veteranen actief dient te bevorderen. Het voorstel van de indieners geeft hiervoor suggesties, waarvan een aantal in de praktijk geconcretiseerd zullen moeten worden. De genoemde leden zullen ook deze ontwikkelingen op de voet volgen.

Bijzondere positie ten opzichte van andere beroepsgroepen

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het advies van de Raad van State wordt geconstateerd dat met dit voorstel van wet niet gering wordt afgeweken van het bestaande wettelijke kader en dat dit voorstel van wet zowel het regime van de werknemersverzekeringen als de aanvullingen van Defensie daarop doorkruist. Naar het oordeel van de Raad van State worden deze afwijkingen niet enkel door de bijzondere positie van de veteraan gerechtvaardigd. Hierbij wordt ook verwezen naar andere beroepsgroepen die in hun werk bijzondere gevaren ontmoeten, waardoor de Raad van State adviseert deze afwijkingen nader te bezien. Wat is de reactie van de indieners van dit wetsvoorstel op dit oordeel van de Raad van State en kunnen zij (nogmaals) uitgebreid uiteenzetten waarom het passend en rechtvaardig wordt geacht dat veteranen een bijzondere positie verkrijgen ten opzichte van alle andere beroepsgroepen?

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers van het wetsvoorstel voorts om aan te geven waarom er hier een bijzondere en proactieve zorgplicht vereist wordt van de overheid, terwijl in andere situaties eigen verantwoordelijkheid van het individu verwacht wordt.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie of de indieners de relatie met de militaire ambtenarenwet kunnen beschrijven.

Inkomensvoorziening

De leden van de VVD-fractie constateren dat in artikel 7 lid 1 van het voorstel van wet een passende inkomensvoorziening voor veteranen wordt geregeld voor de duur die nodig is in verband met de revalidatie, re-integratie en de begeleiding van de veteraan op grond van de bijzondere zorgplicht die is beoogd met deze wet. De leden van de VVD-fractie vragen de indieners van het wetsvoorstel in dit verband naar hun reactie op het oordeel van de Raad van State ten aanzien van de bijzondere inkomensvoorziening. Daarnaast vragen genoemde leden aan de indieners wat de mogelijke juridische implicaties zijn van een eventueel beroep op het gelijkheidsbeginsel door andere beroepsgroepen die bijzondere gevaren ontmoeten.

Verder constateren de leden van de VVD-fractie dat in artikel 7 lid 2 wordt geregeld dat ter uitvoering van deze bijzondere inkomensvoorziening bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld. Onder andere zoals de onder a. beschreven voorwaarden waaraan de veteraan moet voldoen om voor de inkomensvoorziening in aanmerking te komen. Kunnen de indieners van deze wet aan de leden van de VVD-fractie al globaal aangeven welke voorwaarden volgens de indieners van toepassing zouden moeten worden geacht? Kunnen de indieners verder aangeven wat de toegangscriteria zijn om voor deze inkomensvoorziening in aanmerking te komen? Is bijvoorbeeld de relatie tussen de gezondheidsklachten en de militaire inzet van eertijds alleen leidend, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Of zijn bijvoorbeeld ook de criteria van belang zoals ook opgenomen in de Memorie van Toelichting dat er sprake moet zijn van financiële problemen door gok- of drugsverslaving of onverantwoorde uitgaven? Dit heeft als gevolg dat thans een lappendeken aan aanvullende maatregelen wordt gehanteerd en middels deze wet nu beoogd wordt hiervoor een structurele oplossing te bieden door een bijzondere en hogere inkomensvoorziening te verstrekken.

Voorts constateren de leden van de VVD-fractie dat de indieners in de Memorie van Toelichting noemen dat een uitzending voor twintig procent van de uitgezonden militairen gezondheidsproblemen tot gevolg heeft, dat tien procent langdurig hulp en begeleiding nodig heeft en dat vijf procent na de uitzending te maken heeft met een posttraumatische stress stoornis. Welke van deze afzonderlijke groepen hebben de indieners van het wetsvoorstel als doelgroep voor ogen of komen er ook andere groepen voor in aanmerking?

Verder vragen de leden van de VVD-fractie wie de relatie tussen de gezondheidsklachten en de militaire inzet van eertijds vaststelt. In de Memorie van Toelichting wordt vermeld dat voor deze inkomensvoorziening geen medische keuring vereist is. Wat bedoelen de indieners van het voorstel van wet daarmee? Aan welke beschikbare informatie wordt door de indieners dan concreet gedacht waarin het vermoeden tot deze relatie wordt uitgesproken, waarmee de inkomensvoorziening kan worden toegekend? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie om welke reden de indieners genoegen nemen met een vermoeden van een relatie en niet met een medische vaststelling daarvan door bijvoorbeeld een keuringsarts.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in het voorstel van wet onder b is opgenomen dat bij het bepalen van de hoogte van de inkomensvoorziening wordt uitgegaan van een uitkering van ten minste tachtig procent van de laatst verdiende inkomsten het jaar voorafgaand aan de aanmelding bij het loket. Om welke reden hebben de indieners ervoor gekozen om in de wettekst «ten minste» op te nemen? Volgt hieruit dat er omstandigheden kunnen zijn die een hogere uitkering dan tachtig procent rechtvaardigen? Zo ja, waar zijn deze dan op gebaseerd en welke voorwaarden zouden dan van toepassing moeten zijn? In het wetsvoorstel valt te lezen dat deze tachtig procent gebaseerd is op het recente inkomensniveau. Wat wordt er bedoeld met het recente inkomensniveau, zo vragen de leden van de VVD-fractie. De leden van de VVD-fractie vragen de indieners om ook nader toe te lichten om welke reden er niet is gekozen voor een basisniveau van zeventig procent, een percentage dat gebruikelijk is in de sociale zekerheid, en daar bovenop een eventueel opslagpercentage. Bestaat er ook een maximumgrens in percentage van het laatstverdiende inkomen dat de veteraan kan ontvangen?

De leden van de VVD-fractie vragen om welke reden de indieners de inkomsten van het jaar voorafgaand aan de aanmelding bij het loket hanteren en om welke reden niet een andere grondslag wordt gebruikt. Wordt hier aansluiting beoogd bij andere sociale wetten? En wat bedoelen de indieners ermee dat het moet gaan om inkomsten uit hoofde van een beroep of bedrijf die betrokkenen gebruikelijk zouden hebben kunnen genieten? Hoe worden deze «gebruikelijke inkomsten» volgens de indieners vastgesteld, ook bijvoorbeeld in het bijzonder bij het uitoefenen van een bedrijf?

De leden van de VVD-fractie constateren verder dat in de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat de inkomstenvoorziening in afwachting is van de definitieve aanspraak op het Militair Invaliditeitspensioen. De inkomstenvoorziening is dus tijdelijk onder de voorwaarde dat de veteraan meewerkt aan zijn re-integratie of alles doet om zijn genezing te bevorderen, totdat de medische eindsituatie is bereikt. Hoe en door wie wordt getoetst of de veteraan voldoende meewerkt aan de re-integratie? En wanneer hij dit niet doet, zijn er dan consequenties? Er wordt gesteld dat deze periode in de regel ongeveer twee jaar duurt. Daarnaast stellen de indieners dat er sprake is van maatwerk. De leden van de VVD-fractie vragen waar deze algemene periode van twee jaar op gebaseerd is? Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het Militair Invaliditeitspensioen altijd het eindpunt is voor deze regeling. Verder vragen zij of veteranen ook veel langer dan de beoogde twee jaar gebruik kunnen maken van de inkomstenvoorziening. Welke voorwaarden zouden dan van toepassing moeten zijn? En is deze periode gemaximaliseerd? Om welke reden hebben de indieners er niet voor gekozen om in de wet deze inkomensvoorziening bijvoorbeeld op twee jaar te maximaliseren als dit de praktijk zou zijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Verder valt te constateren dat er sprake is van een open einde regeling. Klopt dit? Zo ja, waar baseren de indieners dan de kosten op van deze inkomensvoorziening van 3 miljoen euro per jaar? Hoe menen de indieners te kunnen voorkomen dat in de toekomst deze uitgaven verder zullen stijgen waardoor er overschrijdingen ontstaan? De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de minister van Defensie het aantal veteranen dat gebruik maakt van deze regeling goed in de gaten houdt en tijdig kan reageren wanneer blijkt dat aanzienlijk meer veteranen gebruik maken van deze regeling dan oorspronkelijk was voorzien. Wat zijn volgens de indieners de consequenties, mochten er overschrijdingen ontstaan?

De leden van de VVD-fractie lezen in de Memorie van Toelichting dat andere uitkeringen zoals krachtens de Ziektewet, WIA en/of de WW kunnen worden verrekend met de inkomensvoorziening. Wat wordt bedoeld met «kunnen»? Is hier sprake van keuzevrijheid of betekent dit dat dergelijke uitkeringen altijd worden verrekend met de inkomensvoorziening?

De leden van de PVV-fractie benadrukken dat de regering nadere invulling moet geven aan deze wet, aangezien de wet niet alle doelstellingen tot in detail regelt. De leden van de PVV-fractie hebben veel vertrouwen in deze regering. Zij kan de uitvoering van deze wet goed invullen met algemene maatregelen van bestuur. Echter, de Kamer moet de nodige parlementaire controle kunnen blijven uitoefenen. Daarom zijn de leden van de PVV-fractie verheugd over het feit dat de Kamer via voorhangprocedures vat blijft houden op deze Veteranenwet. De leden van de PVV-fractie zijn verder benieuwd, vooruitlopend op de implementatie van het wetsvoorstel, of de regering wat de indieners betreft zoals gebruikelijk één algemene maatregel van bestuur zal opstellen, of dat zij wat de indieners betreft besluit over te gaan tot meerdere algemene maatregelen van bestuur.

De leden van de CDA-fractie steunen de wens om te komen tot een inkomensvoorziening voor veteranen die in de problemen komen, voor de duur die nodig is in verband met de revalidatie, re-integratie en de begeleiding van de veteraan. Wel hebben zij nog enkele vragen op dit punt. De inkomensvoorziening lost problemen op en biedt zekerheid. Dat is niet altijd een automatisme. Sommige veteranen die in de problemen komen kampen met gok-, drank- of drugsverslaving, of doen onverantwoorde uitgaven waardoor financiële problemen ontstaan. Naar het oordeel van de CDA-fractie bestaat in zulke gevallen een risico dat de inkomensvoorziening deze problemen niet oplost, maar bestendigt of, erger nog, verergert. In zulke gevallen is brede flankerende zorg en maatwerk nodig zoals verslavingszorg en psychische begeleiding naast schuldhulpverlening en hulp bij huisvestingsproblematiek zoals aangegeven in het wetsontwerp. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de indieners van het wetsontwerp tegen dit risico aankijken en in hoeverre het wetsvoorstel met dit risico rekening houdt.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers van het wetsvoorstel stellen dat de huidige Militair Invaliditeitspensioenprocedure tot onbegrip en frustratie bij veteranen kan leiden, indien de uitkering verlaagd wordt als «beloning» voor de inspanningen voor herstel. In hoeverre geldt dit risico niet evenzeer met de invoering van de inkomensvoorziening, nu deze uitkering doorgaans hoger is dan het huidige voorlopige Militair Invaliditeitspensioen? Is de inkomensval dan niet groter dan thans het geval is?

Op bladzijde 28 van de Memorie van Toelichting stellen de initiatiefnemers in de laatste alinea «om hiervoor nu structureel een oplossing te bieden, zodat de constructies van een voorlopig Militair Invaliditeitspensioen in combinatie met allerlei andere lapmiddelen niet meer nodig zijn, is de nu voorgestelde inkomensvoorziening bedoeld.» Kennelijk is het de bedoeling om het voorlopig Militair Invaliditeitspensioen volledig te vervangen door de inkomensvoorziening. Waarom wordt op dat punt de Kaderwet Militaire Pensioenen niet gewijzigd? De leden van de CDA-fractie vragen of het instrumentarium van de Kaderwet Militaire Pensioenen en het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen ongemoeid blijven en of maatwerk mogelijk blijft?

De leden van de CDA-fractie constateren eveneens dat de minimum hoogte van de inkomensvoorziening is bepaald op ten minste tachtig procent van het laatst verdiende loon of inkomen. De leden van de CDA-fractie zouden graag de overwegingen horen waarom gekozen is voor een «bandbreedte model» zonder vermelding van een bovengrens. Welke factoren of indicatoren zouden een rol moeten spelen bij het bepalen van het uiteindelijke uitkeringsniveau?

Re-integratie

De leden van de VVD-fractie erkennen samen met de indieners dat uitval van werk zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Daarom vragen de leden van de VVD-fractie welke opvattingen de indieners hebben om te voorkomen dat er daadwerkelijk uitval van werk zal plaatsvinden, waardoor een inkomensvoorziening ook noodzakelijk is. Hoe wordt ervoor gezorgd dat betrokkene zoveel als mogelijk blijft participeren bij zijn werkgever of bedrijf? En hoe wordt ervoor gezorgd dat, indien er sprake is van uitval, betrokkene zo snel mogelijk weer al dan niet met ondersteuning kan participeren? De leden van de VVD-fractie vragen of er prikkels zijn om dit te stimuleren en om te voorkomen dat de inkomensvoorziening, zoals neergelegd in deze wet, een niet activerend karakter hebben.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners van het wetsvoorstel spreken over een meer uitgebreid re-integratietraject. De leden van de VVD-fractie vragen wat daar onder moet worden verstaan en waar dit verschilt van reguliere re-integratietrajecten. Door de indieners van dit voorstel van wet wordt gesteld dat de huidige re-integratietijd van één tot anderhalf jaar, die door het Dienstencentrum Re-integratie wordt gehanteerd na de aanmelding, te kort is. De leden van de VVD-fractie vragen waar dit uit blijkt en of hier onderzoek naar is gedaan. Kan door middel van een andere inrichting van een re-integratietraject in een korte periode een beter resultaat worden bereikt?

In de Memorie van Toelichting geven de indieners aan dat de huidige werkgever moet voldoen aan de verplichting tot loondoorbetaling en re-integratie. De leden van de VVD-fractie vragen of deze verplichtingen anders zijn dan bij reguliere werknemers.

Zorg

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners aangeven dat de verschillende uitvoerings- en uitkeringsinstanties via het Zorgloket moeten gaan samenwerken, evenals de colleges van burgemeester en wethouders bij de uitvoering van verwante taken zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ook geven de indieners aan dat de verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de zorg wordt belegd bij één instelling of organisatie. Dat vinden de leden van de VVD-fractie een goed streven. Hoe zien de indieners dit in de praktijk voor ogen? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een uitgebreide toelichting op dit punt. Daarnaast vragen deze leden om welke reden het noodzakelijk wordt geacht dat het loket 24 uur per dag geopend is.

De indieners geven aan dat de zorgcoördinator jarenlang verantwoordelijk is voor het verloop van het zorgtraject van een veteraan. De leden van de VVD-fractie vragen wat hiermee wordt bedoeld en hoe dit concreet wordt vormgegeven.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie hoe de indieners de exacte invulling zien voor de bijzondere zorgplicht voor relaties. Hoe wordt deze zorgplicht ingevuld? Kunnen de relaties bijvoorbeeld ook rekenen op (financiële) ondersteuning? Zo ja, welke? Onder welke voorwaarden dan? Wordt bij de invulling van deze zorgplicht nog onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld echtgenoot, levensgezel en bloedverwanten in de tweede graad? Kunnen de indieners aangeven wat deze wet onderscheidt van hetgeen thans binnen Defensie gebruikelijk is in het kader van de zorgplicht voor, tijdens en kort na de inzet van de militair, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Daarnaast constateren de leden van de VVD-fractie dat de indieners van mening zijn dat belemmeringen aan terugkeerdagen zoveel mogelijk moeten worden weggenomen door bijvoorbeeld verlof en vergoeding van civiele werkgevers. Hoe denken de indieners dit te kunnen bewerkstelligen en (waarom) achten zij dit opportuun?

De leden van de PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden er binnen de huidige regelgeving zijn en welke extra mogelijkheden de Veteranenwet biedt, voor het geven van aandacht voor individueel uit te zenden militairen en/of personeel dat later aan de eenheid wordt toegevoegd. Is het mogelijk een bepaling op te nemen in de Veteranenwet waarmee de kwaliteit van het opwerktraject voor de individueel uit te zenden militair wordt gegarandeerd?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze de initiatiefnemers de uitkomsten van de evaluatie Uruzgan, ten aanzien van de zorg en nazorg voor, tijdens en na de missie, willen betrekken bij de Veteranenwet. Welke lessons identified en lessons learned uit de evaluatie Uruzgan kunnen worden vertaald naar concreet beleid gericht op preventie en bewustwording? Op welke wijze kunnen deze lessons identified en lessons learned worden vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel zorgcoördinatoren er op dit moment zijn, en of er een inschatting gemaakt kan worden van de mogelijkheden die het ministerie van Defensie heeft, onder druk van de bezuinigingen, om het aantal zorgcoördinatoren tijdig voldoende te doen toenemen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht in het Jaarverslag Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht over 2010 (Kamerstuk 32 500-X, nr. 102, zie pagina 100) schrijft dat zowel commandanten als Sociaal Medisch Teamleden aangeven dat de informatievoorziening vanuit de tweedelijnszorgketen naar eenheidscommandanten niet optimaal is. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze de Veteranenwet een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van deze informatievoorziening.

De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een reactie van de initiatiefnemers op de aanbevelingen die de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht doet ter verbetering van de nazorg (Kamerstuk 32 500-X, nr. 102, zie pagina 103) en vragen de indieners om per aanbeveling te verduidelijken of, en zo ja hoe, de Veteranenwet hierop aansluit.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Veteranenwet toeziet op verbetering van de inrichting van de zorgketen. Verbeteren de regels uit de Veteranenwet de communicatie zowel vanuit de missiegebieden naar Nederland als intern binnen Defensie en vanuit Defensie naar civiele zorgverleners? Kan de Veteranenwet ook bijdragen aan de ondersteuning van de commandant bij de uitvoering van zijn zorgtaken en de opleiding van de commandanten en zorgmedewerkers?

Wordt middels de Veteranenwet voorlichting aan de uit te zenden militair over slachtofferzorg en slachtofferbegeleiding verbeterd? En de communicatie met het slachtoffer en de familie?

Houdt de Veteranenwet het slachtoffer mede verantwoordelijk voor zijn of haar herstel? Wordt het slachtoffer begeleid bij het maken van keuzes? Wordt hierbij rekening gehouden met het proces van verwerking, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het overgrote deel van de militairen positief terugkijkt op hun uitzending en waardevolle ervaringen heeft opgedaan. Sommige militairen, zo’n twintig procent, ondervinden achteraf echter gezondheidsproblemen. Tien procent van de uitgezonden militairen heeft langdurige hulp en begeleiding nodig, en van deze tien procent ontwikkelt de helft (dus vijf procent) na de uitzending een posttraumatisch stress syndroom dat met de uitzendervaring samenhangt. De leden van de CDA-fractie vinden dat tegenover de eisen die aan militairen gesteld worden die in andere arbeidsorganisaties in mindere mate of niet voorkomen, dan ook een bijzondere zorgplicht van de overheid dient te staan. De mogelijke gevolgen van de uitvoering van de bijzondere taken van de krijgsmacht voor de militair, dienen te worden ondervangen door goede zorg, ondersteuning en begeleiding. Deze bijzondere zorgplicht van de overheid moet niet alleen zien op veteranen die als gevolg van hun inzet als militair te maken hebben gekregen met gezondheidsklachten, maar heeft juist ook als doel om gezondheidsproblemen als gevolge van de inzet tijdens oorlogsomstandigheden of bij vredesmissies te voorkomen door een goede voorbereiding op, begeleiding tijdens en opvang van militairen na de inzet. Geïntegreerd, proactief en preventief veteranenbeleid is nodig, zo vinden de leden van de CDA-fractie. De in dit wetsvoorstel voorgestelde maatregelen, zoals de instelling van één loket voor veteranen en hun relaties, leiden volgens de leden van de CDA-fractie tot een beter afgestemd en transparant veteranenbeleid, dat door de Tweede Kamer kan worden gecontroleerd. Het bij wet vastleggen van de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van het veteranenbeleid draagt daaraan bij.

De leden van de D66-fractie delen de stelling van de indieners dat voorbereiding, begeleiding en ondersteuning vóór, tijdens en na de inzet als militair, belangrijke taken van de overheid zijn op het gebied van de zorg voor militairen, veteranen en hun relaties. Het is inderdaad wenselijk dat hierbij gekozen wordt voor een proactieve benadering. Tijdens de opleiding, waarin psychische en lichamelijke training centraal staan, moet ruim voldoende aandacht zijn voor het geven van inzicht in de lokale culturele verhoudingen en gewoonten, en de geschiedenis van conflictgebieden. Uitzendconferenties moeten volgens deze leden een vast onderdeel zijn van de voorbereiding. De leden van de D66-fractie onderschrijven de stelling dat de ondersteuning van veteranen en hun relaties na uitzending als doelstelling heeft dat de veteraan op adequate wijze kan omgaan met de ervaringen van zijn uitzending om eventuele problemen te voorkomen. Verankering van terugkeerdagen kan hierbij een cruciale rol spelen. De leden van de D66-fractie delen de mening dat de overheid verplicht is blijvende zorg te verzekeren wanneer gezondheidsproblemen gerelateerd kunnen worden aan de uitzendervaring.

De leden van de D66-fractie signaleren dat veel partijen (het Sociaal Medische Team, het Dienstencentrum Bedrijfsmaatschappelijk Werk, deDiensten Geestelijke Verzorging, het Dienstencentrum Re-integratie, het Zorgloket voor Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers en het Centraal Aanmeldpunt / Veteraneninstituut) betrokken zijn bij de uitvoering van het veteranenbeleid. De voornoemde leden zijn van mening dat het voorstel van de indieners om te komen tot één veteranenloket een belangrijk verschil zal zijn met het huidige veteranenbeleid. De leden van de D66-fractie achten het wenselijk dat alle vragen op één locatie binnenkomen. Dit veteranenloket zal de zorg voor veteranen moeten verbeteren en laagdrempeliger moeten maken, en de transparantie van de uitvoering moeten vergroten.

Veteranenregistratiesysteem

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Veteranenregistratiesysteem als doel heeft om degenen te identificeren die tot de doelgroep veteranen behoren, voor de registratie van gegevens bedoeld voor het opnemen van contact met veteranen en voor beleidsmatig, wetenschappelijk of historisch onderzoek. Contactgegevens zijn belangrijk om te zorgen dat een veteraan kan worden gecontacteerd als blijkt dat de veteraan tijdens een uitzending aan bepaalde gezondheidsrisico’s heeft blootgestaan. Dit is de reden waarom opname in het Veteranenregistratiesysteem niet op vrijwillige basis geschiedt. Voorts constateren de initiatiefnemers dat het verplichte karakter van opname in het Veteranenregistratiesysteem een inmenging in, respectievelijk een beperking van het recht op eerbieding van, het privéleven en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer betekent. De leden van de VVD-fractie delen deze constatering en vragen of het Veteranenregistratiesysteem zoals beschreven in de initiatiefwet volgens het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de Grondwet voldoet aan de eisen die inmenging in het privéleven van overheidswege rechtvaardigen. Hebben de initiatiefnemers het wetsvoorstel op dit vlak ook ter advisering aan het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) voorgelegd?

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat veteranen hun gegevens kunnen afschermen zodra zij geen behoefte hebben om algemene informatie te ontvangen over aangelegenheden bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4. Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk of veteranen hun gegevens ook kunnen afschermen voor beleidsmatig, wetenschappelijk of historisch onderzoek als zij daar de behoefte aan hebben. De leden van de VVD-fractie ontvangen hier graag meer duidelijkheid over.

Tot slot is het Veteranenregistratiesysteem gekoppeld aan de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) zodat de actuele naam-, adres- en woonplaatsgegevens zijn gewaarborgd. De leden van de VVD-fractie vragen of het vervolgens ook mogelijk is om vanuit het GBA te kunnen waarnemen of iemand een veteraan is en zo ja, wie toegang heeft tot deze gegevens.

Veteranenombudsman

De leden van de VVD-fractie vragen wat de meerwaarde is van een aparte ombudsman voor veteranen naast de Nationale ombudsman waar nu ook al zowel burgers als veteranen hun klachten kunnen neerleggen. Wat is de meerwaarde van een veteranenombudsman bovenop de al bestaande mogelijkheden tot het aangeven van klachten die er voor veteranen bestaan? Daarnaast vragen zij om welke reden een Veteranenombudsman laagdrempeliger is dan de Nationale ombudsman. Voorts willen de leden van de VVD-fractie graag weten op welke wijze de Veteranenombudsman zal worden ingepast in het instituut van de Nationale ombudsman.

De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een nadere toelichting op de wijze en termijn waarop de Veteranenombudsman kan worden geïnstalleerd. Hechten de initiatiefnemers aan de instelling van de Veteranenombudsman via formeel-juridische weg? Indien dit niet het geval is, welke termijn achten zijn dan nodig voor instelling van de Veteranenombudsman?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de initiatiefnemers apart overleg willen voeren over de bevindingen en aanbevelingen van de ombudsman, dus onafhankelijk van het tweejaarlijkse overleg over de nazorg voor veteranen. Vinden de initiatiefnemers het wenselijk een apart verslag van de bevindingen en aanbevelingen te ontvangen van de Veteranenombudsman of achten zij opname van een hoofdstuk «Veteranen» in het jaarverslag van de Nationale ombudsman voldoende, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie steunen het instellen van een Veteranenombudsman. Ook de doelmatige vorm waarin dit voorstel gestalte krijgt, namelijk als een aandachtsgebied van een reeds in functie zijnd instituut ombudsman, heeft de instemming van de leden van de CDA-fractie. Wel vragen genoemde leden hoe dit instituut zich zal verhouden tot de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, die ook optreedt als Inspecteur der Veteranen. De focus van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht als Inspecteur der Veteranen ligt immers op de (na)zorg en de maatschappelijke erkenning en waardering voor veteranen, hun thuisfront en nabestaanden. Zo kunnen veteranen ook een beroep doen op de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht voor bemiddeling.

Kosten verbonden aan het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie constateren dat de kosten voor de uitvoering van de Veteranenwet zijn geraamd op € 4,8 miljoen. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre, en dat geldt vooral voor de € 3 miljoen voor de inkomstenvoorziening, deze kosten zijn gebaseerd op de hedendaagse praktijk. Is er rekening gehouden met een groei van het aantal veteranen dat gebruik zal maken van de voorziening?

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een uitgebreide (cijfermatige) onderbouwing van de genoemde bedragen die gehanteerd worden voor respectievelijk intensivering re-integratie, re-integratie relaties, inkomensvoorziening in verband met zorg, veteranenloket en de veteranenombudsman. Op welke aannames zijn deze bedragen gebaseerd?

De leden van de CDA-fractie achten het aannemelijk dat van het wetsvoorstel een aanzuigende werking zal uitgaan. In hoeverre is hiermee rekening gehouden bij het opmaken van de begroting van de programmakosten van onderhavig wetsvoorstel?

Overig

De leden van de PvdA-fractie vragen of gegarandeerd kan worden dat alle veteranen, dus ook degenen die nog in actieve dienst zijn, Checkpoint zullen ontvangen.

Tevens vragen de leden van de PvdA-fractie of de verbreding van de definitie van veteraan gevolgen heeft voor de organisatie van de landelijke Veteranendag en zo ja, welke.

Met betrekking tot de verantwoording vragen de leden van de PvdA-fractie of de initiatiefnemers van mening zijn dat jaarlijks overleg over de nazorg voor veteranen, voorafgaande aan Veteranendag, moet blijven plaatsvinden.

Welke randvoorwaarden willen de initiatiefnemers stellen aan het tweejaarlijkse verslag over de werking en voortgang ten aanzien van de Veteranenwet?

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie aan de indieners om hen een overzicht te doen toekomen van de voorliggende wetgeving en de wetgeving die verandert door inwerkingtreding van de Veteranenwet.

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

Adjunct-griffier van de commissie,

Israel


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Hachchi, W. (D66), Grashoff, H.J. (GL) en Holtackers, M.P.M. (CDA).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Vacature, (VVD), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Peters, M. (GL), Roon, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Braakhuis, B.A.M. (GL) en Haverkamp, M.C. (CDA).

Naar boven