Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2013
In lijn met de motie van de leden Dik-Faber en Elias (Kamerstuk 33 400 XII, nr. 34) inzake het verder uitbouwen van «Park + Ride» (P+R) faciliteiten, informeer ik u
met deze brief over de hoofdlijnen van de aanpak die ik voorsta. Ik zal uw Kamer in
het voorjaar van 2014 een uitgewerkt plan van aanpak inzake P+R sturen. Hierin komen
verschillende elementen samen, waaronder de ervaringen die de afgelopen jaren zijn
opgedaan in de Maatregel P+R (binnen het Actieplan Groei op het spoor), de ervaringen
binnen het programma Beter Benutten, het Rover initiatief «Samen op reis» en de nieuwe
ontwikkelingen die in kaart zijn gebracht door het programma Beter Benutten, samen
met KpVV, de regionale overheden en ANWB en NS.
P+R is onderdeel van de integrale mobiliteitsketen. Verbetering van P+R past in mijn
ambitie om de reiziger te faciliteren in de keuze van vervoersmodaliteiten.
In 2008 is de Maatregel P+R, als onderdeel van het Actieplan «Groei op het Spoor»,
bedacht om uitvoering te geven aan dit beleidsuitgangspunt. Door middel van een succesvolle
cofinanciering is de oorspronkelijke doelstelling om 7.500 nieuwe P+R plekken te realiseren
bereikt. Inmiddels zijn ruim 8000 P+R plekken gerealiseerd en ruim 4500 P+R plekken
in voorbereiding of in uitvoering. Het totaalbudget hiervoor is ca. € 80 miljoen,
waarvan € 25 miljoen uit de Maatregel P+R, € 15 miljoen van NS en € 40 miljoen van
gemeenten, provincies en anderen.
Het effect hiervan is positief: het gebruik is toegenomen en er is een hogere klanttevredenheidscore
over de stations met extra P+R plekken. Met het resterende budget kunnen tot en met
einde 2014 nog lopende en nieuwe aanvragen worden gehonoreerd. Ook zal de Maatregel
in 2014 worden geëvalueerd. Hiermee rond ik deze tijdelijke Maatregel P+R af.
Ook in de toekomst blijft P+R belangrijk. Toekomstige uitbreidingen van P+R faciliteiten
zullen aantoonbaar moeten bijdragen aan een betere bereikbaarheid en versterking van
de mobiliteitsketen. Dat betekent dat nieuw aan te leggen P+R voorzieningen maximaal
en aantoonbaar moeten leiden tot aan de groei van het aantal OV-kilometers, het terugdringen
van de spitsdruk op filegevoelige wegvakken en verbetering van de leefbaarheid. De
Mobiliteitsscan als nieuw instrument voor analyse en effectmeting van mobiliteitsmaatregelen
is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Investeringen zullen moeten plaatsvinden op
die locaties waar deze het meeste effect sorteren. Dit kan zowel bij herkomst- als
bij bestemmings- P+R locaties. Verder zie ik meerwaarde in het investeren in P+R wanneer
dit wordt ondersteund door andere interventies in de vervoersketen (zoals investeringen
in stationslocaties, OV-lijnen, bewegwijzering etc.). Het nut van een investering
in P+R hangt bovendien af van de hoogte van de parkeertarieven op de eindbestemming
van een ketenreis in relatie tot de tarieven op de P+R-locatie zelf.
Ik zal in het plan van aanpak een set criteria presenteren op basis waarvan effect
en noodzaak van nieuwe P+R faciliteiten op een toekomstvaste manier kunnen worden
beoordeeld. Daarbij wil ik gebruik maken van de aanpak en de ervaringen van het lopende
programma Beter Benutten.
Daarnaast meld ik in het plan van aanpak ook hoe het proces wordt vormgegeven, met
name op het punt van samenwerking met de verschillende (regionale) partners. Bij de
uitvoering van de Maatregel P+R vervulde mijn ministerie de afgelopen jaren vooral
de rol van aanjager en cofinancier. Voor het vervolgtraject zie ik een grotere rol
voor de regionale partijen (overheden en markt) als initiatiefnemers en voor partijen
als ANWB en NS. De rijksrol zal vooral gericht zijn op het faciliteren van de regionale
partners door het aanreiken van kennis en instrumenten.
Ik vertrouw erop u hiermee voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld