32 404 Programma hoogfrequent spoorvervoer

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2011

1

Op welke termijn zal deze MER-studie aan de Kamer worden toegezonden?

Zoals ik bij de behandeling van de voorkeursbeslissing PHS op 4 november 2010 aan uw Kamer heb aangegeven, en heb bevestigd in mijn recente brief aan uw Kamer (Kamerstuk 32 404, nr. 33 dd 2 februari 2011), wil ik in de planuitwerkingsfase van PHS intensief samenwerken met de betrokken regionale en lokale overheden en andere betrokken partijen. Ik acht de betrokkenheid van deze partijen cruciaal voor een succesvolle realisatie van het hoogfrequente reizigersvervoer en de daarmee samenhangende goederenroutering. Het overleg met de regionale en lokale overheden over de inhoud van de MER-studie loopt nog, en mede daarom kan ik slechts een voorlopige en globale planning aangeven. Volgens de huidige inzichten moet de MER-studie in de eerste helft van 2012 afgerond kunnen worden. De uitkomsten van de MER-studie komen dan vrijwel gelijktijdig beschikbaar met de uitkomsten van de overige studies die naar aanleiding van de behandeling van de PHS voorkeursbeslissing worden uitgevoerd, te weten het onderzoek naar binnenvaart, de actualisatie van de studies naar een Noordtak Betuweroute en het MIRT onderzoek naar goederenvervoer op de lange termijn.

2

Welke alternatieven worden betrokken bij de MER-studie?

Ook op deze vraag kan ik nog geen definitief antwoord geven, omdat het overleg hierover met de regionale en lokale overheden nog loopt. Uitgangspunt is hetgeen mijn ambtsvoorganger in zijn brief van 14 september 2010 aan uw Kamer schreef (Kamerstuk 32 404, nr. 3) over de alternatieven voor de spoorverbinding bij Deventer die tot dat moment onderzocht waren. In het algemeen Overleg met uw commissie op 7 oktober 2010 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd dat de zogenaamde «korte boog bij Deventer» niet nader zal worden onderzocht. Ik heb deze toezegging tijdens het VAO van 4 november 2010 herhaald. Daardoor resteren vooralsnog de volgende te onderzoeken alternatieven:

  • lange verbindingsboog bij Deventer

  • lang-lange verbindingsboog bij Deventer

  • spoorlijn Zutphen–Hengelo (Twentekanaal lijn)

  • kopmaken te Deventer

  • nul-alternatief.

Op basis van deze voorlopige lijst voer ik momenteel overleg met de regio. Er is ruimte om een eventueel door de regio aangedragen alternatief mee te nemen; uiteindelijk kan dus een andere lijst te onderzoeken alternatieven resulteren.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven