32 404 Programma hoogfrequent spoorvervoer

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2011

Bij brief van 12 januari 2011 (32 404-21/2011D01077) vraagt de griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu mij uw Kamer te informeren over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie van de leden Sharpe en Slob inzake het maximaal benutten van de Betuweroute (Kamerstuk 32 404, nr. 21).

Zoals ik heb aangeven tijdens het voortgezet algemeen overleg inzake het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) op 4 november 2010 beschouw ik de betreffende motie als ondersteuning van mijn beleid. De motie vraagt alle mogelijkheden tot het maximaal benutten van de Betuweroute inclusief onderhandelingen met Duitsland over het derde spoor bij Emmerich aan te grijpen en gelijktijdig een actualisatie en MER uit te voeren ten aanzien van de Noordoostelijke goederenrouteringsvarianten.

De in de motie gevraagde activiteiten zullen in de periode tot en met 2012 worden uitgevoerd. Net zoals de afgelopen jaren zal ik uw Kamer elk half jaar via een voortgangsrapportage op de hoogte houden van de voortgang van PHS. Op dit moment worden de uit te voeren werkzaamheden door IenM en ProRail gestart. Voor de kerst zijn de lokale overheden aan de PHS corridors uitgenodigd om eind januari/begin februari 2011 deel te nemen aan een eerste ambtelijke overleg over de betrokkenheid van deze overheden bij de verdere uitwerking van PHS. In dit overleg kunnen de lokale overheden aangeven op welke wijze zij willen deelnemen aan de uitwerking van PHS. Ik acht de betrokkenheid van de regio’s cruciaal voor het succes van het programma.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven