Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2021
Op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) dient de Staten-Generaal
binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet een verslag te ontvangen over de
doeltreffendheid en effecten van deze wet in praktijk (artikel 31). Ter uitvoering
van deze wettelijke verplichting heeft de toenmalig Minister voor Medische Zorg en
Sport aan ZonMw opdracht gegeven de wetsevaluatie van de Wkkgz uit te laten voeren.
Hierover is uw Kamer per brief van 5 juli 2019 geïnformeerd.1 ZonMw heeft de onderzoeksopdracht toegekend aan het Nivel, dat in samenwerking met
onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam het evaluatieonderzoek heeft uitgevoerd.
Het evaluatieonderzoek2 zit als bijlage bij deze brief. De evaluatie wordt gelijktijdig aangeboden aan de
Tweede Kamer.
De Wkkgz heeft als belangrijkste doelen de veiligheid en de kwaliteit van de zorg
te waarborgen en de positie van cliënten in de zorg te versterken. Daartoe kent deze
wet de verplichting voor zorgaanbieders om goede zorg te leveren. Daarnaast bevat
deze wet bepalingen gericht op het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de zorg,
als ook op het melden van zaken die niet goed gaan. Voorts beoogt de Wkkgz cliënten
het recht toe te kennen op een laagdrempelige en effectieve behandeling van hun klachten
en geschillen over de zorgverlening. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht
op de toepassing van deze wet. Centraal in de evaluatieopdracht staat de vraag of
de doelen die de wetgever voor ogen had met deze wet worden gerealiseerd.
In het evaluatierapport geven de onderzoekers aan dat de doelen die met de wet werden
beoogd door het veld worden erkend en herkend. De algemene indruk is – aldus de onderzoekers
– dat de wet aan het bevorderen van de beide doelen daadwerkelijk bijdraagt.3 Wel zijn er, aldus de onderzoekers, onderdelen van de wet en de praktijk die kritische
reflectie behoeven.4
Zij richten zich daarbij onder meer op de reikwijdte van de wet, bijvoorbeeld in relatie
tot kleine zorgaanbieders, op de kwaliteit van de zorg vooral in verband met de meldplichten,
op de toegankelijkheid van de klacht- en geschilprocedures, en op het toezicht, ook
in relatie tot lerende zorgorganisaties.
De onderzoekers geven met hun evaluatierapport input voor deze kritische reflectie.
Zij doen 32 aanbevelingen, sommige gericht op beleidsvorming en enkele gericht op
wijziging van regelgeving. Gezien de demissionaire status van het kabinet laat ik
het standpunt op deze evaluatie over aan het volgende kabinet.
De Minister voor Medische Zorg en Sport,
T. van Ark