32 382 Aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 februari 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel F wordt in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid «artikel 8, derde lid,» telkens vervangen door: artikel 8, achtste lid.

2. Onderdeel H komt te luiden:

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede, vierde en vijfde lid worden vernummerd tot zevende, twaalfde en dertiende lid.

2. Het eerste tot en met zesde lid komen te luiden:

1. Met het oog op het in het belang van een goede rechtsbedeling vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat verwerkt de secretaris van de algemene raad op het tableau van iedere advocaat gegevens met betrekking tot:

  • a. de naam;

  • b. de plaats en datum van geboorte;

  • c. de datum van beëdiging;

  • d. het adres waar de advocaat kantoor houdt, alsmede overige contactgegevens en de naam van het kantoor;

  • e. voor zover van toepassing: de naam van de patroon, het adres waar deze kantoor houdt, alsmede de naam van dat kantoor;

  • f. de raad van toezicht waartoe de advocaat behoort;

  • g. voor zover van toepassing: het lidmaatschap van specialisatieverenigingen, de rechtsgebieden waarop de advocaat gespecialiseerd is, alsmede de aanduiding dat het een advocaat betreft als bedoeld in artikel 16h;

  • h. beslissingen op grond van artikel 48, eerste lid;

  • i. beslissingen op grond van artikel 48, derde lid;

  • j. beslissingen op grond van artikel 48a, eerste lid, en artikel 48b, met vermelding van de gestelde bijzondere voorwaarden; en

  • k. beslissingen op grond van artikel 60ab, eerste lid, en artikel 60b, eerste lid, voor zover van toepassing met vermelding van de getroffen voorziening.

2. In geval van de in het eerste lid, onder h tot en met k, bedoelde gegevens worden op het tableau tevens de gronden van de beslissing verwerkt.

3. De advocaat waarop de gegevens betrekking hebben, de leden van de algemene raad, de secretaris van de algemene raad, de leden van een raad van toezicht, alsmede de griffiers, voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van een raad van discipline en het hof van discipline hebben kosteloos inzage in de op grond van het eerste lid op het tableau verwerkte gegevens.

4. Een ieder heeft kosteloos inzage in de op het tableau verwerkte gegevens, bedoeld in:

  • a. het eerste lid, onder a, c tot en met g en i;

  • b. het eerste lid, onder h, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c en d;

  • c. het eerste lid, onder j, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing met betrekking tot een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c en d;

  • d. het eerste lid, onder k, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing met betrekking tot een schorsing of het treffen van een voorziening en voor zolang de opgelegde schorsing of getroffen voorziening van kracht is.

5. De gegevens, bedoeld in het vierde lid, onder b en c, voor zover deze betrekking hebben op het opleggen van de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk, kunnen door anderen dan de in het derde lid bedoelde personen en instanties niet worden ingezien, indien tien jaren zijn verstreken na het onherroepelijk worden van de beslissing waarop de gegevens betrekking hebben. De raad van discipline of het hof van discipline kan bij zijn beslissing bepalen dat de in de eerste volzin bedoelde termijn wordt verkort, met dien verstande dat de termijn niet korter kan zijn dan de duur van de schorsing.

6. De secretaris van de algemene raad maakt schriftelijk een lijst openbaar van gegevens over advocaten ten aanzien van wie in een beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c en d, onherroepelijk is geworden. In deze lijst worden opgenomen:

  • a. de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat werkzaam is;

  • b. de plaats waar de advocaat kantoor houdt;

  • c. de vermelding van de raad van toezicht waartoe de advocaat behoort;

  • d. de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing met vermelding van de duur van de maatregel; en

  • e. de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de datum waarop de maatregel ingaat.

3. Het achtste tot en met elfde lid komen te luiden:

8. Van het tableau worden eveneens geschrapt zij die, hetzij onafgebroken, hetzij met onderbrekingen, gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven hebben gestaan:

  • a. zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg de in artikel 9b bedoelde stage is voltooid; of

  • b. zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg het in artikel 9c bedoelde examen is afgelegd.

9. Indien het in het achtste lid bedoelde tijdvak is onderbroken en de in het achtste lid, onder a en b, bedoelde bewijzen niet kunnen worden overgelegd, kan betrokkene verzoeken om opnieuw gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat te worden ingeschreven. Dit verzoek kan worden ingediend na verloop van een door de algemene raad nader te bepalen termijn na onderbreking van het tijdvak.

10. Voor voorwaardelijk ingeschreven advocaten die in deeltijd werkzaam zijn, wordt het in het achtste lid bedoelde tijdvak naar evenredigheid verlengd, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen. Indien de raad van toezicht op grond van artikel 9b, tweede lid, de stage heeft verlengd, wordt het in het achtste lid bedoelde tijdvak verlengd met de in de beslissing opgenomen termijn, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen.

11. De in het achtste lid bedoelde schrapping geschiedt na kennisgeving door de algemene raad met ingang van een tijdstip dat ten minste twee maanden en ten hoogste zes maanden na de datum van kennisgeving gelegen is. Van de kennisgeving wordt gelijktijdig mededeling gedaan aan de betrokken advocaat, diens patroon, de raad van toezicht in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt en aan het openbaar ministerie.

4. Na het dertiende lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

14. Het eerste lid, aanhef en onder a, b, d, en f tot en met k, tweede tot en met zevende lid en dertiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op advocaten die hun werkzaamheden uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel als bedoeld in artikel 16h, met dien verstande dat:

  • in het eerste lid, onderdeel h, in plaats van «artikel 48, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 48, eerste lid, en artikel 60aa, tweede lid; en

  • in het vierde lid, onderdelen b en c, en zesde lid, in plaats van «artikel 48, tweede lid, onder c en d» telkens wordt gelezen: artikel 48, tweede lid, onder d, en artikel 60aa, tweede lid.

3. Na onderdeel I wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a

Tot het voeren van de titel van advocaat is uitsluitend gerechtigd degene die als advocaat is ingeschreven op grond van artikel 1, eerste lid, of 2a, eerste lid.

4. Onderdeel J komt te luiden:

J

In artikel 9aa, tweede lid, wordt «artikel 8, vierde en vijfde lid» vervangen door: artikel 8, twaalfde en dertiende lid.

5. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

In de artikelen 9d, eerste lid, 9i en 46b, tweede en achtste lid, wordt «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

6. Na onderdeel N worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Na

Artikel 16h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij de raad van toezicht in het arrondissement waarin hij kantoor houdt» vervangen door: op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten.

2. In het tweede en derde lid wordt «De raad van toezicht» telkens vervangen door: De secretaris van de algemene raad.

3. Het vierde lid vervalt.

Nb

In artikel 16i, tweede lid, wordt «bij de raad van toezicht» vervangen door: op het tableau.

7. In onderdeel T wordt in artikel 28a, tweede en derde lid, en in artikel 28b, eerste en derde lid, «Onze Minister van Justitie» telkens vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

8. Onderdeel DD komt te luiden:

DD

Artikel 46c, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De tekst «de raad van discipline» wordt vervangen door: het hof van discipline.

2. De tekst «in zijn ressort» vervalt.

3. Aan het slot wordt toegevoegd: Na onderzoek en afhandeling brengt de deken de klacht ter kennis van de raad van discipline in het ressort waartoe hij behoort.

9. Na onderdeel FF worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

FFa

In het eerste lid van artikel 48a vervalt: ten aanzien van de openbaarmaking daarvan en.

FFb

In artikel 50, eerste lid, onderdeel e, en artikel 58, onderdeel f, wordt «een raad voor rechtsbijstand» telkens vervangen door: «de raad voor rechtsbijstand» en wordt «de voorzitter van de desbetreffende raad voor rechtsbijstand» telkens vervangen door: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

10. Na onderdeel GG wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

GGa

Artikel 60aa wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In afwijking van artikel 48, tweede lid, onderdeel c, kan als maatregel worden opgelegd de schorsing gedurende ten hoogste één jaar in de bevoegdheid om in Nederland de in artikel 16h bedoelde werkzaamheden uit te oefenen.

3. In het derde lid wordt «maatregelen» vervangen door: maatregel.

4. In het vijfde lid wordt «De raad van toezicht» telkens vervangen door: De secretaris van de algemene raad.

5. In het zesde lid wordt «waarbij deze advocaat zich heeft laten inschrijven» vervangen door: in het arrondissement waar deze advocaat kantoor houdt.

11. Onderdeel HH komt te luiden:

HH

Artikel 60b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «een raad voor rechtsbijstand, aan de voorzitter van de desbetreffende raad voor rechtsbijstand» vervangen door: de raad voor rechtsbijstand, aan het bestuur van de raad.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de vijfde volzin wordt «de voorzitter van de raad van rechtsbijstand» vervangen door: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

b. In de zesde volzin vervalt na de zinsnede «de secretaris van de algemene raad»: ontvangt.

B

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie».

2. In artikel 17, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 60aa, tweede lid, onder a tot en met c» vervangen door: artikel 60aa, tweede lid.

3. De laatste volzin van artikel 38, vierde lid, vervalt.

C

Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Va

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) tot wet is verheven of wordt verheven en in werking is getreden of in werking treedt, wordt in artikel 44, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren «waarbij hij als advocaat is ingeschreven onderscheidenlijk als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied waarvan de rechtbank behoort waarbij hij is ingeschreven» vervangen door: van het arrondissement waarin hij kantoor houdt onderscheidenlijk als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied waarvan het arrondissement behoort waarin hij kantoor houdt.

D

De aanduiding van de ondertekenaar van het wetsvoorstel komt te luiden: De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Toelichting

ALGEMEEN

Aanleiding

Met deze nota van wijziging worden enkele aanvullende wijzigingen doorgevoerd in de Advocatenwet die zijn aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel. Het betreft hierbij een regeling voor de openbaarmaking van bepaalde gegevens van advocaten – in het bijzonder gegevens over aan advocaten opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen – alsmede wijziging van de bepaling over de bevoegdheid tot het voeren van de titel «advocaat». Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen in zowel het wetsvoorstel als in de Advocatenwet de aanduiding «Minister van Justitie» te vervangen door «Minister van Veiligheid en Justitie». Voorts zijn enkele andere verbeteringen aangebracht.

Advisering door College bescherming persoonsgegevens

Aangezien de in deze nota van wijziging opgenomen regeling mede ziet op de verwerking van persoonsgegevens, is advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens (Cbp). Het Cbp adviseerde om in de regeling over de registratie en inzage van tuchtrechtelijke maatregelen een begrenzing in de tijd op te nemen. Voorts adviseerde het Cbp om de registratie van en inzage in gegevens over de geboorteplaats en –datum van advocaten nader te onderbouwen of achterwege te laten. Deze adviezen van het Cbp zijn in die zin overgenomen, dat beperkingen zijn aangebracht op de mogelijkheid tot inzage in de bedoelde gegevens door anderen dan personen en instanties die betrokken zijn bij het toezicht op en het tuchtrecht voor advocaten. In de toelichting op de onderdelen wordt hierop nader ingegaan.

Inwerkingtreding

In artikel VII van het wetsvoorstel wordt voorzien in een inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Dit biedt de mogelijkheid om bij de inwerkingtreding van de in deze nota van wijziging opgenomen regeling, die betrekking heeft op de registratie en openbaarmaking van gegevens rekening te houden met de noodzakelijke technische aanpassingen die de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) dient door te voeren. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de regeling geen opdracht aan de NOvA inhoudt om alsnog gegevens te registreren van tuchtrechtelijke maatregelen die reeds vóór de inwerkingtreding van de wetswijziging zijn opgelegd. Een dergelijke verplichting zou tot onredelijke uitvoeringslasten leiden en overigens ook vanuit een oogpunt van rechtszekerheid niet de voorkeur verdienen.

ONDERDELEN

Wijziging onderdelen F en H (artikelen 4 en 8 Advocatenwet)

Openbaarmaking van gegevens

Binnen de advocatuur bestaat al langere tijd de wens om bepaalde gegevens over aan advocaten opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen (systematisch) openbaar te maken. Daarbij wordt in het bijzonder van belang geacht dat (potentiële) cliënten kennis moeten kunnen nemen van aan advocaten opgelegde schorsingen en schrappingen. Hiermee wordt bijgedragen aan de transparantie en integriteit van het beroep. De kennis hierover kan cliënten helpen bij het maken van een zorgvuldige keuze voor een advocaat. Met openbaarmaking wordt dan ook tevens een consumentenbelang gediend. Van openbare toegankelijkheid van informatie over antecedenten gaat een zuiverende werking uit. De bestaande wettelijke mogelijkheden tot het openbaar maken van gegevens van tuchtrechtelijk veroordeelde advocaten volstaan daartoe niet. Op grond van het huidige artikel 48, derde lid, van de Advocatenwet heeft de raad van discipline de mogelijkheid om te besluiten tot openbaarmaking van bepaalde maatregelen, indien enig door artikel 46 beschermd belang dit rechtvaardigt. Van deze mogelijkheid wordt in de praktijk slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik gemaakt. De reden daartoe lijkt te zijn dat het besluit tot openbaarmaking wordt gezien als een verzwaring van een opgelegde sanctie. Gelet op de belangen die gediend zijn met het systematisch openbaar maken van bepaalde maatregelen is het wenselijk om in de Advocatenwet een bepaling op te nemen die het publiek (in het bijzonder cliënten van advocaten) in staat stelt kennis te nemen van bepaalde tuchtrechtelijke antecedenten. Daarin voorzien de voorgestelde nieuwe eerste zes leden van artikel 8. Het geheel draagt bij aan de kwaliteit van de advocatuur, die mede in het licht van de in de Advocatenwet neer te leggen kernwaarden voor de advocatuur structureel aandacht verdient.

Gedifferentieerd openbaarmakingsregime

Met de wijziging van artikel 8 wordt voorzien in een gedifferentieerd openbaarmakingregime. Hiermee wordt bereikt dat de openbaarmaking van persoonsgegevens van advocaten niet verder gaat dan noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van derden en een zuiverende werking binnen de beroepsgroep. De regeling wordt neergelegd in artikel 8 omdat in dat artikel al bepalingen zijn neergelegd over het verwerken en raadplegen van informatie op het tableau. In de aanhef van het nieuwe eerste lid is, mede met het oog op artikel 7 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), de doelomschrijving van de gegevensverwerking op het tableau opgenomen: het in het belang van een goede rechtsbedeling vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat. Voorts is in dit verband van belang artikel 8, onderdeel e, Wbp: de gegevensverwerking is noodzakelijk voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het bestuursorgaan (in casu de NOvA) waaraan de gegevens worden verstrekt. Kenbaarheid van de hoedanigheid van de advocaat is onder meer relevant voor de cliënten van advocaten (rechtzoekenden). Zij moeten zich een realistisch beeld kunnen vormen van de kwaliteit en integriteit van de advocaat waarmee zij in zee willen gaan. Bovendien moet een cliënt op ieder moment kunnen nagaan of zijn raadsman (nog altijd) bevoegd is als advocaat op te treden. Gelet op de positie die de advocaat inneemt binnen de rechtsbedeling, is ook vertrouwen in de advocatuur van belang voor een goede werking van de rechtsbedeling. Voor dat vertrouwen is vereist dat het publiek middels openbaarheid van relevante gegevens kan zien op welke wijze wordt gewaakt over de kwaliteit en integriteit van de advocatuur. Het openbaar maken van gegevens over tuchtrechtelijke uitspraken heeft tevens een zuiverende werking binnen de beroepsgroep. Hiermee kan worden voorkomen dat andere beroepsgenoten beroepsregels overtreden. Het houdt hen waakzaam. Om voornoemde redenen moet een ieder inzage kunnen hebben in gegevens omtrent bepaalde opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen. Daarnaast moeten instanties, zoals de tuchtrechtelijke colleges en de lokale dekens, inzage kunnen hebben in informatie over alle aan advocaten opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, alsmede andere informatie over tuchtrechtelijke procedures die tegen advocaten zijn gevoerd.

Het eerste lid bepaalt welke informatie door de secretaris van de algemene raad wordt verwerkt op het tableau. Naast informatie over de beëdiging, de persoon en het kantoor van de advocaat, gaat het hierbij met name om gegevens over tuchtrechtelijke beslissingen (onderdeel h) en spoedshalve opgelegde schorsingen of getroffen voorzieningen (onderdeel k). Ook voorwaardelijk opgelegde maatregelen moeten op het tableau worden aangetekend (onderdeel j).

Het nieuwe derde en vierde lid van artikel 8 bepalen vervolgens welke informatie voor wie openbaar is. Met het oog op het uitoefenen van effectief toezicht op de advocatuur en effectief tuchtrecht, hebben op grond van het derde lid onder meer de raden van toezicht (waaronder de dekens) en de tuchtrechters inzage in alle gegevens als bedoeld in het eerste lid. Dit betekent onder meer dat zij ook kennis kunnen nemen van aan advocaten opgelegde maatregelen waartegen nog rechtsmiddelen ingezet kunnen worden. Ook kunnen zij hierdoor inzicht verkrijgen in bijvoorbeeld tuchtrechtelijke uitspraken waarbij een ingediende klacht ongegrond of niet-ontvankelijk is verklaard. De in het derde lid bedoelde personen en instanties moeten over al deze gegevens kunnen beschikken om een volledig beeld te kunnen verkrijgen van de kwaliteit en integriteit van een advocaat. Mede op basis daarvan kunnen zij onder meer beoordelen welke strafmaat passend is. Het kan in dat verband voor hen tevens van belang zijn om te weten of aan een advocaat in het verleden de sancties van waarschuwing en berisping zijn opgelegd of dat aan hen voorwaardelijk maatregelen zijn opgelegd. Ook wetenschap over bijvoorbeeld ongegronde of niet-ontvankelijke klachten kan hierbij van belang zijn. In de praktijk blijkt dat het voor bijvoorbeeld dekens van belang is om met dergelijke gegevens rekening te kunnen houden bij de latere beoordeling van nieuwe feiten of omstandigheden. Indien immers met een zekere regelmaat klachten over een advocaat zijn ingediend, kan dat blijk geven van een gedragspatroon waarbij twijfels opkomen over de integriteit en de kwaliteit van een advocaat. Datzelfde geldt evenzeer in zaken waarin een klacht is ingetrokken omdat op enig moment overeenstemming is bereikt tussen klager en beklaagde.

Beperkingen in de inzage

Hierboven is al opgemerkt dat het voor cliënten van advocaten met name relevant is dat zij zich een beeld kunnen vormen van de kwaliteit en integriteit van een advocaat, en of iemand (nog altijd) bevoegd is om als advocaat op te treden. Daar staat tegenover dat het bekend worden (en blijven) van een eenmaal opgelegde maatregel of voorziening disproportionele consequenties kan hebben voor een advocaat. Een waarschuwing duidt er bijvoorbeeld op dat een advocaat onzorgvuldig is geweest bij het naleven van zijn beroepsregels, maar wordt doorgaans alleen in geval van relatief lichte overtredingen opgelegd. Wanneer zo’n maatregel tot in lengte van jaren aan een advocaat blijft kleven (en voor een ieder kenbaar blijft), kan een geringe misstap in het verleden de advocaat lange tijd blijven achtervolgen, ook als hij zijn taakuitoefening sindsdien geheel op orde heeft. Voor het in de hoedanigheid van advocaat mogen optreden maakt het opleggen van een waarschuwing of berisping bovendien niets uit. Hij blijft immers bevoegd om als advocaat op te treden. Het openbaar maken voor een ieder van deze lichtere maatregelen zou daarom disproportioneel zijn. Om deze reden wordt de kenbaarheid van opgelegde maatregelen voor ieder ander dan de in het derde lid bedoelde personen en instanties beperkt tot onherroepelijk opgelegde schorsingen en schrappingen (vierde lid, onderdeel b).

Persoonsinformatie over de advocaat is in beginsel openbaar voor een ieder, voor zover deze informatie redelijkerwijs relevant kan zijn voor de identificatie van de advocaat, om kennis te kunnen nemen van zijn bevoegdheid tot optreden als advocaat, of om de integriteit en kwaliteit van de betrokken advocaat te kunnen vaststellen. Voor de gemiddelde cliënt van een advocaat zal het daartoe niet noodzakelijk zijn om kennis te kunnen nemen van de geboortedatum en geboorteplaats van de advocaat (artikel 8, eerste lid, onderdeel b). Dit kan anders liggen voor een deken of een tuchtrechtelijke instantie die met grote zekerheid de identiteit van de betrokken advocaat moet kunnen vaststellen. Zij moeten daarom wel inzage hebben in die specifieke gegevens.

Met het oog op de kenbaarheid van de hoedanigheid en bevoegdheden van de advocaat moeten ook spoedshalve opgelegde schorsingen of (voorlopige) voorzieningen als bedoeld in de artikelen 60ab en 60b voor een ieder raadpleegbaar zijn voor zolang deze van kracht zijn (vierde lid, onderdeel d). Wanneer zulke spoedshalve opgelegde beslissingen niet meer van kracht zijn, is ofwel de advocaat weer geheel bevoegd om als zodanig op te treden, ofwel de advocaat in het kader van een gewone tuchtrechtelijke procedure geschorst of geschrapt. Is de advocaat weer geheel bevoegd om als zodanig op te treden, dan weegt het belang van een cliënt om kennis te kunnen nemen van een eerder spoedshalve opgelegde schorsing of voorziening niet op tegen de belangen van de advocaat om zijn praktijk onbesproken te kunnen voortzetten.

Beperkte inzagetermijn

Voor zover het betreft inzage in gegevens over opgelegde schorsingen, geldt op grond van het nieuwe vijfde lid van artikel 8 ten aanzien van bepaalde groepen een beperking in de tijd. Voor anderen dan de in het derde lid bedoelde personen en instanties, dat wil zeggen voor de gemiddelde rechtzoekende, zijn gegevens omtrent schorsingen slechts gedurende bepaalde termijn raadpleegbaar. Deze termijn bedraagt in beginsel tien jaar, waarmee zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de termijnen bedoeld in artikel 36, vijfde lid, van de Wet op de accountants-administratieconsulenten en artikel 55, vierde lid, van de Wet op de registeraccountants. De tuchtrechter kan bij zijn beslissing tot het opleggen van deze maatregel bepalen dat deze termijn wordt verkort. Deze verkorte termijn kan niet korter zijn dan de duur van de schorsing. Hierdoor kan de tuchtrechter in de praktijk rekening houden met gerechtvaardigde belangen van de advocaat bij het niet langer bekend zijn van de informatie. In de praktijk komt het voor dat een advocaat voor een kortere termijn wordt geschorst (bijvoorbeeld een week). Het kan voor hem, in verhouding tot de duur van de schorsing, zeer belastend zijn wanneer ook relatief korte schorsingen gedurende de volle tien jaar zichtbaar blijven voor een ieder. De beperking van de termijn voor inzage in opgelegde schorsingen geldt niet voor de in het derde lid bedoelde personen en instanties, gelet op hun rol bij het toezicht op en tuchtrecht voor advocaten. Ook gedragingen van langere tijd terug dan tien jaar kunnen noodzakelijk zijn om een algemeen beeld te krijgen van de integriteit en kwaliteit van een advocaat.

Opgelegde schrappingen van het tableau blijven echter voor een ieder inzichtelijk, ook na verloop van tien jaar. Voorstelbaar is immers dat een eenmaal geschrapte advocaat zich als oud-advocaat afficheert, om het vertrouwen van het publiek te winnen in andere zaken, en daarbij de reden voor het beëindigen van het beroep verzwijgt. Op voorhand is niet uit te sluiten dat een geschrapte advocaat dit gebruikt om een invloedrijke positie te verwerven. Hierdoor kan het vertrouwen in de advocatuur ernstig worden geschaad. Om deze reden dient de mogelijkheid te bestaan om over langere tijd te kunnen nagaan of betrokkene op enig moment van het tableau is geschrapt.

Actieve openbaarmaking

Het in het vierde en vijfde lid geregelde systeem van openbaarmaking gaat uit van de situatie dat bijvoorbeeld rechtzoekenden informatie opvragen over advocaten waarmee zij in zee willen gaan. Dat laat onverlet dat daarnaast een actievere vorm van openbaarmaking wenselijk is. Van een rechtzoekende die al gebruik maakt van de diensten van een advocaat kan niet verwacht worden dat hij periodiek informatie opvraagt om te zien of tegen betrokkene ondertussen maatregelen zijn opgelegd en of deze nog bevoegd is om als advocaat op te treden. Om die reden is het wenselijk dat de NOvA actief gegevens openbaar maakt omtrent advocaten aan wie onherroepelijk een schorsing is opgelegd of die van het tableau geschrapt zijn. Hierop ziet het nieuwe zesde lid van artikel 8. Naast bescherming van cliënten die al een advocaat hebben, is de preventieve werking van actieve openbaarmaking van belang. Met actieve openbaarmaking wordt aan de samenleving als geheel en aan beroepsgenoten in het bijzonder een krachtig signaal gegeven dat naleving van (beroeps)normen actief wordt gehandhaafd. Het verschaft transparantie in de werking van het tuchtrecht, waarmee het maatschappelijk vertrouwen in de advocatuur is gediend. De genoemde publicatie door de secretaris van de algemene raad heeft uitsluitend een informatief karakter, waaraan cliënten van advocaten geen rechten kunnen ontlenen. Het ontslaat een advocaat bovendien niet van zijn, uit de algemene beroepsnormen voortvloeiende, verplichting om cliënten tijdig te informeren omtrent zijn bevoegdheid of beperkingen om als advocaat op te kunnen treden. De wijze van publicatie is, uitgezonderd het vereiste van schriftelijkheid (dat ook of uitsluitend elektronische publicatie kan omvatten), vormvrij en wordt aan de advocatuur overgelaten. Denkbaar is bijvoorbeeld dat op de website van de NOvA een actuele lijst wordt bijgehouden van geschorste en geschrapte advocaten. Ook kan de NOvA in een periodieke uitgave een lijst publiceren van de in de voorafgaande periode geschrapte of geschorste advocaten.

Met het in artikel 8 neergelegde openbaarmakingregime wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het systeem van artikel 5 Wna, zoals dat komt te luiden na de invoering van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister (Kamerstukken 32 250). Het tableau is op grond van artikel 8 van de Advocatenwet een bij wet ingesteld, gedeeltelijk openbaar register. Op grond van artikel 40, vierde lid, Wbp bestaat geen recht van verzet tegen verwerking van gegevens in dit register.

Met het nieuwe veertiende lid van artikel 8 wordt bereikt dat ook buitenlandse advocaten, die in Nederland werkzaam willen zijn onder hun oorspronkelijke beroepstitel (artikel 16h-advocaten), op het tableau worden ingeschreven en dat bepaalde gegevens over deze advocaten bekend worden. Voor wat betreft de openbaarmaking van gegevens omtrent opgelegde schorsingen en schrappingen geldt voor deze advocaten in principe het zelfde regime als voor advocaten die overeenkomstig artikel 1 ingeschreven worden op het tableau. De artikelen 16h, 16i en 60aa van de Advocatenwet en artikel 17 van de Wet op de rechtsbijstand worden dienovereenkomstig aangepast. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat een advocaat die door een in Nederland gevestigd internationaal tribunaal wordt toegelaten of aangewezen en als zodanig werkzaamheden verricht, niet zonder meer binnen de Nederlandse rechtssfeer treedt. Een dergelijke advocaat kan daarom evenmin worden aangemerkt als een bezoekende advocaat in de zin van de Advocatenwet.

Elektronische raadpleging

Het in het gewijzigde artikel 8 voorgestelde systeem laat de mogelijkheid van elektronische raadpleging open. Denkbaar is dat de NOvA voor een ieder de mogelijkheid openstelt om via een website het tableau te raadplegen en daarbij op naam van een advocaat diens tuchtrechtelijke antecedenten te raadplegen. Op grond van het tweede lid zal niet kunnen worden volstaan met de vermelding dat aan een advocaat een maatregel is opgelegd. Tevens zal aangegeven moeten worden wat de gronden waren om deze maatregel op te leggen. Dit kan bijvoorbeeld door, in geval van elektronische raadpleging, de mogelijkheid te bieden om via een link kennis te nemen van de tuchtrechtelijke uitspraak waarmee de maatregel is opgelegd. Zodoende kan een cliënt nagaan of de gewraakte gedraging op grond waarvan de maatregel is opgelegd wat hem betreft een bezwaar oplevert voor het inhuren van de betrokken advocaat.

Nieuw onderdeel Ia (nieuw artikel 9a Advocatenwet)

Artikel 9a wordt opnieuw geformuleerd om te bereiken dat tot het voeren van de titel van advocaat in beginsel uitsluitend diegenen bevoegd zijn die in Nederland op grond van artikel 1, eerste lid, of artikel 2a, eerste lid, als advocaat zijn ingeschreven. In de praktijk is gebleken dat in Nederland personen werkzaam zijn onder de titel «advocaat», die een verwante titel hebben behaald in het buitenland. Bij rechtzoekenden zou ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat zij te maken hebben met personen die zich in Nederland hebben gekwalificeerd als advocaat. Het nieuwe artikel 9a beoogt dit te voorkomen. Buitenlandse advocaten die op grond van paragraaf 2a of 2b van de Advocatenwet bevoegd zijn om in Nederland beroepswerkzaamheden te verrichten, zijn gerechtigd om daarbij hun oorspronkelijke beroepstitel te voeren. Zij moeten in dat geval daarbij tevens de beroepsorganisatie vermelden waartoe zij behoren of het gerecht waarbij zij overeenkomstig de wettelijke regeling van het land van herkomst zijn toegelaten (artikel 16c en artikel 16i, tweede lid, Advocatenwet). Zodoende kan geen verwarring ontstaan over de herkomst van de betrokken advocaat. In het geval van Belgische (Vlaamse) advocaten betekent dit dat zij onder de benaming «advocaat» werkzaam mogen zijn, doch telkens met vermelding van de Belgische beroepsorganisatie waartoe hij behoort of het Belgisch gerecht waarbij zij zijn toegelaten. Het zonder daartoe gerechtigd te zijn dragen van de titel van advocaat is strafbaar gesteld op grond van artikel 435, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht.

Wijziging onderdeel DD (artikel 46c, vierde lid, Advocatenwet)

Op dit moment kan het onderzoek van een klacht tegen een deken alleen worden opgedragen aan een andere deken in het zelfde ressort. Met de wijziging van onderdeel DD wordt het mogelijk om klachten te laten onderzoeken en af te handelen door een deken van een orde in een ander ressort. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om klachten tegen de deken van de orde Den Haag te laten onderzoeken door de deken van de orde Amsterdam. Hiermee kan de objectieve behandeling van een klacht worden gediend. Klachten tegen een deken worden ingediend door of doorgeleid naar het hof van discipline, die vervolgens een andere deken belast met het onderzoeken en afhandelen van de klacht. Deze deken kan de klacht vervolgens voorleggen aan de raad van discipline in zijn ressort. Bij het aanwijzen van de deken die de klacht moet onderzoeken, zal het hof van discipline ermee rekening houden dat, indien de klacht uiteindelijk wordt voorgelegd aan de tuchtrechter, deze in eerste aanleg zal worden beoordeeld door een raad van discipline in een ander ressort dan het ressort waartoe de beklaagde deken behoort.

Nieuw artikel Va

Met deze bepaling wordt een technische verbetering aangebracht. Met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) wordt onder meer artikel 44 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) opnieuw vastgesteld. In het tweede lid van dat artikel wordt er vanuit gegaan dat een advocaat wordt ingeschreven bij de rechtbank van het arrondissement waar zijn kantoor is gevestigd. Op het moment waarop het voornoemde wetsvoorstel werd ingediend was dat ook het geval. Sinds de inwerkingtreding op 1 september 2008 van de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer worden advocaten echter niet langer ingeschreven bij de rechtbank, maar op het landelijk tableau van de NOvA. Met artikel Va wordt erin voorzien dat artikel 44, tweede lid, Wrra aansluit bij de huidige wijze van inschrijving van advocaten.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven