Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1
Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 2, derde lid, onderdeel c, wordt «spoorweg» vervangen door: landelijke spoorweg.
2. In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt «spoorweg» vervangen door: landelijke spoorweg.
2
In onderdeel D wordt artikel 10 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen d en e tot de onderdelen e en f een nieuw onderdeel d toegevoegd,
luidende:
2. In het vierde lid, wordt «spoorweg» vervangen door: landelijke spoorweg.
3
In onderdeel F wordt in artikel 23, eerste lid, de zinsnede «artikel 10, eerste lid, onderdeel e» vervangen door: artikel
10, eerste lid, onderdeel f.
B
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «vergevorderd» vervangen door: gevorderd.
2. In het derde lid, wordt de zinsnede «artikel 10, eerste lid, onderdeel e» vervangen door: artikel 10, eerste lid, onderdeel
f.
C
Artikel VI komt te luiden:
ARTIKEL VI
Artikel 75a van de Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «artikel 15 van de Tracéwet» vervangen door: artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «de artikelen 25a en 25b van de Tracéwet» vervangen door: de artikelen 25 en 26 van
de Tracéwet.
Toelichting
De in deze nota van wijziging voorgestelde aanpassingen van het wetsvoorstel hebben voor het grootste deel een juridisch-technisch
karakter.
De wijziging van artikel 10, eerste lid, met de toevoeging van een nieuw onderdeel (wijziging van Onderdeel D) is vindt haar
aanleiding in ervaringen uit de praktijk van Rijkswaterstaat en ProRail.
Vrijwel alle tracébesluiten bevatten tijdelijke maatregelen, zoals bouwwegen en werkterreinen. Zonder de beschikking over
die gronden kan het werk niet gemaakt worden. Na voltooiing van de werkzaamheden worden de tijdelijke maatregelen en voorzieningen
ongedaan gemaakt en herleeft in beginsel de oude bestemming. In de praktijk wordt regelmatig de vraag aan de orde gesteld
of het niet verstandig is om expliciet in de (nieuwe) Tracéwet te bepalen dat het tracébesluit ook betrekking kan hebben op
de gronden nodig voor tijdelijke werkzaamheden.
De definitiebepaling van het begrip «tracé» zoals opgenomen in het huidige artikel 1, eerste lid, onder h, van de Tracéwet
verschaft daarover geen volstrekte duidelijkheid, ook al heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een
aantal uitspraken geoordeeld dat «verweerder in redelijkheid de bouwzone in het tracébesluit heeft kunnen opnemen» (zie onder
meer: ABRvS 29 december 2004, 200403311/1 (tracébesluit Hanzelijn Aanvulling Hattem-Zwolle), rechtsoverweging 2.4.5).
Het is verstandig om daar waar in de praktijk twijfels zijn over de uitleg van de Tracéwet die duidelijkheid te verschaffen
door in de wet zelf op te nemen dat tijdelijke maatregelen en voorzieningen voor het maken van het werk onderdeel kunnen zijn
van het tracébesluit.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus