32 376 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315)

Nr. 41 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2014

Bij brief van 5 september 2013 (Kamerstuk 32 376 nr. 40) heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over het Uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie van 18 juli 2013 over de liberalisering van het internationaal personenvervoer.

Het kabinet heeft in deze brief aangekondigd dat Nederland bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in beroep zal gaan tegen het besluit. In het beroep is aangevoerd dat de Liberaliseringsrichtlijn geen grondslag biedt voor het besluit van de Commissie. Voor zover de Commissie bezwaren heeft tegen de Nederlandse regeling had zij een inbreukprocedure moeten opstarten. Voor een verdere toelichting op het beroep verwijs ik u naar de brief van 5 september 2013.

Het is gebleken dat het Nederlandse verzoekschrift te laat is ingediend bij het Gerecht van de EU. Overschrijding van de beroepstermijn is het gevolg van het feit dat voor de opstelling en indiening van het verweerschrift de gehele veronderstelde termijn is gebruikt. Op de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU is per abuis een onjuiste datum van ontvangst gestempeld op het besluit van de Commissie. Het besluit werd op vrijdag 19 juli 2013 aan het eind van de werkdag aan de balie van de PV EU afgegeven en is op maandagochtend 22 juli 2013 bij aanvang van de werkzaamheden abusievelijk van een stempel voorzien met die datum. Voorts is de gehele veronderstelde termijn gebruikt, waardoor Nederland het verweerschrift te laat heeft ingediend. Op grond hiervan voert de Commissie niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift aan. Het Gerecht kan niet anders dan overeenkomstig te besluiten. Het verder voortzetten van de lopende procedure heeft daarom geen zin. In een spoedoverleg met de Europese Commissie is de ontstane situatie besproken en is de Nederlandse inzet in het geschil nogmaals onder de aandacht gebracht.

Het kabinet betreurt de gang van zaken. Er is uitgebreid nagegaan hoe dit heeft kunnen gebeuren en er zijn maatregelen genomen ter voorkoming van een herhaling van deze fout.

Het besluit van de Commissie van 19 juli 2013 is definitief geworden. De gevolgen hiervan zijn eerder beschreven in de brief van 5 september 2013. Kortheidshalve verwijs ik u hiernaar.

Nederland blijft van mening dat de Commissie een onrechtmatig besluit heeft genomen. Met het indienen van het beroepschrift is dit politiek signaal duidelijk afgegeven. Het kabinet verkent thans de resterende mogelijkheden om de door Nederland in haar verzoekschrift aangevoerde bezwaren tegen het Besluit van de Commissie verder te brengen. In ieder geval blijft Nederland met de Commissie in gesprek over de bevoegdheid en zal, indien een vergelijkbare situatie zich voordoet, de bezwaren alsnog ook in rechte aankaarten. Ook zullen de Nederlandse bezwaren met de andere lidstaten worden gedeeld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven