32 372 Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Nr. 72 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2011

De aangenomen motie Grashoff roept de regering op «een verbod in te stellen voor gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met glyfosaat voor niet-commerciële doeleinden» (TK 2010–2011, 32 372, nr. 65). Deze motie van 15 september 2011 richt zich, gezien de toelichting van de heer Grashoff, op gebruik door (of: in opdracht van) particulieren, terreinbeheerders en overheidsinstellingen.

In deze brief reageer ik op de motie, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Ik zal de motie uitvoeren.

De bescherming van kwetsbare groepen, waaronder kinderen, en de bescherming van oppervlaktewater en grondwater dat wordt gebruikt voor de onttrekking van drinkwater, rechtvaardigen het stellen van beperkingen aan het toegelaten gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Ik interpreteer de motie in bredere zin, namelijk gericht op het bevorderen van niet-chemisch beheer van de openbare ruimte.

Voor enkele aspecten is echter een uitwerking van de motie nodig. Ik ben daarover in constructief gesprek met maatschappelijke organisaties. Mijn inzet richt zich op een verbod binnen enkele jaren, rekening houdende met gangbare afschrijvingstermijnen van spuitapparatuur. Indien chemisch beheer in voorkomende gevallen technisch onvermijdelijk is (bestrijding invasieve exoten, bepaalde onderdelen van dijkbeheer en dergelijke) wil ik daarvoor nog ruimte blijven bieden. Maar ik vertrouw erop dat de innovatiekracht binnen loonwerk- en hoveniersbedrijven op termijn tot passende oplossingen zal leiden.

Vereenvoudiging van regelgeving en vermindering van administratieve lasten worden in de gesprekken betrokken.

Een tekst over de precieze uitwerking van de motie doe ik u in het eerste kwartaal van 2012 toekomen, als onderdeel van het zogenoemde Nationaal actieplan gewasbescherming.

De motie heeft gevolgen voor gemeenten en andere terreinbeheerders. Het ware juist, als zij ruim voor het einde van de overgangstermijn in ieder geval de stap naar niet-chemisch onkruidbeheer op verhardingen zouden overwegen. In die overweging kunnen zij adviezen over een «onkruidwerende» inrichting van een openbare ruimte betrekken. De stichting CROW, «het Nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte» zal daarover binnen afzienbare termijn een publicatie verzorgen.

Tenslotte nog het volgende.

Uitvoering van de motie kan de indruk wekken dat de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen niet aan de Europees geharmoniseerde criteria voldoen of niet veilig zijn.

Die indruk is onterecht.

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft de betreffende gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig beoordeeld en vervolgens op de Nederlandse markt toegelaten. Er is geen reden om aan die besluiten te twijfelen. Echter, Europese regelgeving schrijft ook voor dat beperkingen aan dat toegelaten gebruik worden gesteld. Dat zijn geen «nationale koppen». Integendeel, de beperkingen dragen bij aan een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, rekening houdende met reële verschillen binnen de lidstaten.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven