Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32356 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32356 nr. B |
Vastgesteld 30 maart 2011
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsontwerp. De voorgestelde maatregelen met betrekking tot stroomlijning van het meldproces en het vermelden van verzuimbeleid in de schoolgids en dergelijke hebben hun instemming. Over de verschuiving van het toezicht op scholen voor wat betreft het verzuimbeleid en de uitvoering daarvan, van de gemeenten (leerplichtambtenaren) naar de Inspectie van het Onderwijs (de Inspectie), hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zijnvoorstander van het vereenvoudigen van wetgeving, onder meer op het punt van meldtermijnen. Ook zijn zij een voorstander van elke adequate maatregel die bijdraagt aan het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten. Graag zouden zij nog enkele vragen willen stellen.
De leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Onderhavig wetsvoorstel moet, naast andere interventies, bijdragen aan het terugdringen van het schoolverzuim en het voortijdig schoolverlaten. Deze leden onderstrepen het streven van de regering om in 2016 maximaal 25 000 voortijdig schoolverlaters te hebben. Zij zouden dit getal graag nog lager zien. De leden van beide fracties stemmen in met de doelstelling van het wetsvoorstel, maar hebben wel een aantal kritische opmerkingen en vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie, mede namens de SGP-fractie, hebben met waardering kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Hoewel met genoegen geconstateerd mag worden dat het aantal leerlingen dat betrokken is bij voortijdig schoolverlaten de laatste jaren flink is gedaald, blijft het onacceptabel dat jaarlijks nog steeds tienduizenden leerlingen als nieuwe voortijdig schoolverlaters moeten worden aangemerkt. Met de regering zijn deze leden van mening, dat eigenlijk geen enkele leerling tussen wal en schip mag vallen als het gaat om het behalen van een startkwalificatie. Zij hebben ten aanzien van dit wetsontwerp nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij in de memorie van toelichting2 op dit wetsontwerp enkele argumenten ter onderbouwing van de verschuiving van het toezicht lazen, die wel vragen oproepen. Zo stelt de regering dat met de verschuiving het toezicht minder aan (lokale) politieke invloed onderhevig zal zijn. Is de regering in algemene zin van oordeel dat toezicht zo veel mogelijk vrij moet zijn van politieke invloeden? Zo ja, geldt dat ook voor toezicht dat door het Rijk zelf op verschillende terreinen wordt uitgeoefend? Hoe valt in dit kader het toezicht van de Inspectie te duiden in de categorie «signaal met politieke gevolgen»? Daar zal naar mag worden aangenomen toch ook sprake zijn van politieke invloed? Of is er specifieke aanleiding om te veronderstellen dat juist het gemeentelijk toezicht op het verzuimbeleid van scholen onderhevig is aan politieke invloeden?
De leden van de VVD-fractie stellen dat dit wetsvoorstel is gericht op het terugdringen van het verzuim door leerlingen die uit eigen wil en op eigen initiatief verzuimen. Maar hoe zit het met leerlingen die niet uit eigen wil, maar tegen wil en dank verzuimen? Er zijn veel ouders die hun kinderen ontzettend graag op een school geplaatst willen hebben en het verschrikkelijk vinden dat ze geen onderwijs volgen, maar die op geen enkele school een plek kunnen krijgen. Er zijn gevallen bekend dat deze ouders zelfs geconfronteerd worden met processen-verbaal, soms ook ter zitting moeten verschijnen, omdat ze niet aan de Leerplichtwet voldoen. Terwijl hun grote frustratie is dat er geen school is die hun kind wil plaatsen. Wat gaat de regering hier aan doen? Op welke wijze gaat de regering de rechtsbescherming van deze ouders en leerlingen regelen?
De leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, verwijzen naar de nota naar aanleiding van het verslag3, waar staat: «De strafbedreiging die de Leerplichtwet kent jegens ouders en leerlingen vanaf 12 jaar functioneert». De (eerstejaars) evaluatie van de invoering van de mogelijkheid de kinderbijslag (en wezenuitkering) van 16- en 17-jarigen zonder startkwalificatie als zij meer dan 16 uur per 4 weken verzuimen te kunnen stopzetten is toegezegd voor het derde kwartaal van 2011. Voor zover hen bekend, is tot nu toe door leerplichtambtenaren negen maal bij de Sociale Verzekeringsbank gemeld en naar aanleiding daarvan zes maal uitkering van de kinderbijslag gestopt. Het effect van deze sanctiemogelijkheid op het terugdringen van voortijdige schoolverlaters lijkt miniem. Waarom is er dan zo’n haast deze sanctiemogelijkheid eventueel ook naar jongere leerlingen uit te breiden, dat aan de Tweede Kamer hierover in het plenaire debat op 2 februari 2011 een brief voor 15 maart aanstaande werd toegezegd? Kan de regering toelichten waarop de gedachte gebaseerd is dat het stoppen van de kinderbijslag «ook» een nuttige aanvulling van de mogelijkheden zou zijn om het schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten bij 12- tot 16-jarigen terug te dringen. Is de regering het niet met deze leden eens dat het effect hiervan op het totale schoolverzuim en percentage voortijdig schoolverlaters nihil, of zelfs mogelijk negatief, kan zijn? Moet er in ieder geval niet worden gewacht met welke uitwerking dan ook totdat er een eerste evaluatie van het effect op de 16- en 17-jarigen heeft plaatsgevonden?
Het is voor de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, onbegrijpelijk dat de regering haar plan om 300 miljoen euro te bezuinigen op de begeleiding van juist de meest kwetsbare leerlingen doorzet. Daarmee zou wel eens het positieve effect van onderhavig wetsvoorstel volledig onderuit gehaald kunnen worden. Kan de regering toelichten welk positieve effect van genoemde bezuinigingen te verwachten is ten aanzien van het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters en het nakomen van de zorgplicht door scholen ten aanzien van thuiszitters, in het bijzonder zorgleerlingen? En hoe zich dit effect verhoudt tot het te verwachten effect van het tegengaan van thuiszitters in onderhavig wetsvoorstel?
Zij maken zich in het bijzonder zorgen over de dreigende verdwijning van de scholen voor kinderen met ernstige epilepsie. De aan het woord zijnde fracties erkennen dat het altijd nuttig is om kritisch te kijken naar de vraag of specifieke voorzieningen noodzakelijk zijn. Maar in dit geval gaat het om een zeer kleine groep zeer kwetsbare kinderen waar een op de problematiek toegesneden aanpak kan bijdragen aan zelfredzaamheid. Is de regering er zich van bewust dat de voorgenomen bezuinigingen op deze scholen er toe zullen leiden dat deze scholen zullen moeten sluiten? Kan de regering aangeven waarom zij dit gerechtvaardigd vindt?
Het is goed voor alle partijen dat in de schoolgids of onderwijsovereenkomst, duidelijk is vastgelegd hoe getracht wordt verzuim te voorkomen en hoe er met verzuim wordt omgegaan, zo stellen de leden van de de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie. Het feit dat 40% van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs het verzuimbeleid nog niet in de schoolgids heeft opgenomen noopt tot, maar rechtvaardigt ook, een expliciete wettelijke verplichting daartoe. Per wanneer, zo vragen zij, gaat deze wettelijke verplichting in? Zal er nog een speciale ondersteuning voor de achterblijvende scholen worden ingezet? Wat kunnen de gevolgen zijn voor scholen die bij nadere inspectie nog steeds geen paragraaf over hun verzuimbeleid in de schoolgids hebben opgenomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie, mede namens de leden van de SGP-fractie, vragen of er overigens ook inzicht is in het aantal leerlingen, dat tot absoluut schoolverzuim is gekomen, omdat ze van een eerdere school zijn verwijderd. Is er ook inzicht in het aantal leerlingen met absoluut schoolverzuim, dat verzuimt omdat er geen gewenste school beschikbaar is? In deze situaties helpen de in de onderhavige wet genoemde voorstellen immers niet of nauwelijks en wat wordt er dan gedaan?
De wetgever beoogt met het vereenvoudigen van de meldprocedures en uniformeren van de meldtermijnen een toename van het aantal verzuimmeldingen, zo lezen de leden van de VVD -fractie. Zij vragen of deze vereenvoudiging in combinatie met het verleggen van het toezicht – op de naleving van de Leerplichtwet door scholen en instellingen – van burgemeester en wethouders naar de Inspectie, inderdaad voldoende is om het aantal voortijdig schoolverlaters verder te beperken tot 35 000 in 2012. Wat waren de belangrijkste oorzaken voor het kunnen terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters van 72 000 in 2002 tot 39 000 in 2008/2009? Is de ambitie van het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters met zo’n 5 000 nu niet wat mager?
De Europese Raad heeft een voorstel voor een aanbeveling gedaan aan de lidstaten om breed opgezette strategieën ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten vast te stellen, en om deze strategieën adequate maatregelen te doen omvatten voor groepen die aan een groter risico op schooluitval blootstaan in de lidstaten en de maatregelen in het kinder- en jongerenbeleid te integreren, zo stellen de leden van de fractie van de VVD. Zij vragen hoe dit wetsvoorstel past bij deze aanbeveling. Met andere woorden, heeft de regering reeds zulke strategieën in voorbereiding genomen of zijn deze er reeds? En zo ja, wil de regering de Eerste Kamer hierover informeren? En voorziet deze in een oplossing voor de constatering van de voorzitter van de MBO-Raad dat een betere verzuimregistratie ongetwijfeld zal helpen, maar dat de aanpak van het voortijdig schoolverlaten vooral zit in het voorkomen van leerachterstanden bij jongeren die het MBO instromen?
De leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, onderschrijven het belang van onderwijs, zowel voor de betrokken jongeren zelf als ook voor de concurrentiepositie van Nederland. Zij onderschrijven eveneens dat hiertoe soms drang en/of sancties noodzakelijk zijn. Zij verbazen zich over het feit dat dergelijke maatregelen uitsluitend lijken te gelden voor «reguliere» schoolverzuimers. Voor leerlingen die geen onderwijs krijgen omdat zij op denominatieve gronden zijn vrijgesteld van de leerplicht4 of omdat er voor hen geen passend onderwijs voorhanden is, lijkt de urgentie om maatregelen te treffen minder groot. Kan de regering toelichten wanneer het wetsvoorstel wordt ingediend waarin de voorgenomen zorgplicht door schoolbesturen is opgenomen?
De leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, verwijzen naar de brief5 van de minister van 17 februari jl. waarin optimistisch wordt geconcludeerd dat Nederland nog goed blijft scoren in Europa wat betreft het terugdringen van het percentage voortijdig schoolverlaters. Naar hun mening zullen alle hens aan dek moeten om ook in de komende jaren goed te blijven scoren. Daarom zijn zij in het bijzonder benieuwd naar wat de regering gaat doen met de aanbevelingen aan de lidstaten in het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten6.
De leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, stellen dat door circa de helft van de MBO-scholen het schoolverzuim niet, niet tijdig, of onvoldoende wordt geregistreerd. Zij vragen de regering toe te lichten wat de oorzaken van het slechte registreren en melden van schoolverzuim door MBO-scholen zijn. Is er een verband tussen het registreer- en meldgedrag en de grootte van de school? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de versnelling die volgens de regering volgend jaar nodig is om de doelstelling van maximaal 35 000 voortijdig schoolverlaters te halen, zoals in de brief7 van februari aan de Tweede Kamer is gesteld? Om dit te realiseren zal vooral in het MBO het schoolverzuim en het voortijdig schoolverlaten sterk teruggedrongen moeten worden, omdat driekwart van de nieuwe voortijdig schoolverlaters op het MBO zit, en slechts een kwart in ander onderwijs (22% in het voortgezet onderwijs en 3% in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs).
De handhaving van de leerplicht en de begeleiding van spijbelaars en potentiële uitvallers vereist voor de MBO-sector vermelding van een locatiecode in Bron, aldus de brief8 van de minister aan de Tweede Kamer van 17 februari 2011. De beoogde inwerkingtreding van een wetsvoorstel dat daartoe wordt voorbereid, is 1 augustus 2012. Dit moet toch veel sneller kunnen? Waarom zou een dergelijke, erg nuttige aanpassing niet uiterlijk augustus van dit jaar in kunnen gaan? Kortom, de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, maken zich grote zorgen over de behaalde en te behalen resultaten in het MBO. In genoemde brief geeft de minister ook aan dat in een jaar tijd, eerder behaalde resultaten zomaar weer verdampen. Bij 21 MBO-scholen steeg het aantal voortijdig schoolverlaters in 2008–2009 weer. Om in de beeldspraak van de minister te blijven, zakten deze scholen dus tot achterin het peloton. Kan de regering toelichten wat de inhoud zal zijn van de structurele aandacht hiervoor in het MBO? Hoe gaat bijvoorbeeld de motie Biskop9 uitgevoerd worden?
Zou overigens een versnelde uitbreiding van de experimenten «VM2» – waarbij vmbo-leerlingen niet hoeven over te stappen naar een andere school gelet op de bewezen kleinere kans op uitval – niet veel sneller werken en een groter positief effect hebben in vergelijking met de meeste andere maatregelen, op het terugdringen van het (gehele) schoolverzuim en het (totaal) percentage voortijdige schoolverlaters in het MBO? Zo ja, is de regering voornemens deze experimenten versneld uit te breiden? Hierop wensen deze leden een toelichting.
De memorie van toelichting10 stelt dat het wetsontwerp op twee punten beoogt bij te dragen aan de snelheid van optreden, zo lezen de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP. Is het mogelijk om naast deze twee punten nog meer maatregelen te nemen en zo ja, waarom zijn die niet meteen in deze wet meegenomen? Is de regering voornemens de wet te evalueren teneinde te kunnen ingrijpen als de gestelde doelen – wat betreft de verlaging van het aantal voortijdig schoolverlaters – niet worden gehaald of teneinde juist nog verdergaande stappen te kunnen maken? Indien de regering dit voornemen heeft, vragen deze leden wanneer de evaluatie plaatsvindt.
De leden van de SP-fractie, mede namens de PvdA-fractie,stellen dat zowel vanwege de controle op de aanspraak op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, als op grond van de meldtermijn voor verzuim op grond van de RMC-regelgeving, het bevoegd gezag wordt verplicht tot een meldingsactie na afwezigheid van vier weken. In de memorie van toelichting staat vermeld dat op dit moment de twee meldingen op twee verschillende momenten geïndiceerd zijn op 45 minuten per handeling, en straks door de vereenvoudiging van de verzuimregistratie nog op 30 minuten.11 Begrijpen deze leden het goed dat het een school nu drie kwartier registratiewerk kost om een (langdurig) afwezige leerling te melden, en weer af te melden? Zo ja, is de regering het met deze leden eens dat zelfs een half uur registratie van een dergelijke verzuimmelding nog veel te veel administratieve lasten voor een school met zich meebrengt? Kan deze registratie dan verder vereenvoudigd? Als deze leden het verkeerd begrijpen, kan de regering dan toelichten hoe paragraaf 7 in de memorie van toelichting wel gelezen moet worden?
Met betrekking tot de medewerking van scholen hebben de leden van de ChristenUnie-fractie, mede namens de SGP-fractie, enkele vragen. Het naar hun mening zwakke argument van een aantal scholen, namelijk dat de regelgeving te ingewikkeld zou zijn om een goed verzuimbeleid te handhaven, is met de komst van deze wet niet meer valide. Betekent dat, dat het niet meer goed melden van (relatief) verzuim door scholen echt niet meer zal worden geaccepteerd? Wat zijn de eventuele consequenties voor scholen?
Met betrekking tot het verzuimbeleid en de verschuiving van de uitvoering daarvan, van de gemeenten (leerplichtambtenaren) naar de Inspectie, hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen. De voorgestelde maatregel valt te begrijpen vanuit de wens om het toezicht op scholen waar mogelijk in één hand te brengen, in casu die van de Inspectie. Bovendien hebben scholen met een regionale functie nu ook nog eens te maken met een toezichtfunctie vanuit meerdere gemeenten; de voorgestelde verschuiving leidt in die zin tot vereenvoudiging. Daar staat tegenover dat de huidige regering de gemeenten een centrale rol wil geven in het jeugdbeleid, en bestrijding van schoolverzuim is een belangrijk onderdeel van dat beleid. De Inspectie staat ontegenzeggelijk verder van dat gemeentelijk beleid af dan eigen gemeentelijke ambtenaren, en is ook fysiek veelal minder nabij voor het gemeentebestuur. Bovendien lijkt de regering een verdere afstand van de toezichttaak tot de beleidsverantwoordelijke gemeente positief te waarderen. Deze leden verzoeken de regering daarom nader aan te geven hoe de regering de verhouding tussen het gemeentelijk jeugdbeleid en de onderhavige toezichttaak van de Inspectie ziet. Sturen de gemeentebesturen op dit punt in feite de Inspectie aan?
Daar komt nog bij dat de Inspectie haar toezicht baseert op risicoprofielen voor scholen. Voor zover het gaat om het verzuimbeleid van relatief zwakke scholen zal het toezicht daarop zich, naar deze leden veronderstellen, betrekkelijk gemakkelijk voegen in het overige toezicht. Sommige vormen van verzuim – te denken valt onder meer aan vormen van relatief verzuim, in verband met vakanties en dergelijke – komen echter ook voor op overigens goed presterende scholen. Kan de regering toezeggen dat de Inspectie zo nodig ook prioriteit aan toezicht op de uitvoering van het verzuimbeleid door dergelijke scholen zal houden?
Verder merken de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie, op dat in de nota naar aanleiding van het verslag12 wordt vermeld dat afspraken tussen gemeenten, Ingrado en de Inspectie over de praktische uitvoeringsrol en hun samenwerking worden vastgelegd in een richtlijn. Is (het concept van) deze richtlijn beschikbaar? Of wanneer zal deze gereed zijn? Worden in de richtlijnen ook eventuele speciale afspraken met betrekking tot de «G4», de «BES-eilanden» en/of andere gemeenten vastgelegd? Enerzijds wijst een dergelijke richtlijn naar een landelijk gestandaardiseerde uitvoering13, anderzijds wordt meermalen gezegd dat ook de gemeentelijke politieke dimensie hierbij een rol14 speelt. Hier lijkt toch iets te wringen. Kan de regering toelichten hoever de «speelruimte» voor gemeentelijke invulling reikt? Wat zijn de gevolgen van verschillend gemeentelijk beleid voor leerlingen van verschillende gemeenten op eenzelfde school? En wat zijn hiervan ook de gevolgen voor deze school? En zo vragen zij, hoe zal gehandeld worden in geval de Inspectie de naleving van de verzuimregistratie en –melding van een school onder de maat vindt, maar (een of meer) gemeenten hierover een andere (politieke) mening hebben? Is dit een situatie waarop wordt geduid in de nota naar aanleiding van het verslag, waar staat: «Ook als de Inspectie geen enkel signaal van een leerplichtambtenaar ontvangt, kan zij tot de conclusie komen dat versterkt toezicht op een bepaalde school nodig is»?15 Zo ja, zijn er dan ook afspraken over de (aanpassing in de) ketensamenwerking tussen Inspectie en gemeenten/ leerplichtambtenaren bij verscherpt toezicht?
Ook worden er opmerkingen gemaakt over de toerusting van leerplichtambtenaren op hun toezichthoudende taak ten aanzien van scholen. Opmerkelijk is de stelling dat een leerplichtambtenaar, anders dan de Inspectie, niet zo gemakkelijk een rector of voorzitter van een college van bestuur zal aanspreken op gebreken in de naleving van de wet. Ook deze stelling vraagt om nadere onderbouwing, zo vinden de leden van de CDA-fractie. Verwacht de regering wel dat de leerplichtambtenaren zo nodig ouders met een vooraanstaande maatschappelijke positie zullen aanspreken als hun kinderen verzuimen?
De bestuurlijke boete wordt niet opgelegd aan het bevoegde gezag, maar aan het hoofd van een school: € 1 000 per overtreding tot een maximum van het honderdvoudige daarvan per schooljaar. Gaat het hier om een «hoofdelijke aansprakelijkheid», of kan het hoofd de opgelegde boete op de school verhalen, zo vragen de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie, mede namens de SGP-fractie, vragen of de regering kan aanreiken hoe het gehele proces bij ongeoorloofd absoluut schoolverzuim verloopt en wat de benodigde tijd is voordat verdere actie kan worden ondernomen, met name na melding door de school van het verzuim? Dan is er immers al weer een termijn van vier weken voorbij en hoe gaat het dan daarna? Hoe langer verzuim duurt, hoe moeilijker het herstel immers is.
De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,
Dölle
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,
De Boer
Samenstelling: Schuurman (CU), Holdijk (SGP), Dölle (CDA), voorzitter, Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Tan (PvdA), vicevoorzitter, Essers (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Leijnse (PvdA), Staal (D66), Thissen (GL), Hamel (PvdA), Goyert (CDA), Leunissen (CDA), Asscher (VVD), Hermans (VVD), Ten Horn (SP), Slager (SP), Vliegenthart (SP), De Boer (CU), Duthler (VVD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Flierman (CDA).
Zie ook de brief van de leden van de fracties van VVD, PvdA, SP en GroenLinks van 22 februari 2011 aan de minister van OCW (nog niet gedrukt, ter inzage gelegd bij de griffie met kenmerk 147652.01U), in reactie op de brief van de minister van OCW van 13 december 2010 betreffende aanvullend onderzoek vervangend onderwijs (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 VIII, nr. 144).
Ook in de nota naar aanleiding van het verslag wordt daar melding van gemaakt: «landelijk tot een meer eenduidige handhaving- en vervolgingsbeleid te komen ten aanzien van de verschillende vormen van schoolverzuim»; Kamerstukken II 2009/10, 32 356, nr. 6, p. 11.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32356-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.