31 239
Stimulering duurzame energieproductie

nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2009

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 september jongstleden heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen om nog in 2009 het grootschalige windpark Noordoostpolder tot een SDE-aanvraag te laten komen. Met deze brief informeer ik u over hoe ik de bouw van dit grootschalige windpark in de Noordoostpolder in Nederland mogelijk zal maken. Deze besluiten zijn tot stand gekomen in overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

1. Het windpark Noordoostpolder

Het windpark in de Noordoostpolder heeft een geplande omvang van 429 Megawatt (MW) waarmee rond de 400 000 huishoudens van duurzame stroom kunnen worden voorzien. Het Windpark Noordoostpolder zal hiermee verreweg het grootste windpark in Nederland worden en daarmee een forse bijdrage aan de kabinetsdoelstellingen voor meer duurzame energie leveren. De binnendijkse delen van dit windpark zullen voorzien worden van grotere turbines dan gebruikelijk voor windmolens op land. De buitendijkse windmolens zullen geplaatst worden in het water van het IJsselmeer.

Op 8 juli jl. ben ik in Urk geweest om over de mogelijkheden voor dit windpark te spreken met de burgemeester, gemeenteraad en fractievoorzitters. Het verheugt mij zeer dat de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Koepel Windenergie Noordoostpolder («De Windkoepel NOP») nu bereid is dit windpark te ontwikkelen. Voor de realisatie van de kabinetsdoelstellingen op het gebied van duurzame energie is samenwerking met andere partijen nu eenmaal onmisbaar.

2. Aanpassing van de Subsidieregeling Duurzame Energie

De Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE) is bedoeld als subsidie om de zogeheten onrendabele top van de elektriciteitsproductie van windmolens te compenseren. De subsidie wordt tijdens de exploitatie van de windturbines uitbetaald als een bijdrage per daadwerkelijk aan het elektriciteitsnet geleverde kilowattuur. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de op het moment van levering geldende elektriciteitsprijs.

Naar aanleiding van de gesprekken die met diverse partijen zijn gevoerd, alsmede externe adviezen over de kosten en opbrengsten van grote windmolens op land en windmolens near shore ben ik tot de conclusie gekomen dat de huidige categorieën binnen de SDE niet afdoende zijn. Er dient een nieuwe categorie voor grootschalige windparken binnen de SDE te worden geopend. Over onder meer de voor die categorie te hanteren basisbedragen en subsidiabele vollasturen heb ik mij laten adviseren door ECN-KEMA. Gezien de stand van zaken en de inhoud van de uitgebrachte adviezen heb ik het voornemen om in december van dit jaar een aanwijzingsregeling op grond van het Besluit SDE te publiceren voor grootschalige windprojecten op land met daarin twee categorieën:

1. Windmolens op land met een vermogen groter dan of gelijk aan 6 MW. Hiervoor gaat gelden een basisbedrag van € 0,096 per kWh voor maximaal 3 095 vollasturen per jaar gedurende 15 jaar.

2. Windmolens near shore in gemeentelijk ingedeelde wateren, met een vermogen groter dan of gelijk aan 3 MW, maar kleiner dan of gelijk aan 5 MW. Hiervoor gaat gelden een basisbedrag van € 0,121 per kWh voor maximaal 3 118 vollasturen per jaar gedurende 15 jaar.

Het totaal van de op deze wijze te verstrekken subsidie voor dit windpark wordt op dit moment geraamd op circa € 880 miljoen, verdeeld over 15 jaar. Het streven daarbij is om het subsidieplafond in 2009 voor deze grote windmolens op land voldoende te laten zijn voor 285 MW en het subsidieplafond in 2009 voor near shore windmolens voldoende te laten zijn voor 144 MW. Verder zal ik in de nieuwe aanwijzingsregeling opnemen dat een aanvraag voor een SDE subsidie voor grote windmolens op land en near shore windmolens alleen kan worden gedaan als de aanvraag voor een milieuvergunning ingediend (maar nog niet verkregen) is en er een door het bevoegd gezag aanvaardbaar geacht MER rapport beschikbaar is. Tevens zal het moeten gaan om een windpark van een zodanige omvang dat de Rijkscoördinatieregeling van toepassing is.

De SDE geeft de mogelijkheid om per molen of voor groepen van molens subsidie aan te vragen. Ik begrijp dat het voor aanvragers niet altijd mogelijk is om op het moment van de aanvraag al een definitieve keuze te kunnen maken voor aantal en type windmolens. Onder gerechtvaardigde omstandigheden moet het mogelijk zijn om andere turbines te plaatsen dan aanvankelijk aangevraagd of – in het geval van near shore – het aantal windmolens binnen een reeds afgegeven SDE beschikking te wijzigen. In zulke gevallen bestaat voor mij de mogelijkheid om op grond van artikel 62 van het Besluit SDE ontheffing te verlenen van de verplichting om de grote windmolens dan wel near shore windmolens te realiseren en te exploiteren conform het bij de aanvraag ingediende projectplan. Ik zal zo’n aanvraag dan welwillend in behandeling nemen maar kom in ieder geval niet tot een verlening van een ontheffing wanneer:

a. het vermogen van de grote windmolens minder dan 6,0 MW bedraagt;

b. het vermogen van de near shore windmolens minder dan 3,0 MW bedraagt;

c. de aanvraag een verhoging van de subsidiabele productie of het basisbedrag inhoudt.

Het spreekt voor zich dat zo’n ontheffingsverzoek wel aan alle overige relevante voorwaarden moet voldoen, wil ik kunnen overgaan tot een verlening.

3. Eenmalige subsidie

Daarnaast heb ik het voornemen om aanvullend een eenmalige subsidie te verstrekken vanwege het innovatieve karakter van dit windpark. De initiatiefnemers willen op land molens met een vermogen van 6 tot 8 MW neerzetten. In totaal zal er 285 MW op land worden gerealiseerd. Een project met dergelijke zeer grote molens is wereldwijd nog nergens op deze schaal gebouwd. Daarnaast komt een deel van de molens buitendijks (near shore) te staan. In totaal zal er buitendijks 144 MW worden gerealiseerd. Dit unieke karakter brengt onzekerheden en andere dan binnen de SDE subsidiabele kosten met zich mee. Dit rechtvaardigt een eenmalige subsidie naast een subsidie via de SDE. Het bedrag van de eenmalige subsidie wordt bij volledige realisatie van het park geraamd tussen de 104 en maximaal 116 miljoen (netto contante waarde 2010) en bij een parkgrootte van 429 MW. De betaling zal in twee tranches plaatsvinden. Daarvan is maximaal 24 miljoen bestemd voor de grote windturbines op land.

De precieze hoogte van de subsidie is afhankelijk van het vermogen van de windturbines die daadwerkelijk worden geplaatst en het totale parkvermogen. De rechtvaardiging van de subsidie valt weg wanneer het te realiseren vermogen voor grote windmolens op land lager is dan 6MW per windmolen en het te realiseren vermogen voor near shore molens lager is dan 3 MW.

Omdat voor het realiseren van het Windpark Noordoostpolder per MW hogere SDE-uitgaven zijn gemoeid dan in de SDE-ramingen is verondersteld, kunnen er met de thans op de begroting beschikbare bedragen voor «wind op land» minder MW worden gerealiseerd. In de brief die ik u deze maand nog zal toezenden over de SDE in 2010, zijn ook de effecten van deze speciale SDE-openstelling aangegeven.

4. Rijkscoördinatieregeling

Voor dit project is de Rijkscoördinatieregeling van toepassing. Het is aan de Minister van Economische Zaken om in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu een ontwerp Rijksinpassingsplan vast te stellen. De Minister van Economische Zaken zal ook coördinerend optreden met betrekking tot alle benodigde vergunningen. Deze procedure is al gaande. Bij de vaststelling van het Rijksinpassingsplan zal worden aangegeven op welke manier met de dan ingebrachte zienswijzen ten aanzien van het grootschalige windpark rekening wordt gehouden, waaronder die van de gemeente Urk.

Verder merk ik op dat de Staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat hij bereid is ervoor te zorgen dat de ontwikkelaars van dit Windpark de nodige erfpacht- en opstalovereenkomsten worden aangeboden door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB). Daarbij is door hem aangegeven dat het RVOB bereid is – vanwege de koppeling aan het hoger aantal SDE vollasturen – een vaste gebruiksvergoeding per kWh van 5,5% van de opbrengst van de voor de SDE subsidiabele productie te willen berekenen.

Tot slot zal ik er bij TenneT TSO BV op aandringen alle noodzakelijke inspanningen te verrichten die mogelijk maken dat dit windpark tijdig zal worden aangesloten op het 110 KV-net.

Ik heb de overtuiging dat op de hierboven beschreven wijze van rijkszijde een belangrijke bijdrage wordt geleverd voor de ontwikkeling en bouw van dit Windpark Noordoostpolder. Het is nu aan Koepel Windenergie Noordoostpolder om tot realisatie over te gaan.

De minister van Economische zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven