32 337 Wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 februari 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onder B, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:

In het nieuwe tweede lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «het bewerkstelligen van een verbetering» vervangen door: het behandelen.

B

Artikel II, onder B, wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 46b, tweede lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «het bewerkstelligen van een verbetering» vervangen door: het behandelen.

C

Artikel III, onder B, wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 51b, tweede lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «het bewerkstelligen van een verbetering» vervangen door: het behandelen.

D

Onder vernummering van ARTIKEL IV tot ARTIKEL VII worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IV

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 38, derde lid, wordt de zinsnede «zo te verbeteren»vervangen door: zodanig te behandelen.

B

In artikel 38a, eerste lid, wordt de zinsnede «het bewerkstelligen van een verbetering» vervangen door: het behandelen.

ARTIKEL V

Artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «voor een jaar» ingevoegd: dan wel voor de tijd van twee jaren.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Beëindiging van de terbeschikkingstelling vindt niet plaats dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest.

3. In het vijfde lid wordt na «voor de tijd van een jaar» ingevoegd: dan wel voor de tijd van twee jaren.

4. In het vijfde lid vervalt na «voorwaardelijke beëindiging» de zinsnede: of beëindiging.

ARTIKEL VI

Artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het achtste tot negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

8. Het bevel, bedoeld in het zesde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat in de onderdelen A, B, C en D, artikel IV, een taalkundige wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, alsmede van de Wet Bopz. In verband met deze wijziging van de Wet bopz wordt de nota van wijziging mede voorgesteld namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De nota van wijziging bevat verder een inhoudelijke wijziging van artikel 509t Wetboek van Strafvordering (onderdeel D, artikelen V en VI) en een wetstechnische aanpassing van artikel 38 Wetboek van Strafrecht.

A, B, C en D, artikel IV

Met de voorgestelde wijziging in het nieuwe tweede lid van artikel 16 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), in artikel 46b, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 51b, tweede lid, van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen, alsmede in artikel 38 en 38a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, wordt beoogd een taalkundige verbetering aan te brengen. Taalkundig is het juister om te spreken van het behandelen van de stoornis dan van het verbeteren van de stoornis. Het is immers niet zozeer de stoornis die de behandelaar tracht te verbeteren, als wel de gezondheidstoestand van de patiënt, door de behandeling. De term «behandelen» geeft hier uitdrukking aan.

D, artikelen V en VI

Wetboek van Strafvordering

De voorgestelde wijziging van artikel 509t Wetboek van Strafvordering vloeit voort uit een toezegging van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer, gedaan tijdens het Algemeen Overleg van 14 mei 2009. Zij zegde toe de wenselijkheid en haalbaarheid te laten onderzoeken van omzetting van de contraire beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging in een voorwaardelijke beëindiging van de tbs. De aanleiding hiertoe was de volgende:

Als de rechter de tbs met verpleging contrair aan de adviezen van deskundigen beëindigt, heeft dat tot gevolg dat de tbs-gestelde zonder enige vorm van begeleiding nog dezelfde dag wordt vrijgelaten. Een dergelijke abrupte terugkeer in de maatschappij vergroot het recidiverisico. Wanneer aan de beëindiging van de tbs voorwaarden worden verbonden, zodat de reclassering en het forensisch psychiatrisch centrum maximaal toezicht kunnen houden, vindt de terugkeer van de tbs-gestelde geleidelijker en met meer waarborgen omkleed plaats.

In 2005 heeft het WODC onderzoek gedaan naar de contraire beëindiging van de tbs in de jaren 2001 tot en met 2004 (onderzoeksrapport Contraire beëindiging van de tbs-maatregel, bijlage bij TK 2005–2006, 29 452, nr. 38). Uit dit onderzoek bleek dat het overgrote deel van de contraire beëindigingen zogeheten «zachte» contraire beëindigingen betreft. Dit zijn rechterlijke uitspraken waarbij de adviezen van de op grond van artikel 509o Wetboek van Strafvordering adviserende instanties elkaar tegenspreken, of waarbij een verlenging als mogelijkheid en niet als noodzaak wordt gezien. De zogeheten «harde’contraire beëindiging, waarbij alle adviezen aandringen op verlenging maar de rechter toch beslist tot beëindiging van de maatregel, deed zich in de onderzochte periode slechts twee maal voor. In al deze gevallen heeft uiteraard ook de officier van justitie een vordering tot verlenging ingediend en ter zitting gestand gedaan, anders is er in materiele zin geen sprake van een contraire beëindiging.

Naar aanleiding van de bovengenoemde toezegging is een nadere inventarisatie opgemaakt van het aantal contraire beëindigingen in de jaren 2008–2009 en van een aantal losse dossiers uit de jaren 2005–2007. Deze inventarisatie gaf hetzelfde beeld te zien als uit het door het WODC verrichte onderzoek naar voren kwam. Een harde contraire beëindiging komt nog steeds zeer weinig voor.

Ik acht het echter in het algemeen wenselijk de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij goed voor te bereiden teneinde het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken. Door middel van een periode waarin de terbeschikkingstelling met tenminste één of anders met twee jaar wordt verlengd, terwijl tegelijkertijd de verpleging voorwaardelijk wordt beëindigd, kan de terbeschikkinggestelde zich onder toezicht van de reclassering weer in het maatschappelijk verkeer begeven. In deze periode verblijft de terbeschikkinggestelde niet meer in de kliniek en staat hij onder forensisch psychiatrisch toezicht. Het forensisch psychiatrisch toezicht is een vernieuwde vorm van toezicht op tbs-gestelden waarbij de reclassering en het forensisch psychiatrisch centrum, ieder vanuit de eigen expertise, betrokken zijn bij het toezicht. Op deze wijze kan optimaal vorm aan de terugkeer in de maatschappij worden gegeven. De voorgestelde wijziging beoogt een dergelijke voorwaardelijke beëindiging van de verpleging na een periode van verpleging van overheidswege in alle gevallen te realiseren en daarmee ook het probleem van de contraire beëindiging op te lossen. Hierbij is de tijd van een jaar bedoeld als minimale periode. De voorwaardelijke beëindiging van de verpleging kan op grond van artikel 38j, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, in totaal ten hoogste negen jaar duren.

De mogelijkheid van beëindiging van de verpleging meteen aansluitend op de verpleging van overheidswege, komt door de voorgestelde wijziging te vervallen. In het voorstel wordt artikel 509t, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering hiertoe aangepast.

Het voorstel om in het tweede en vijfde lid van artikel 509t Wetboek van Strafvordering bij de mogelijkheid van verlenging van de terbeschikkingstelling voor een jaar met gelijktijdige voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, de mogelijkheid van verlenging voor de tijd van twee jaren toe te voegen, volgt uit het feit dat artikel 38g, eerste lid, Wetboek van Strafrecht bepaalt dat bij verlenging van de terbeschikkingstelling voor de tijd van een jaar, dan wel voor de tijd van twee jaren, de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd kan worden. Het gaat hier om een wetstechnische aanpassing.

Wetboek van Strafrecht

In dit artikel wordt bepaald dat het bevel strekkende tot dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden door de rechter waarbij het hoger beroep tegen de veroordeling aanhangig is, kan worden opgeheven. Dit is bijvoorbeeld aan de orde in de gevallen dat het gerechtshof al snel tot een ander oordeel komt dan de rechtbank, waardoor de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet in stand kan blijven.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven