32 317 JBZ-Raad

S BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2010

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Immigratie en Asiel, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8–9 november 2010 aan.

De vermoedelijke hoofdpunten van bespreking zullen zijn:

  • het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel,

  • het initiatief voor een richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken,

  • het voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8–9 november 2010 te Brussel

Raad

1. Goedkeuring van de agenda

Wetgevende besprekingen

2. Goedkeuring van de A-puntenlijst

3. Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld

– vaststelling

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 30 november–1 december 2009 is over dit onderwerp gesproken. Toen verwelkomde de Raad de door de Commissie voorgestelde visumvrijstelling voor onderdanen van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM), Servië en Montenegro. Dit werd gezien als een belangrijke stap in de betrekkingen met de Westelijke Balkan ten behoeve van stabiliteit in de regio, verdere integratie, versterkte mobiliteit en people-to-people contacten. De hoop werd uitgesproken dat ook Albanië en Bosnië-Herzegovina zo spoedig mogelijk aan de voorwaarden voor visumvrijstelling zullen voldoen.

De Raad zal instemming worden gevraagd met het voorstel van de Commissie voor de visumvrijstelling van Albanië en Bosnië-Herzegovina. Nederland is voorstander van het verlenen van visumvrijheid voor de inwoners van de landen van de Balkan, indien deze landen aan alle daaraan gestelde voorwaarden voldoen. Nederland is vooralsnog niet overtuigd dat Albanië en Bosnië-Herzegovina aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoen.

4. Gemeenschappelijk Europees asielstelsel

– stand van zaken

Het Voorzitterschap heeft binnen het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) een aantal onderwerpen geprioriteerd, namelijk aanpassing van de Eurodac-verordening, de Dublin-verordening, de kwalificatierichtlijn en de richtlijn langdurig ingezetenen. Te verwachten is dat het Voorzitterschap een stand van zaken geeft met betrekking tot de onderhandelingen in de Raad en met het Europees Parlement. De discussie over de Eurodac-verordening spitst zich toe op het schrappen van bepalingen over de toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden. Nederland begrijpt de aanpak van de Commissie om de toegangsmogelijkheden voor rechtshandhavingsdoeleinden uit het voorstel van september 2009 te schrappen, om zo de voortgang van de onderhandelingen over het asielpakket te bespoedigen, maar dit neemt niet weg dat Nederland er voorstander van blijft om de toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden door opsporingsinstanties mogelijk te maken en er aan hecht dat dit alsnog voortvarend opgepakt wordt.

Met betrekking tot de Dublin-verordening is van belang dat het eerder voorgestelde opschortingsmechanisme niet langer in het voorstel van de Commissie opgenomen is, op verzoek van Nederland en andere lidstaten. De definitie van familieleden is een belangrijk punt bij de richtlijn inzake de kwalificatie en status van derdelanders of staatlozen als begunstigden van internationale bescherming alsmede de inhoud van de genoten bescherming. Het gaat dan om de wisselwerking tussen de definitie van familieleden en de rechten die worden verleend aan vluchtelingen en begunstigden van subsidiaire bescherming.

5. (evt.) Wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

– stand van zaken

De Europese Commissie heeft op 24 februari 2010 voorstellen gepresenteerd om de Frontex verordening te wijzigen. Het vorige kabinet heeft in een BNC-fiche van 21 april (Kamerstukken II, 2009/10, 22 112, nr. 1013) zijn standpunt ten aanzien van deze voorstellen aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Hierover heeft de toenmalige Minister van Justitie tijdens het AO JBZ van 6 oktober 2010 met u van gedachten gewisseld.

In werkgroepen van de Raad zijn de voorstellen van de Commissie verschillende malen besproken en zijn de technische besprekingen grotendeels afgerond. Begin december wordt het rapport verwacht van de Rapporteur van het Europees Parlement, dhr. Busuttil.

6. (evt.) Wijziging van Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen

– stand van zaken

De Europese Commissie heeft op 8 juni 2009 haar voorstel gepresenteerd om de ILO-verordening te wijzigen. Dit voorstel moet de verordening op basis van praktijkervaringen aanpassen aan wijzigingen in het gemeenschapsrecht die sedert de goedkeuring van de verordening in werking zijn getreden. De voorgestelde wijzigingen hebben met name betrekking op de verslagleggingsverplichtingen, de samenwerking met Frontex en de verbetering van informatie-en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten («ICONet»).

Het vorige kabinet heeft in een BNC-fiche van 31 augustus 2009 (Kamerstukken II, 2008/09, 22 112, nr. 899) zijn standpunt ten aanzien van deze voorstellen aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Momenteel bevindt de besluitvormingsprocedure zich in een afrondende fase. Raad en Parlement zijn in gesprek over de laatste openstaande punten die bijvoorbeeld zien op de informatieverschaffing aan het EP. De verwachting is dat spoedig een akkoord zal worden bereikt.

7. Voorstel voor een richtlijn betreffende maatregelen tegen nieuwe vormen van cybercriminaliteit, met name grootschalige aanvallen op informatiesystemen

– presentatie door de Commissie

Tijdens de Raad zal de Commissie de ontwerp-richtlijn presenteren en toelichten. Het doel van dit voorstel is het effectiever bestrijden van (grootschalige) aanvallen op informatiesystemen. De richtlijn vervangt een bestaand kaderbesluit en heeft met name betrekking op strafbaarstelling en strafrechtelijke samenwerking. Het voorstel verplicht de lidstaten er o.a. toe in het voorstel nader omschreven opzettelijke gedragingen strafbaar te stellen en daarop doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties te stellen, waaronder gevangenisstraffen met een maximum van ten minste twee jaar in ernstige gevallen.

Nederland onderkent de toenemende risico’s van cybercriminaliteit tegen informatiesystemen en wil dit fenomeen krachtig aanpakken. Zo heeft Nederland onlangs nog de grootschalige internationale oefening «Cyberstorm» gehouden en verschijnt begin volgend jaar de rijksbrede Cyber Security Strategie. Een dergelijke aanpak past heel goed binnen de bestaande Strategie Nationale Veiligheid. Van cybercriminaliteit gaan grote dreigingen uit, zoals bijvoorbeeld gevaar voor maatschappelijke ontwrichting en voor het vertrouwen in het financieel-economische systeem. Dat risico is vooral aan de orde bij aanvallen via zogenoemde botnets. Mijn ambtsvoorganger heeft tijdens eerdere JBZ-Raden in 2010 ook aandacht gevraagd voor de noodzaak om hiervoor een gezamenlijke Europese aanpak te ontwikkelen. Het initiatief van de Commissie sluit aan bij de aanpak van cybercriminaliteit in Nederland die inmiddels is ontstaan mede ter uitvoering van de afspraken in het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa. Onderlinge harmonisatie van de strafbaarstellingen binnen de EU draagt daarnaast op zichzelf bij aan de samenwerking tussen de lidstaten bij de aanpak van – naar zijn aard veelal grensoverschrijdende – cybercriminaliteit.

8. Initiatief voor een richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken

– oriënterend debat

Het Voorzitterschap is voornemens een oriënterend debat te houden over het voorstel voor een richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel. Dat voorstel is een initiatief van België, Bulgarije, Estland, Spanje, Oostenrijk, Slovenië en Zweden, op basis waarvan justitiële autoriteiten een bevel kunnen uitvaardigen om in het kader van een strafrechtelijk onderzoek de justitiële autoriteiten in een andere lidstaat onderzoekshandelingen te laten verrichten ten behoeve van een eigen strafrechtelijk onderzoek, en aldus bewijs kunnen laten vergaren door (justitiële) autoriteiten in andere lidstaten. Dit geschiedt tot dusver met verzoeken tot wederzijdse rechtshulp gebaseerd op verdragen. Het Europees onderzoeksbevel zal een groot deel van de rechtshulpinstrumenten vervangen, waaronder het kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel (kaderbesluit 2008/978/JBZ).

Het voorstel heeft tot doel de samenwerking bij de opsporing van strafbare feiten in de Europese Unie te verbeteren en te vereenvoudigen. Het creëert een alomvattend instrument dat termijnen stelt, een standaardformulier voorschrijft en de mogelijkheid tot weigering van medewerking beperkt door slechts een gering aantal weigeringsgronden expliciet te benoemen.

Het kabinet kan, waar dat in de rede ligt, vervanging van de traditionele instrumenten van rechtshulp door nieuwe duurzame instrumenten gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning onderschrijven, mits dat leidt tot een verbetering van de strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. Volgens het kabinet zal wel nader moeten worden onderzocht of door middel van het onderhavige voorstel de doelstelling van verbetering en vereenvoudiging van de samenwerking daadwerkelijk (in de praktijk) kan worden bereikt.

9. Voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures

– oriënterend debat

Het Voorzitterschap wil een oriënterend debat houden over voorstel voor een richtlijn inzake het recht op informatie in strafprocedures. Het maakt deel uit van de voorstellen die zijn aangekondigd in de zogenoemde routekaart inzake procedurele rechten van verdachten. De richtlijn inzake het recht op vertolking en vertaling die onlangs is vastgesteld is de eerste maatregel uit de routekaart, de voorliggende richtlijn betreft de tweede maatregel. De maatregelen uit de routekaart dragen bij aan het verzekeren dat een Nederlander die in een andere lidstaat wordt verdacht van een strafbaar feit aldaar op een behoorlijke manier wordt behandeld en bijvoorbeeld op de hoogte wordt gesteld van het feit dat hij de bijstand van een advocaat kan inroepen. Het realiseren van een minimumniveau in de EU van rechten van verdachten kan bovendien bijdragen aan het vergemakkelijken en versnellen van de strafrechtelijke samenwerking bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Voor die versnelde samenwerking is het immers van belang dat de autoriteiten er over en weer op kunnen vertrouwen dat de minimumvereisten voor een eerlijk proces in acht worden genomen.

Het onderhavige voorstel stelt minimumregels met betrekking tot het recht van de verdachte geïnformeerd te worden over bepaalde strafprocessuele rechten die hem toekomen en over de zaak die tegen hem loopt. Op dit moment is nog niet duidelijk welke vragen aan de JBZ-Raad zullen worden voorgelegd.

Niet-wetgevende besprekingen

10. Goedkeuring van de A-puntenlijst

11. Ontwerp-conclusies van de Raad over het instellen en implementeren en de inwerkingtreding van een EU-beleidscyclus om zware en georganiseerde internationale criminaliteit aan te pakken

– openbaar debat

Deze Raadsconclusies beogen een meerjaren EU-beleidscyclus in het leven te roepen voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit. De cyclus beoogt het proces van prioriteitstelling op het terrein van georganiseerde en ernstige criminaliteit op basis van dreigingsanalyses (o.a. OCTA) verder te stroomlijnen en nog beter aan te laten sluiten op de behoeften uit de operationele praktijk.

De voorgestelde EU-beleidscyclus komt voort uit het project «Harmony». Dit Belgische initiatief werd ondersteund door Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Europol. De voorgestelde beleidscyclus bestaat uit 4 stappen:

  • 1. beleidsvoorbereiding op basis van een compleet crimineel dreigingsbeeld (SOCTA, Serious and Organised Crime Threat Assessment);

  • 2. identificeren van een beperkt aantal prioriteiten; voor elke prioriteit wordt een meerjarig strategieplan ontwikkeld;

  • 3. ontwikkelen van operationele actieplannen om de strategische doelen te implementeren;

  • 4. evaluatie aan het eind van de beleidscyclus die tevens dient als input voor de volgende cyclus.

Het is de bedoeling dat een EU-dreigingsbeeld eens in de vier jaar verschijnt met na twee jaar een interim dreigingsbeeld als tussentijdse voortgangsrapportage (monitoring), maar ook voor eventuele nieuw opkomende dreigingen.

Nederland maakt vanaf de start van het project deel uit van het Harmony-projectteam en kan het voorstel om te komen tot een verbeterde OCTA en beleidscyclus ondersteunen. Het verbetertraject rond de beleidscyclus past binnen het Nederlandse beleid. Nederland kent al enige jaren de cyclus rond het Nationale Dreigingsbeeld en het National Intelligence Model. Nederland is een groot voorstander om cycli en methodologieën rond deze projecten ook op EU-niveau op te zetten en deze te optimaliseren. Nederland zal derhalve akkoord gaan met de voorliggende Raadsconclusies.

12. Stand van uitvoering van de besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ van de Raad («Prüm-besluiten»)

De kaderbesluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ (de zogenaamde «Prüm-besluiten») moeten op 26 augustus 2011 door de lidstaten geïmplementeerd zijn. De besluiten strekken ertoe dat lidstaten automatisch gegevens zullen uitwisselen met betrekking tot kentekens, DNA en dactyloscopie (vingerafdrukken). Indien de gegevensuitwisseling leidt tot een «match», kan overgegaan worden tot nadere informatieuitwisseling.

Een inventarisatie door het Belgische Voorzitterschap wijst uit dat ongeveer zes lidstaten per Prüm-aansluiting deze deadline niet denken te halen, of dit nog niet zeker weten. De oorzaak voor deze vertraging is meervoudig en verschilt per lidstaat en per type aansluiting.

Nederland heeft de Prüm-besluiten op dit moment gedeeltelijk geïmplementeerd. Uitwisseling van DNA-gegevens vindt reeds plaats en van kentekengegevens gedeeltelijk. Het KLPD werkt op dit moment aan de nodige technische veranderingen om ook dactyloscopische gegevens automatisch uit te wisselen. De planning is dat Nederland in augustus 2011 de dactyloscopische aansluiting geïmplementeerd heeft.

13. Jaarlijks rapport van het EWDD en mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het actieplan inzake drugs (2009–2012)

Europa heeft zich sterk gemaakt voor een evenwichtig, wetenschappelijk onderbouwd en humaan drugsbeleid. Het gerapporteerde aantal overtredingen van de drugswetgeving in de EU blijft toenemen. In de beleidsdiscussie wordt in Europa tegenwoordig het standpunt gehuldigd dat allereerst de handel in drugs moet worden verboden, en niet zozeer het gebruik. Meervoudig drugsgebruik en bijkomende alcoholproblemen zijn nu de belangrijkste onderdelen van het Europese drugsprobleem.

Tijdens de zitting van de Commissie voor verdovende middelen in Wenen in 2009 werd een nieuwe door de Europese Commissie medegefinancierde studie over de wereldwijde illegale drugsmarkt voorgesteld. In de studie werd geen bewijs gevonden voor de bewering dat de wereldwijde drugsproblematiek tussen 1998 en 2007 zou zijn afgenomen. Voor bepaalde landen is het probleem weliswaar minder erg geworden, maar de situatie is in andere landen verslechterd en in sommige landen zelfs in grote mate.

De eindevaluatie van het drugsactieplan 2005–2008 diende als basis voor de opstelling van het EU-drugsactieplan voor 2009–2012, dat in december 2008 door de Europese Raad werd bekrachtigd. Dit drugsactieplan, het vijfde sinds 1990, is het tweede in het kader van het huidige EU-drugsbeleid (2005–2012). Het algemene doel is het drugsgebruik onder de bevolking aanzienlijk terug te dringen en de schade te verminderen die de gezondheid en de maatschappij oplopen ten gevolge van het gebruik van en de handel in illegale drugs. In het nieuwe EU-actieplan zijn vijf kernprioriteiten vastgesteld die overeenstemmen met de actiegebieden van het plan: verbetering van coördinatie, samenwerking en bewustmaking van het publiek, terugdringing van de vraag naar drugs, terugdringing van het drugsaanbod, verbetering van de internationale samenwerking en verbetering van het inzicht in de problematiek.

Een externe onafhankelijke beoordelaar zal in 2012 een eindevaluatie maken van het huidige EU-drugsactieplan en het huidige EU-drugsbeleid. Daarna volgt een bezinningsperiode met het oog op de opstelling van de volgende EU-beleidsdocumenten inzake drugs.

14. (evt.) Internationale familiebemiddeling bij internationale kinderontvoering

– Informatie van het Voorzitterschap over het seminar van 14 oktober 2010

Het Belgische Voorzitterschap heeft op 14 oktober 2010 een ministerieel seminar georganiseerd over Europese familiale bemiddeling (mediation) in geval van internationale kinderontvoering. Doel van het seminar was de bevordering van de internationale familiale bemiddeling in geval van internationale kinderontvoeringen door ouders. De bemiddeling biedt een duurzame en evenwichtige oplossing, aangezien deze onderhandeld en aanvaard wordt door beide ouders, en dit met een essentieel doel: het belang van het kind dat gegijzeld wordt in een conflict dat hem overstijgt. De bemiddeling is een uitstekend preventiemiddel, zowel voor een eerste ontvoering als voor het voorkomen van een eventuele herhaling. Zij verbetert ook de vrijwillige uitvoering van de genomen beslissingen.

Deze problematiek is actueel en met een toename van het aantal gemengde huwelijken kan dit leiden tot meer wettelijke conflicten. Dit seminar betreft een eerste ministeriële bijeenkomst ter bevordering van de familiale bemiddeling. De aanwezige lidstaten, de Europese Commissie, de leden van het Europese Parlement en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht zijn tot overeenstemming gekomen over een aantal gemeenschappelijke principes en het voortzetten van dit belangrijke werk in de komende maanden. Een werkgroep zal worden opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van het burgerrechtelijke Europese netwerk, bijgestaan door internationale deskundigen, teneinde een synthese te maken van de verschillende initiatieven. Op die basis kan de werkgroep vervolgens de Raad en de Commissie inlichten over de meest gepaste en efficiënte middelen ter bevordering van de familiale bemiddeling in geval van kinderontvoeringen.

Nederland ondersteunt het belang van een Europese aanpak bij familiale bemiddeling bij kinderontvoering en heeft aangegeven zitting te willen nemen in genoemde werkgroep.

15. Diversen

– Informatie van de Commissie over een initiatief betreffende het in de handel brengen en het gebruik van precursoren van explosieven

De ontwerp-verordening behandelt het misbruik van chemische stoffen als precursoren van zelfgemaakte explosieven. De verordening moet het risico verkleinen dat terroristen en andere criminelen aanslagen plegen met zelfgemaakte explosieven.

Precursoren waarvoor in één lidstaat beperkingen of controles gelden, zijn in andere lidstaten gemakkelijk verkrijgbaar. Dit vormt niet alleen een beveiligingsprobleem, maar ook een probleem voor de goede werking van de interne markt. Deze verordening heeft als doel de beschikbaarheid voor particulieren te beperken van chemische stoffen met een groot risico, door de verkoop aan particulieren van bepaalde chemische stoffen boven bepaalde concentraties te verbieden. De verkoop van deze chemische stoffen en mengsels van deze stoffen, alsook de verkoop van producten die de betrokken chemische stoffen bevatten waarvoor geen concentratiegrenswaarden kunnen worden bepaald, zijn onderworpen aan de melding van verdachte transacties. De voorgestelde wetgevingsmaatregel zal vergezeld gaan van vrijwillige maatregelen van de industrie en de retail met het oog op het verbeteren van de beveiliging en betere bewustwording in de hele keten.

Door de verordening zullen op Europees niveau op eenzelfde wijze als in verschillende lidstaten (inclusief Nederland) de belangrijkste precursoren worden geïdentificeerd. Hierbij zijn op zowel EU- als op nationaal niveau alle relevante instellingen betrokken, zoals deskundigen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, politie, forensisch experts en stoffendeskundigen, alsook private partijen die deze chemicaliën produceren, leveren of verkopen. De Commissie heeft op EU-niveau de ketens per precursor (van import / productie tot verkoop) in beeld gebracht, waarbij de effectiviteit en proportionaliteit van de maatregelen in verhouding tot de dreiging en risico’s worden bezien.

De in de ontwerp-verordening voorgestelde regelgeving en maatregelen sluiten aan op het Nederlandse beleid. Nederland is verheugd over deze ontwerp-verordening en kan deze in grote lijnen ondersteunen. De vrije verkrijgbaarheid van dergelijke chemicaliën is aantoonbaar één van de grootste veiligheidsrisico’s voor de EU.

Gemengd Comité

1. Goedkeuring van de agenda

2. SIS II

– stand van zaken

Tijdens de JBZ-Raad op 7 oktober 2010 zijn Raadsconclusies met betrekking tot het Schengen Informatie Systeem (SIS II) aangenomen. In deze Raadsconclusies staat dat de Commissie de Raad en het Europees Parlement op reguliere basis op de hoogte zal houden. De Commissie heeft aangegeven de komende periode elke JBZ-Raad de stand van zaken aangaande het project SIS II met de lidstaten te zullen bespreken.

Naar verwachting zal de Commissie de lidstaten informeren over de voortgang ten aanzien van het verruimen van de mogelijkheid voor lidstaten om een beroep te doen op het EU-buitengrenzenfonds ten behoeve van eventuele extra kosten die door lidstaten worden gemaakt.

3. Wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld

Zie de annotatie bij de agenda van de Raad.

4. (evt.) Wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

– stand van zaken

Zie de annotatie bij de agenda van de Raad.

5. (evt.) Wijziging van Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen

– stand van zaken

Zie de annotatie bij de agenda van de Raad.

6. Zesde verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de handhaving, door bepaalde derde landen, van de visumplicht in strijd met het wederkerigheidsbeginsel

Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 bevat een wederkerigheidsmechanisme, dat ten doel heeft door middel van passende maatregelen te zorgen voor wederkerigheid ten aanzien van derde landen die voor een verblijf van minder dan 90 dagen nog een visum verlangen van burgers van de lidstaten, terwijl de betrokken EU-lidstaten een dergelijke visumplicht niet meer opleggen aan de burgers van die derde landen.

De Europese Commissie heeft op 10 januari 2006 een eerste verslag1 aangeleverd over de ondernomen inspanningen ter opheffing van de bestaande situaties van niet-wederkerigheid.

Tijdens de JBZ-Raad zal de Europese Commissie de Raad informeren over de voortgang betreffende de situatie van (niet-)wederkerigheid.

7. Diversen

Er zijn nog geen onderwerpen voor dit agendapunt gemeld.


XNoot
1

5370/06 VISA 14 AUS 2 AMLAT 5 ASIE 1 CANADA 1 USA 4 COMIX 5 (NL).

Naar boven