32 317 JBZ-Raad

GL VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juni 2016

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad1 en Veiligheid en Justitie2 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 20 mei 20163, waarin hij de procedure en inhoud van het Parapluverdrag nader toelicht. Naar aanleiding daarvan hebben zij de Minister op 25 mei 2016 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 31 mei 2016 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, K. van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL / JBZ-RAAD EN VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Minister van Veiligheid en Justitie

Den Haag, 25 mei 2016

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad en Veiligheid en Justitie hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 20 mei 20164, waarin u de procedure en inhoud van het Parapluverdrag nader toelicht. Zij hebben nog een aantal inhoudelijke vragen naar aanleiding van, of die verband houden met, dit Parapluverdrag.

Op EU-niveau vormt het Parapluverdrag een raamwerk voor de bestaande overeenkomsten inzake Passenger Name Records en bankgegevens. In de bilaterale relatie tussen Nederland en de Verenigde Staten is het Parapluverdrag voornamelijk van belang voor het bestaande Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Ook vormt het Parapluverdrag een «veiligheidsnet» voor de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit5. De goedkeuringswet betreffende deze Overeenkomst is aanhangig bij de Tweede Kamer.6 Het verslag over deze goedkeuringswet dateert van 2013.7 In een brief van 5 januari 2016 heeft u de Tweede Kamer geïnformeerd over een mogelijke gezamenlijke verklaring.8 In deze verklaring worden onderdelen van het verdrag nader toegelicht. Is inmiddels overeenstemming bereikt over deze gezamenlijke verklaring? En kunt u aangeven wat de status is van zo’n verklaring? In hoeverre zijn de verdragsluitende staten hieraan gebonden en kunnen de normadressaten hieraan rechten ontlenen?

In uw brief schrijft u: «Na de inwerkingtreding van het Parapluverdrag moeten alle persoonsgegevens die worden doorgegeven voor het doel van strafrechtelijke rechtshandhaving door de EU of door autoriteiten van lidstaten [...] aan de VS, overgedragen worden aan en verwerkt worden door VS-rechtshandhavingsautoriteiten in overeenstemming met alle regels voor gegevensbescherming die zijn opgenomen in het verdrag. [...] Op deze wijze zal het Parapluverdrag leemten in bestaande overeenkomsten van lidstaten met de VS invullen en tevens voor toekomstige verdragen een veiligheidsnet bieden [...].»9 Deze overeenkomsten en verdragen zelf worden niet gewijzigd, alleen de eisen waaraan gegevensoverdracht moet voldoen en de rechten van betrokkenen worden met dit Parapluverdrag gewijzigd c.q. aangevuld. Hoe wordt ervoor gezorgd c.q. hoe kan worden afgedwongen dat lidstaten en de VS die nu al gegevens op grond van deze bestaande overeenkomsten uitwisselen, alsnog aan deze eisen zullen gaan voldoen? Leggen de lidstaten en de Verenigde Staten bijvoorbeeld hierover verantwoording af, en zo ja, op welke wijze?

U schrijft in uw brief dat het Parapluverdrag geen grondslag biedt voor de gegevensuitwissseling, dat doen de overeenkomsten zelf.10 De gegevensuitwisseling of doorgifte blijft dus rechtmatig, ook als niet wordt voldaan aan de aanvullende eisen uit het Parapluverdrag. Is dit een juiste interpretatie? Graag een reactie.

De leden van de vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad en Veiligheid en Justitie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk maandag 30 mei 2016.

Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, G. Markuszower

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A.W. Duthler

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2016

In uw brief van 25 mei hebben de voorzitters van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad en van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij een aantal vragen gesteld ten aanzien van het Parapluverdrag EU-VS en van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit. Laatstgenoemde overeenkomst wordt vaak de PCSC-overeenkomst genoemd (Prevention and Combatting of Serious Crime). Graag geef ik een antwoord op uw vragen.

Er is inmiddels overeenstemming bereikt over een gezamenlijke verklaring ten aanzien van de PCSC-overeenkomst. Deze verklaring is op 19 april jongstleden ondertekend. Een dergelijke verklaring is politiek verbindend voor de verdragsluitende partijen. De verklaring heeft een interpretatief karakter. Ze legt vast hoe bepalingen uit de overeenkomst dienen te worden uitgelegd. Met een door verdragsluitende partijen in een verklaring overeengekomen gezamenlijke uitleg van verdragsbepalingen zal rekening gehouden moeten worden bij de interpretatie van de overeenkomst. Artikel 12, derde lid, van de PCSC-overeenkomst legt vast dat uit de overeenkomst geen rechten voortvloeien voor individuele personen. Onafhankelijk van deze overeenkomst bestaande rechten blijven echter onverlet.

De tekst van de gemeenschappelijke verklaring bied ik u hierbij ter informatie aan.

Het is mijn voornemen om voor het zomerreces de nota naar aanleiding van het verslag inzake de voorgestelde goedkeuringswet aan te bieden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken 33 603).

U hebt gevraagd hoe ervoor wordt gezorgd of hoe kan worden afgedwongen dat lidstaten en de VS die nu al gegevens op grond van bestaande overeenkomsten uitwisselen, alsnog aan de eisen van het Parapluverdrag gaan voldoen. U wilt weten of de lidstaten en de VS hierover bijvoorbeeld verantwoording afleggen en zo ja, op welke wijze.

Het is niet nodig om de bestaande overeenkomsten die de basis geven voor gegevensuitwisseling als zodanig te wijzigen. Vanaf de datum van inwerking treden zullen de waarborgen voor gegevensbescherming die in het Parapluverdrag zijn vastgelegd de bestaande overeenkomsten, waar van toepassing, aanvullen. Er kunnen maatregelen nodig zijn voor de uitvoering van het Parapluverdrag. Dit zal met name het geval zijn aan de zijde van de VS, omdat de meeste waarborgen van het Parapluverdrag al bestaan in de EU, zowel op het niveau van de Unie als van de lidstaten. Door middel van het Parapluverdrag zijn de VS de verplichting aangegaan dat autoriteiten voor rechtshandhaving gegevens, die afkomstig zijn uit de EU, zullen verwerken overeenkomstig de hogere EU normen voor gegevensbescherming. Voor zover deze waarborgen momenteel niet beschikbaar zijn in de VS-wetgeving zullen de VS alsnog alle nodige maatregelen moeten nemen. Een voorbeeld hiervan is de aanvaarding van de Judicial Redress Act.

De Europese Commissie zal de werking van het gerechtelijk beroepssysteem (judicial redress) nauwgezet volgen. Artikel 23 van het Parapluverdrag geeft de basis voor een systeem van periodieke gezamenlijke evaluatie. Artikel 23, eerste lid, geeft een lijst van belangrijke aspecten waaraan bijzondere aandacht zal worden besteed. Deze lijst omvat de effectieve uitvoering van artikel 19 ten aanzien van gerechtelijk beroep. Dit komt ook naar voren in artikel 5, derde lid, ten aanzien van de gevolgen van het verdrag. Effectief gerechtelijk beroep is een van de voorwaarden voor de toepassing van dat artikel. Dit betekent dat als het gerechtelijk beroep in de praktijk niet functioneert er niet langer vanuit kan worden gegaan dat de verwerking van gegevens overeenstemt met de wetgeving inzake gegevensbescherming en dat in die situatie verdere toestemming vereist is voor doorgifte van gegevens.

Artikel 14 van het Parapluverdrag betreft de verantwoordingsplicht. De partijen moeten maatregelen treffen om verantwoording te bevorderen door de bevoegde autoriteiten inzake de verwerking van persoonsgegevens. Dit betreft kennisgeving van de waarborgen die van toepassing zijn op de overdracht van persoonsgegevens en de voorwaarden die kunnen zijn opgelegd door de overdragende autoriteit voor specifieke gevallen. Ernstige overtredingen zullen worden bestraft met passende en afschrikwekkende strafrechtelijke, civielrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties. Het nationale recht moet hierin voorzien.

Zo nodig kan de volgende ingrijpende maatregel worden getroffen (op grond van artikel 14, tweede lid). De overdracht van persoonsgegevens aan autoriteiten van de verdragspartijen (en van hun territoriale eenheden) kan worden stopgezet. Bij het besluit om deze maatregel te treffen wordt rekening gehouden met het doel van het verdrag en in het bijzonder met de bepalingen over doelbinding, over beperkingen van het gebruik van gegevens en over verdere doorgifte.

Tot slot vraagt u of de gegevensuitwisseling of – doorgifte rechtmatig blijft, ook als niet wordt voldaan aan de aanvullende eisen uit het Parapluverdrag.

Ik begrijp deze vraag als volgt. U doelt op de situatie dat aan de criteria voor gegevensoverdracht wordt voldaan (zoals vastgelegd in het verdrag dat een grondslag geeft voor de overdracht; verder te noemen «het basisverdrag»), maar dat bij de verdere verwerking niet wordt voldaan aan de normen van het basisverdrag of van het Parapluverdrag.

De gegevensverwerking is dan niet rechtmatig. De vraag of de gegevens mogen worden overgedragen aan de VS (en vice versa) moet altijd worden beoordeeld op grond van het basisverdrag, want het Parapluverdrag geeft geen grondslag voor het overdragen van data. De vraag of aan andere eisen voor de verwerking wordt voldaan moet worden beoordeeld op grond van het basisverdrag voor zover deze eisen daarin zijn opgenomen en verder op grond van het Parapluverdrag. De normen van het Parapluverdrag vormen een aanvulling op het basisverdrag. Een voorbeeld is het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken. De VS-autoriteiten kunnen op grond van dit verdrag persoonsgegevens vragen aan Nederlandse autoriteiten en andersom. Of aan alle normen voor de gegevensverwerking wordt voldaan moet worden beoordeeld op grond van het rechtshulpverdrag en het Parapluverdrag gezamenlijk.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Samenstelling Immigratie en Asiel / JBZ-Raad:

Engels (D66), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Strik (GL) (vice-voorzitter), Knip (VVD), Beuving (PvdA), Popken (PVV), Swagerman (VVD), Schrijver (PvdA), Gerkens (SP), Bikker (CU), Bredenoord (D66), Van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Markuszower (PVV) (voorzitter), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Van Weerdenburg (PVV), Wezel (SP)

X Noot
2

Samenstelling Veiligheid en Justitie:

Kox (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD) (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Swagerman (VVD), Strik (GL), Backer (D66), Knip (VVD), Barth (PvdA), Beuving (PvdA), Hoekstra (CDA), Popken (PVV), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Bikker (CU), Bredenoord (D66), Van Dijk (SGP), Markuszower (PVV), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van Weerdenburg (PVV), Wezel (SP)

X Noot
3

Kamerstukken I 2015/16, 32 317, GI.

X Noot
4

Kamerstukken I 2015/16, 32 317, GI.

X Noot
6

Kamerstukken II 2012/13, 33 603, nr. 2.

X Noot
7

Kamerstukken II 2012/13, 33 603, nr. 5.

X Noot
8

Kamerstukken II 2015/16, 33 603, nr. 6.

X Noot
9

Kamerstukken I 2015/16, 32 317, GI, p. 2.

X Noot
10

Kamerstukken I 2015/16, 32 317, GI, p. 2.

Naar boven