33 603 Goedkeuring van de op 19 november 2010 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit (Trb. 2010, 321)

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2016

In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over de stand van zaken ten aanzien van het voorstel van wet tot goedkeuring van de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten inzake verbetering van de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van ernstige criminaliteit (Kamerstuk 33 603). Uw Kamer heeft ten aanzien van het voorstel van wet op 21 mei 2013 (Kamerstuk 33 603, nr. 5) haar verslag uitgebracht. In dit verslag zijn door de fracties vragen gesteld over verschillende onderdelen van de Overeenkomst, in het bijzonder de bescherming van persoonsgegevens. Naar aanleiding van deze vragen heeft mijn ambtsvoorganger in 2014 aan de Verenigde Staten voorgesteld om een gezamenlijke verklaring (of «joint statement») te formuleren. Deze gezamenlijke verklaring heeft als doel om onderdelen van het verdrag toe te lichten en de interpretatie van belangrijke bepalingen uit het verdrag als verdragspartijen gezamenlijk vast te leggen. In februari jongstleden heeft hij hiertoe een concreet tekstvoorstel gedaan aan de Verenigde Staten.

De Minister van Justitie van de Verenigde Staten, Attorney General mevrouw Loretta E. Lynch, heeft zich bereid getoond om tot een gezamenlijke verklaring te komen. In mijn contacten met haar, onder meer op 13 november 2015 in Washington, heb ik het belang van het bereiken van overeenstemming over deze verklaring benadrukt. Beide partijen zullen de verklaring ondertekenen.

De verklaring zal betrekking hebben op, in het kort aangeduid, de volgende onderwerpen.

  • Het criterium van één jaar gevangenisstraf als grens voor de uitwisseling van gegevens door Nederland (artikel 1 van de Overeenkomst);

  • Het gebruik van gegevens die zijn uitgewisseld wordt begrensd door het doel van de overeenkomst, te weten het voorkomen en bestrijden van ernstige strafbare feiten (artikel 2);

  • Een precisering van het criterium voor het raadplegen van de link-data (dat wil zeggen van de terminologie «specifieke omstandigheden geven aanleiding tot»; artikel 3);

  • De bevestiging dat informatie die tussen Nederland en de Verenigde Staten wordt uitgewisseld alleen gebruikt mag worden in gerechtelijke procedures van de verzoekende staat als de gegevens worden verstrekt en gebruikt in overeenstemming met het Verdrag van 12 juni 1981 inzake wederzijdse rechtshulp tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten (artikel 7);

  • De vormen van rechtshulp (politieel en justitieel) en de daarbij geldende voorwaarden (artikel 7);

  • Het niveau van gegevensbescherming dat geldt als voorwaarde voor de feitelijke toepassing van rechtshulp (artikel 7, derde lid);

  • Het afsluiten van een Uitvoeringsregeling (implementation arrangement) tussen de Nederlandse en Amerikaanse uitvoeringsinstanties waarin, met betrekking tot de technische en procedurele details van de uitgevoerde bevragingen, het niveau van veiligheid en bescherming van de technische verbindingen wordt vastgelegd (artikel 10);

  • Het vastleggen van de hoofdregel dat, na de gegevensvergelijking of de geautomatiseerde beantwoording van de bevraging, de ten behoeve van de vergelijking verstrekte gegevens onverwijld worden gewist (artikel 13, vierde lid);

  • Toelichting op de aanduiding van de bewaartermijn van gegevens (artikel 12, tweede lid, onder b. in relatie tot artikel 13, vierde lid);

  • Het beschrijven van de rechtsbescherming van Nederlandse burgers – en van andere burgers wier gegevens in de betreffende databanken zijn opgeslagen – op basis van bestaande Amerikaanse wetgeving (artikel 14);

  • De relatie tot de toekomstige zogenaamde Paraplu-Overeenkomst, dat wil zeggen de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens ten aanzien van het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten (artikel 14);

  • Zorgvuldigheidswaarborgen bij het toepassen van de Overeenkomst, opdat alleen redelijke verzoeken worden gedaan, die betrekking hebben op een specifiek persoon of een specifiek strafbaar feit.

De besprekingen over de tekst zijn nog gaande en ik verwacht dat hierover in de eerste helft van 2016 overeenstemming kan worden bereikt. Vervolgens zal ik u hierover informeren.

De Verenigde Staten hebben het afsluiten van de Overeenkomst als voorwaarde gesteld voor landen die deelnemen aan het Visa waiver-programma (VWP). Deze voorwaarde geldt ook voor Nederland. Een grote meerderheid van de EU-lidstaten heeft inmiddels een vergelijkbare overeenkomst afgerond en goedgekeurd. Het is mijn intentie dat de voorgestelde goedkeuringswet in Nederland in 2016 door de beide Kamers van de Staten-Generaal zal worden aanvaard.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven