32 317 JBZ-Raad

G BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE, MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2010

Hierbij bied ik u aan de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 3–4 juni a.s.

De vermoedelijke hoofdpunten van bespreking zullen zijn:

  • Ontwerp-richtlijn betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures (agendapunt 3 van de Raad);

  • Voorstel voor een richtlijn betreffende het Europees beschermingsbevel (agendapunt 4 van de Raad);

  • Voorstel voor een besluit tot machtiging van nauwere samenwerking en verordening Rome III (agendapunten 6 en 7 van de Raad);

  • TFTP-overeenkomst met de VS (agendapunt 13 van de Raad);

  • Toetreding EU tot het EVRM (agendapunt 18 van de Raad).

De minister van Justitie,

minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 3–4 juni 2010 te Luxemburg

Gemengd Comité

1. Goedkeuring van de agenda

2. SIS II

  • stand van zaken

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 4 en 5 juni 20091 is afgesproken dat er twee Mile Stone Tests (MST) van het Schengen Informatie Systeem II (SIS II) zullen plaatsvinden om vast te stellen in welke mate het nieuwe SIS II voldoet aan de overeengekomen criteria.

De schriftelijke rapportages over de eindresultaten van die eerste test zijn begin april jl. ontvangen. De Commissie heeft op basis van de analyse van de eindresultaten van de eerste «Mile Stone Test» aangegeven dat zij de test als geslaagd beschouwt. De Raad heeft deze conclusie van de Commissie tijdens de bijeenkomst op 23 april jl.2 bekrachtigd.

Voorts heeft de Commissie tijdens de bijeenkomst van de Raad in april jl. toegezegd om tijdens de bijeenkomst van de Raad in juni een globale planning en financieel overzicht voor het verdere verloop van SIS II te kunnen overleggen. Nederland hecht eraan dat er zo spoedig mogelijk een concrete planning voor het verdere verloop van SIS II beschikbaar is en zal er bij de Commissie op aandringen dat alle noodzakelijke maatregelen worden getroffen om extra kosten voor de nationale systemen van de lidstaten te voorkomen.

Nederland wacht het toegezegde (geactualiseerde) overzicht van de planning en financiële aspecten af.

3. Conclusies van de Raad betreffende het verbeteren van de toegang via de buitengrenzen voor burgers van de Europese Unie

De Raad zal conclusies aannemen over het verbeteren van de toegang via de buitengrenzen voor burgers van de Europese Unie.

Nederland neemt kennis van dit initiatief van het Voorzitterschap en onderschrijft het belang van de toepassing van geautomatiseerde systemen aan de buitengrenzen. Dit voorstel past binnen de visie van het kabinet over vernieuwing van het grenstoezicht. Het komt tegemoet aan een goede balans tussen het belang van controle en het economisch belang van Nederland bij een vlotte en klantgerichte afhandeling van passagiersstromen.

Nederland is van mening dat deze Raadsconclusies niet erg ambitieus zijn: lidstaten worden opgeroepen tot uniforme systemen van automatische grenspassages te komen, maar de follow-up van deze oproep ontbreekt.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, zijn al gestart met de ontwikkeling van automatische grenspassages. Er is nu al een onderscheid in de toepassing van biometrische kenmerken bij automatische grensovergangen. Hoewel lidstaten zelf beslissen of ze van geautomatiseerde systemen gebruik willen maken, zou consistenter gesproken moeten worden over de ontwikkelingen. Anders wordt het moeilijker om tot een homogeen en interoperabel systeem te komen voor EU-burgers.

4. Diversen

  • Westelijke Balkan: visumliberalisering

Naar verwachting zal de voorzitter op verzoek van Slovenië de evaluatierapporten van 19 april 2010 aan de orde stellen, die ten aanzien van Albanië en Bosnië en Herzegovina zijn opgesteld (Updated assessments of the implementation by Albania and by Bosnia and Herzegovina of the roadmap for visa liberalisation). Deze rapporten zijn opgesteld met het oog op de toekomstige visumliberalisatie van deze landen. In december 2009 zijn de drie Westelijke Balkanlanden Servië, Montenegro en Macedonië visumvrij geworden voor het EU/Schengengebied. Albanië en Bosnië en Herzegovina moesten toen nog een aantal inspanningen verrichten voor wat betreft de roadmap naar visumliberalisatie.

Uit de rapporten van april 2010 blijkt dat beide landen nog niet aan alle criteria voldoen. Nederland heeft reeds meermalen aangegeven dat het technisch oordeel van de Europese Commissie leidend is voor het Nederlandse standpunt ten aanzien van visumliberalisatie. Nederland houdt zich aan deze afspraak. Tot slot is Nederland van mening dat landen aan alle criteria van de roadmap moeten voldoen en er geen tijdpad vastgelegd mag worden.

Raad

1. Goedkeuring van de agenda

Wetgevende besprekingen

2. Goedkeuring van de A-puntenlijst

3. Initiatief voor een richtlijn betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

  • stand van zaken ten aanzien van de triloog-onderhandelingen

Dit onderwerp is eerder aan de orde geweest tijdens de bijeenkomst van de Raad van 25 en 26 februari jl.3 Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal het Voorzitterschap de instemming van de lidstaten vragen met het onderhandelingsresultaat ten aanzien van het initiatief voor een richtlijn tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures.

Doel van deze richtlijn is het versterken van de rechten van verdachten in de strafprocedures, in het bijzonder van de verdachte die de taal van de gerechtelijke procedure niet spreekt of verstaat. De richtlijn omvat bepalingen inzake vertolking (van het gesproken woord) en vertaling (van het geschreven woord).

Het gemeenschappelijk doel van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is in eerste lezing een akkoord te bereiken vóór het zomerreces 2010. Daartoe hebben intensieve onderhandelingen plaatsgevonden.

Voor Nederland is in het bijzonder van belang dat de richtlijn de mogelijkheid biedt om te volstaan met mondelinge vertalingen of een mondelinge samenvatting van essentiële processtukken. Zou deze mogelijkheid niet bestaan, dan zou de richtlijn tot aanzienlijke uitvoeringsproblemen leiden (door het tekort aan vertalers) en tot een enorme kostenpost. De Commissie wilde deze mogelijkheid uitsluiten; het Europees Parlement was voorstander van inperking van deze mogelijkheid. De thans voorliggende tekst biedt in voldoende mate deze mogelijkheid.

4. Voorstel voor een richtlijn betreffende het Europees beschermingsbevel

  • algemene oriëntatie

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad beoogt het Voorzitterschap overeenstemming te bereiken over de algemene benadering rond de ontwerp-richtlijn inzake het Europees beschermingsbevel (EB). Dit betreft een initiatief van het Spaanse Voorzitterschap op grond van artikel 76 VWEU, dat wordt ondersteund door een aantal andere lidstaten.

Het initiatief voor een EB beoogt te regelen dat de bescherming die een persoon in één lidstaat geniet op basis van een beschermingsmaatregel, zoals een contact- of gebiedsverbod gehandhaafd en voortgezet wordt in elke andere lidstaat waar deze persoon verblijft. Een EB-maatregel kan door een justitiële of vergelijkbare autoriteit worden afgegeven wanneer de beschermde persoon besluit of besloten heeft om in een andere lidstaat te wonen of te verblijven. Dit kunnen zowel strafrechtelijke, bestuursrechtelijke als civielrechtelijke maatregelen betreffen. Uitgangspunt is dat de richtlijn de lidstaten niet verplicht tot aanpassing van hun nationale systemen op het gebied van beschermingsmaatregelen.

Nederland is positief over initiatieven tot bescherming van slachtoffers van een strafbaar feit op het grondgebied van de EU. In Nederland is de bescherming van slachtoffers een prioriteit, in het bijzonder de aanpak van huiselijk geweld.

De reikwijdte van de ontwerp-richtlijn betreft een cruciaal punt. De Juridische Dienst van de Raad heeft geoordeeld dat artikel 82 VWEU (het artikel waarop de ontwerp-richtlijn is gebaseerd) de rechtsgrondslag kan bieden voor maatregelen ter bescherming van personen tegen inbreuken op hun fysieke of geestelijke integriteit. Aldus kunnen beschermings-maatregelen die beogen bescherming te bieden tegen dergelijke inbreuken, volgens de Juridische Dienst onder het begrip strafvervolging vallen, in de betekenis van artikel 82 VWEU. De Commissie heeft te kennen gegeven niet te kunnen instemmen met de gekozen rechtsgrondslag en meent dat met dit voorstel inbreuk wordt gemaakt op het recht van initiatief van de Commissie op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Volgens de Juridische Dienst van de Commissie moet het Europees beschermingsbevel worden beperkt tot beschermingsmaatregelen die in het kader van een strafrechtelijke procedure zijn getroffen, naar aanleiding van een gepleegd strafbaar feit.

De Commissie is bereid een afzonderlijk voorstel te doen voor de onderdelen die niet onder de reikwijdte van artikel 82 VWEU vallen, dat wil zeggen de beschermingsmaatregelen die van civielrechtelijke of administratiefrechtelijke aard zijn.

Tot nu toe is het Voorzitterschap er niet in geslaagd te komen tot consensus over de reikwijdte van het Europees beschermingsbevel.

Wat betreft Nederland is het kernpunt niet de rechtsgrondslag, maar het vinden van een praktische oplossing bij de overgang van maatregelen tussen lidstaten met een strafrechtelijk en lidstaten met een civielrechtelijk systeem. Het onderscheid tussen de rechtsgebieden mag geen keurslijf zijn.

Nederland kan instemmen met het voorstel van het Voorzitterschap inzake het Europees beschermingsbevel.

5. Voorstel voor een richtlijn inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers, en tot intrekking van Kaderbesluit 2002/629/JBZ

  • algemene oriëntatie

Tijdens deze bijeenkomst zal de Raad mogelijk een besluit nemen over een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers.

Het voorstel bouwt voort op de consensus die eind 2009 is bereikt over een voorstel voor een kaderbesluit ter bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers (COM (2009) 136). Dit ontwerp-kaderbesluit kon echter niet voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december jl. formeel worden vastgesteld. Om die reden heeft de Commissie nu een voorstel voor een richtlijn gepresenteerd waarin al rekening is gehouden met de consensus die was bereikt over het ontwerp-kaderbesluit.

Het voorstel heeft tot doel de bestrijding van mensenhandel te verbeteren, onder meer door bescherming en ondersteuning van slachtoffers, internationale samenwerking en verbetering van de positie van slachtoffers in het strafproces. De richtlijn is dus alomvattend. Het voorstel beoogt het beschermingsniveau ten aanzien van de aanpak van mensenhandel binnen de Europese Unie te brengen naar het niveau van het Verdrag van de Raad van Europa inzake mensenhandel.

Nederland kan instemmen met de ontwerp-richtlijn.

6. Voorstel voor een besluit van de Raad tot machtiging van nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijk recht inzake echtscheiding enscheiding van tafel en bed

  • politiek akkoord

en

7. Voorstel voor een verordening van de Raad tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijk recht inzake echtscheiding en scheiding vantafel en bed

  • algemene oriëntatie ten aanzien van de belangrijkste onderdelen

De Raad wordt gevraagd in te stemmen met het Raadsbesluit tot machtiging van nauwere samenwerking(agendapunt 6) en ook met de verordening inzake nauwere samenwerking op het terrein van toepasselijk recht bij echtscheidingen en scheiding van tafel en bed (agendapunt 7).

Op 17 juli 2006 heeft de Commissie een voorstel gepresenteerd voor een verordening inzake het toepasselijk recht bij echtscheidingen. Onder het Duitse, Portugese en Sloveense Voorzitterschap werd onderhandeld over de tekst van de verordening. Medio 2008 is een meerderheid van de lidstaten het eens geworden over een compromistekst. Echter, enkele lidstaten konden niet instemmen met het compromis waardoor de vereiste unanimiteit niet kon worden bereikt. Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 5–6 juni 20084 werd geconcludeerd dat alle wegen die naar een voor alle lidstaten aanvaardbare oplossing zouden kunnen leiden waren verkend, maar dat een compromis buiten bereik is gebleven, dat de unanimiteit ontbreekt om met de Rome III-verordening door te gaan en dat onoverkomelijke moeilijkheden beletten die unanimiteit in de afzienbare toekomst te bewerkstelligen.

Daarop hebben tien lidstaten5 bij de Commissie aangegeven nauwere samenwerking aan te willen gaan op dit onderwerp en zij vroegen om een voorstel terzake. Het voorstel voor dit Raadsbesluit tot machtiging voor het aangaan van nauwere samenwerking en het bijbehorende voorstel voor de verordening zijn hierop het antwoord. Nederland deelt de beoordeling van de Commissie dat aan alle juridische vereisten om nauwere samenwerking aan te gaan, zoals aangegeven in artikel 326 tot en met 334 VWEU, is voldaan.

Het voorstel voor de verordening beoogt regels vast te stellen voor het toepasselijk recht bij echtscheidingen. De regels zijn van toepassing binnen de lidstaten die meedoen aan de nauwere samenwerking, maar kunnen ook leiden tot de toepasselijkheid van het recht van een staat buiten deze groep of buiten de Europese Unie.

Het Commissievoorstel biedt echtgenoten de mogelijkheid zelf het toepasselijk recht te kiezen bij een echtscheiding. Wel dient dat het gekozen recht van een lidstaat te zijn waar een van de echtgenoten een aantoonbare band mee heeft. Indien de echtgenoten het niet eens kunnen worden over de rechtskeuze, dan wordt het toepasselijk recht op de echtscheiding bepaald door de volgende aanknopingsladder:

  • 1) het recht van het land waar de gezamenlijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten is;

  • 2) als dit niet bepaald kan worden, wordt gekozen voor het recht van het land waar de laatste gezamenlijke gewone verblijfplaats is, mits niet langer dan een jaar geleden en een van hen daar nog steeds woont;

  • 3) als dat ook niet bepaald kan worden, wordt gekozen voor het recht van de gezamenlijke nationaliteit van de echtgenoten;

  • 4) als dat ook niet bepaald kan worden, wordt gekozen voor het recht van het gerecht waar de zaak voorkomt.

De regeling in het voorstel wijkt af van de huidige Nederlandse regeling in artikel 1 Wet conflictenrecht echtscheiding en van het voorgestelde artikel 56 van Boek 10 (wetsvoorstel Vaststelling- en invoeringswet Boek 10 BW).

De afwijking houdt in dat, behoudens indien partijen een rechtskeuze hebben gedaan, de Nederlandse rechter verplicht zou zijn om buitenlands recht toe te passen op verzoeken tot echtscheiding in de situatie dat één van de echtgenoten nog in het buitenland verblijft waar beiden tot maximaal een jaar geleden hun gewone verblijfplaats hebben gehad.

Nederland onderschrijft de doelen van het voorstel. Nederland is echter van mening dat er nadelen kleven aan nauwere samenwerking op dit terrein en blijft streven naar het bereiken van een voor zoveel mogelijk lidstaten aanvaardbaar compromis.

Voor de verordening is artikel 81, derde lid, VWEU als rechtsbasis voorgesteld. Hoewel op dit artikel conform artikel 3 van de Rijkswet houdende goedkeuring van het Verdrag van Lissabon6 het instemmingsrecht van toepassing is, geldt hier dat het instemmingsrecht niet van toepassing is. Dit komt voort uit het gegeven dat Nederland nog geen beslissing heeft genomen over deelname aan de nauwere samenwerking. Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal Nederland derhalve niet deelnemen, als gestemd zal worden over de algemene benadering met betrekking tot de verordening (alleen de landen die deelnemen aan nauwere samenwerking mogen stemmen). Het gevolg is dat er nu geen instemming van uw Kamer vereist is. Als Nederland op een later moment toch besluit deel te nemen aan deze nauwere samenwerking, zal instemming daarvoor aan uw Kamer worden gevraagd. De Minister van Justitie zal de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht om advies vragen alvorens te besluiten over Nederlandse deelname aan de nauwere samenwerking.

8. (evt.) Ontwerp-verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentiekeakten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring

  • politieke richtsnoeren voor verdere werkzaamheden

De Raad zal voor de eerste keer spreken over deze verordening door de uitgangspunten vast te stellen voor verdere werkzaamheden. De rechtsbasis van de verordening is artikel 81, tweede lid, VWEU. Dit betekent dat het instemmingsrecht niet van toepassing is. Het erfrecht wordt beschouwd als een van het familierecht onderscheiden materie vanwege de overwegend vermogensrechtelijke aspecten van de regeling in dit kader.

Het voorstel poogt de huidige problemen op te lossen ten aanzien van een nalatenschap met een grensoverschrijdend karakter waarop twee of meer nationale rechtstelsels van toepassing zijn. De ontwerp-verordening biedt uniforme regels die rechtstreeks bindend zijn en deze maken de afwikkeling van de gehele nalatenschap in één lidstaat mogelijk. Hiermee worden de administratieve lasten voor burgers aanzienlijk verminderd en wordt de rechtszekerheid vergroot. Het voorstel harmoniseert niet het materiële erfrecht van de lidstaten, zodat de Nederlandse regels terzake (bijvoorbeeld ten aanzien van de bescherming van de langstlevende echtgenoot en de legitieme portie) geen onderwerp van discussie zijn. Het voorstel is daarom een proportioneel middel om grotere rechtszekerheid ten aanzien van de verdeling van nalatenschappen te bereiken. Het vaststellen van dat deel van het voorstel dat ziet op uniforme regels ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap kan gecompliceerd zijn in verband met de verschillen die bestaan tussen het common law- en het civil law-systeem. In het voorstel wordt met deze verschillen echter voldoende rekening gehouden.

Nederland is positief over het voorstel dat uniforme regels geeft inzake de vaststelling van het toepasselijk recht met betrekking tot de afwikkeling van nalatenschappen. Het voorstel voorziet in de behoefte van burgers van de lidstaten aan een vereenvoudiging van de afwikkeling van grensoverschrijdende erfenissen. Voorts kan Nederland instemmen met het door het Voorzitterschap opgestelde document waarin de uitgangspunten zijn opgenomen voor de verdere onderhandelingen over het voorstel voor een erfrechtverordening. Daarbij onderstreept Nederland het belang dat in de verordening de volgende beginselen worden opgenomen: één bevoegde autoriteit, één toepasselijk recht, de gewone verblijfplaats geldt als aanknopingsfactor voor bevoegdheid, subsidiaire bevoegdheidsregels kunnen gelden en een rechtskeuze kan worden gemaakt.

Niet-wetgevende besprekingen

9. Debat over interne veiligheid

De Raad zal op basis van een informeel document, opgesteld door het Spaanse Voorzitterschap samen met het toekomstig Belgische en Hongaarse Voorzitterschap, spreken over de interne veiligheid in Europa.

Het document – dat dient als ondersteuning voor de discussie in de Raad – is een samenvatting van diverse bestaande dreigingsbeelden op basis waarvan prioriteiten voor het Comité voor Interne Veiligheid (COSI) en de JBZ-Agentschappen (o.a. Europol, Eurojust en Frontex) zouden kunnen worden vastgesteld op de korte en middellange termijn. Het is niet de bedoeling dit tijdens deze bijeenkomst van de Raad te doen.

In het document worden de volgende vijf dreigingen voor de interne veiligheid uitgewerkt: georganiseerde misdaad, terrorisme, cybercrime, grensbewaking en civiele bescherming. Naast een analyse van de huidige situatie worden voorstellen gedaan om deze dreigingen aan te pakken. Nederland kan instemmen met de in het informele document geformuleerde overwegingen en zal nogmaals wijzen op het belang van een geïntegreerde aanpak van deze dreigingen. Nederland ziet hier een belangrijke rol voor COSI weggelegd om deze dreigingen aan te pakken.

Nederland zal tijdens de bespreking in de Raad aandacht vragen voorde verhouding tussen het voorliggende document en de in oktober te verschijnen mededeling van de Commissie over de Interne Veiligheidsstrategie (IVS). In deze mededeling zal een methodologie worden voorgesteld die op de IVS van toepassing zal zijn en op basis waarvan op de langere termijn prioriteiten op het terrein van de interne veiligheid zullen worden voorgesteld. Nederland zal in dit verband wijzen op het belang van de resultaten van het zogenaamde Harmony-project, dat beoogt een dergelijke methodologie op het terrein van criminaliteitsbestrijding vast te stellen.

10. Discussienota van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding over de uitvoering van de strategie en het actieplan van de EU inzaketerrorismebestrijding

De EU-coördinator voor terrorismebestrijding (CTC), de heer De Kerchove, zal aan de Raad zijn discussienota presenteren. Deze nota van de CTC is mede gebaseerd op de voortgang van de «European Counter-Terrorism Strategy» die in december 2005 door de Raad werd aangenomen, volgens de volgende vier hoofdlijnen: prevent, protect, pursue en respond.

De CTC benoemt in de discussie nota vier uitdagingen: een duidelijker beeld van de dreiging voor de EU scheppen, beter openbaar vervoer veilig stellen, monitoren van reizen met terroristisch oogmerk en het verbinden van interne en externe veiligheid. Nederland kan zich herkennen in deze onderwerpen.

Daarnaast hecht Nederland eraan dat drie onderwerpen in Europees verband aandacht krijgen: evaluatie van Europees CT-beleid en bijbehorende wet- en regelgeving, de bescherming tegen cyberterrorisme en andere vormen van cybercrime, alsook het in kaart brengen en reduceren van veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit reisbewegingen.

11. Verklaring 2010 van de EU en de VS over terrorismebestrijding

Aan de Raad ligt ter instemming voor een ontwerp-verklaring van de EU en de VS over het tegengaan van terrorisme. De verklaring volgt op een EU-VS-verklaring over dit onderwerp uit 2004 en in het bijzonder op een verklaring die in 2009 werd overeengekomen. Het Voorzitterschap had aanvankelijk gehoopt dat de verklaring op 8–9 april jl. in Madrid tijdens de EU-VS JBZ-ministeriële bijeenkomst had kunnen worden aangenomen, maar dat bleek voor de Amerikaanse delegatie te vroeg.

De verklaring beoogt de gemeenschappelijke beginselen van de EU en de VS bij het tegengaan van terrorisme te verankeren en bestaat uit drie delen:

  • (1) terrorismebestrijding dient in overeenstemming te zijn met de beginselen van de rechtsstaat;

  • (2) terrorismebestrijding vergt de inzet van een breed scala aan instrumenten;

  • (3) tegengaan van gewelddadig extremisme in de wereld vergt een alomvattende benadering.

Nederland is voorstander van een gezamenlijke EU-VS verklaring over het tegengaan van terrorisme. Nederland kan instemmen met de voorliggende ontwerp-verklaring. Nederland heeft steeds benadrukt dat de verklaring duidelijk moet onderstrepen dat het tegengaan van terrorisme altijd in overeenstemming moet zijn met het internationale recht, in het bijzonder internationaal humanitair recht en mensenrechten.

12. Ontwerp voor een Europees Pact ter bestrijding van de internationale drugshandel – afsnijden van de cocaïne- en heroïneroutes

Het Voorzitterschap is voornemens het Europees Pact tegen internationale drugshandel tijdens deze bijeenkomst van de Raad vast te stellen.

Het pact, dat een initiatief is van Frankrijk, is gericht op een samenhangende Europese controle op het aanbod van cocaïne en heroïne vanuit met name Westelijk Afrika. Het document dient ter uitvoering van de strategie voor de externe dimensie van JBZ.

Het pact is in zijn huidige vorm meer politiek dan operationeel van aard: het laat zien dat de EU en de lidstaten veel willen doen aan deze vorm van misdaadbestrijding en levert geen nieuwe verplichtingen op.

Nederland steunt het initiatief en is van mening dat rekening gehouden moet worden met de al lopende initiatieven. Er moet in het algemeen voldoende aandacht zijn voor de gehele keten van productie-, transit- en consumptielanden. Nederland zal echter in de Raad hier niet opnieuw aandacht voor vragen.

13. (evt.) Terrorist Finance Tracking Program (TFTP) – overeenkomst met de VS

Mogelijk zal tijdens deze bijeenkomst van de Raad de stand van zaken bij de hernieuwde onderhandelingen met de VS aan de orde komen, gezien het belang van nauwe samenwerking met de VS bij de bestrijding van terrorisme (door overdracht van banktransactiegegevens). Inhoudelijke discussie in de Raad wordt niet verwacht.

De Raad heeft op 11 mei jl. het onderhandelingsmandaat goedgekeurd voor de onderhandelingen (met gekwalificeerde meerderheid op grond van artikel 218 lid 2 VWEU). De Commissie heeft toen ook aangegeven dat rechtshulp geen begaanbare weg is als mechanisme van overdracht voor informatieverstrekking aan de VS, hetgeen aansluit bij het Nederlandse standpunt en belangen terzake. Eerder had het Europees Parlement op 11 februari jl. zijn goedkeuring onthouden aan de eind vorig jaar tussen de EU en de VS gesloten interim-overeenkomst over de verstrekking van bankgegevens aan de VS ten behoeve van het TFTP. Het Europees Parlement zal gedurende het proces geïnformeerd worden en zal als medewetgever diens goedkeuring moeten verlenen aan de tussen de EU en de VS onderhandelde overeenkomst.

Het Voorzitterschap heeft aangegeven dat de behandeling van dit punt afhankelijk is van de voortgang van de onderhandelingen met de VS. Sinds begin dit jaar krijgen de VS geen gegevens meer uit de EU. Om te voorkomen dat er data verloren gaan, worden de data tijdelijk langer bewaard, vrijwillig tot 1 juli a.s. Daarom proberen de VS, de Commissie en het Spaanse Voorzitterschap om vóór genoemde datum een nieuwe overeenkomst EU-VS te hebben (goedgekeurd door het Europees Parlement).

14. (evt.) Informatie over de Permanente Partnerschapsraad op JBZ-gebied tussen de EU en de Russische Federatie

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een terugkoppeling worden gegeven van de Permanente Partnerschapsraad (PPC) inzake recht, vrijheid en veiligheid tussen de EU en de Russische Federatie, die op 25 en 26 mei jl. in Kazan (Rusland) plaatsvond.

Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over mensenrechten en de rechtsstaat, visumfacilitatie en terug- en overnameverdragen, de visumdialoog, grenssamenwerking en andere migratie-gerelateerde aangelegenheden, over de bestrijding van grensoverschrijdende misdaad, terrorisme, illegale drugs en mensenhandel en over juridische samenwerking op strafrechtelijk en civielrechtelijk terrein.

Het zwaartepunt van de bijeenkomst lag op de visumdialoog tussen de Europese Unie en de Russische Federatie. Voor voortgang op dit dossier is een aantal voorwaarden besproken: een gezamenlijke lijst technische voorwaarden, geen tijdspad, stap voor stap, in context van bredere relaties en voortgang op andere dossiers. Daarnaast is de regionale coherentie van belang. De criteria die worden gehanteerd voor de afspraken met de Russische Federatie moeten ook de criteria zijn voor afspraken met de landen van het Oostelijk Partnerschap.

15. Ontwerp-conclusies van de Raad over een actieplan niet-begeleide minderjarigen uit derde landen

De Raad zal conclusies aannemen betreffende een Europees Actieplan inzake Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV-actieplan). Het plan is in overeenstemming met het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK), het Vluchtelingenverdrag en richtlijnen UNHCR. Het actieplan wordt op basis van consensus aangenomen, waarbij het Europees Parlement op eigen initiatief een advies geeft.

De uitgangspunten van het AMV-actieplan zijn dat er in Europees verband meer aandacht moet zijn voor preventieve en beschermende maatregelen ter voorkoming van de risicovolle migratie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Ook dient de terugkeer van uitgeprocedeerde vreemdelingen die niet in aanmerking komen voor verblijf te worden bevorderd. Het is in het belang van de ontwikkeling van het kind om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over toekomstperspectief.

Nederland heeft zich ervoor ingezet dat de nadruk in de Raadsconclusies niet komt te liggen op opvang en toelating alswel op preventie en terugkeer. Bescherming begint bij voorkomen. Het is niet in het belang van minderjarigen die niet in aanmerking zullen komen voor een verblijfsvergunning na een vaak risicovolle reis, dat zij illegaal in Nederland of elders in Europa verblijven. Voorkomen moet worden dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen als kwetsbare doelgroep worden uitgebuit. Daarbij is er in de Raadsconclusies bijzondere aandacht voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Nederland werkt samen met Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk bij het uitbreiden van de terugkeermogelijkheden van uitgeprocedeerde AMV’s door het treffen van opvangvoorzieningen in de landen van herkomst alsmede door het faciliteren van het traceren van ouders en familieleden.

Nederland kan instemmen met de voorliggende Raadsconclusies inzake het AMV-actieplan over alleenstaande minderjarigen.

16. Ontwerp-conclusies van de Raad over de follow-up van het Europees Pact inzake immigratie en asiel

De Raad zal mogelijk conclusies aannemen betreffende de follow-up van het Europees Pact inzake Immigratie en Asiel. De conclusies verwelkomen de vorderingen van de lidstaten op het terrein van de realisatie van het Pact sinds najaar 2008. Zij geven voorts aan welke inspanningen het komend jaar worden verwacht. De Commissie wordt verzocht, analoog aan de opdracht in het Pact zelf, om over de voortgang van deze prioriteiten te rapporteren in het volgende jaarverslag over immigratie en asiel. Dit jaarverslag kan vergezeld gaan van voorstellen en aanbevelingen over de uitvoering van het Pact en het Stockholm Programma. Tot slot vormen deze conclusies een opmaat voor de behandeling van de inspanningen ten aanzien van het Pact tijdens de Europese Raad in juni 2010. De Europese Raad debatteert jaarlijks over het asiel- en immigratiebeleid. Nederland kan instemmen met de voorliggende Raadsconclusies inzake de follow-up van het Europees Pact inzake Immigratie en Asiel.

17. Conclusies van de Raad betreffende het verbeteren van de toegang via de buitengrenzen voor burgers van de Europese Unie

(dit onderwerp wordt ook tijdens het Gemengd Comité behandeld)

Zie de annotatie bij agendapunt 3 van het Gemengd Comité.

18. Toetreding van de EU tot het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa (EVRM)

  • vaststelling van het onderhandelingsmandaat

Om de bescherming van mensenrechten in Europa op een nog hoger niveau te tillen, hecht Nederland veel waarde aan de toetreding van de EU tot het EVRM (zoals voorgeschreven in artikel 6, lid 2, VEU). De Commissie heeft daartoe op 17 maart jl. een aanbeveling gedaan aan de Raad ten aanzien van het onderhandelingsmandaat.

Nederland steunt het Voorzitterschap in zijn streven een onderhandelings- mandaat inzake de toetreding van de Unie tot het EVRM aan te nemen.

De belangrijke kwesties die nog spelen zijn:

  • of de Commissie de enige onderhandelaar moet zijn;

  • de invulling van een co-respondentmechanisme (dat regelt wanneer en hoe de Unie of de lidstaten betrokken kunnen worden bij een voor hun relevante procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als zij niet de aangeklaagde partij zijn);

  • en de rol van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) in een klachtprocedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Nederland meent dat de onderhandelingen alleen door de Commissie gevoerd kunnen worden en dat daarbij geen rol voor de Hoge Vertegenwoordiger of het Voorzitterschap is weggelegd.

Voor het co-respondentmechanisme stelt Nederland zich op het standpunt dat alleen het hoogstnoodzakelijke in het toetredingsakkoord geregeld moet zijn en de rest in interne EU-regelgeving.

Omdat Nederland betrokkenheid van het HvJEU wenselijk acht, is het noodzakelijk dat bepaalde basiselementen in het toetredingsverdrag worden opgenomen. Bij het regelen van die betrokkenheid vindt Nederland dat er met name aandacht moet zijn voor de procedurele positie van de klager, die niet in het gedrang mag komen of verslechteren.

Vanuit het oogpunt van een spoedige start van de onderhandelingen met de Raad van Europa is Nederland van mening dat het niet nodig is alles tot in detail te hebben uitgewerkt voordat het onderhandelingsmandaat kan worden aangenomen in de Raad.

19. e-Justice

  • verslag aan de Raad

  • goedkeuring van de routekaart

  • toetsingsclausule actieplan

Tijdens de Raad zal de Commissie de verdere ontwikkeling van een Europees e-Justiceportaal presenteren. Dit portaal wordt in opdracht van de Commissie ontwikkeld. Op deze website moet praktische informatie toegankelijk worden voor burgers en juridische beroepsbeoefenaren over grensoverschrijdende procedures en moet de organisatie van de rechtsstelsels en bepaalde registers in andere landen bevraagd kunnen worden. Naar verwachting zal een eerste versie van het portaal dit jaar voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.

Herhaaldelijk blijken er problemen te zijn met de start en voorgenomen uitbouw van e-Justice. Tijdens dit agendapunt zal het verslag aan de Raad en de goedkeuring van de routekaart voor de uitbouw aan de orde komen. Nederland steunt de ontwikkeling van het Europese e-Justiceportaal, omdat dit portaal voor burgers en juridische beroepsbeoefenaren de toegang tot justitie zal verbeteren en het justitiële optreden doeltreffender zal maken op Europees niveau. Met betrekking tot de routekaart kan Nederland instemmen met de voorgestelde planning van de verschillende deelonderwerpen op het gebied van e-Justice.

20. Diversen

  • Studie in opdracht van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement (LIBE): «Welk stelsel van lastenverdeling tussen de lidstaten voor de opvang van asielzoekers?»

Malta zal aan de hand van een studie-opdracht van LIBE over lasten- verdeling van asielzoekers spreken. Discussie is niet voorzien.

  • EU-Canada: visa

Naar verwachting zullen het Voorzitterschap of de Commissie de stand van zaken weergeven met betrekking tot de herinvoering van de visumplicht voor Tsjechische onderdanen door Canada op 14 juli 2009. Het Canadese besluit was een reactie op de grote aantallen asielaanvragen van de Roma- gemeenschap uit Tsjechië. Tsjechië heeft binnen de EU aangedrongen op wederkerige maatregelen tegen Canada.

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 23 april jl.2 heeft de Commissie verslag gedaan van de stand van zaken van de onderhandelingen tussen Canada en Tsjechië teneinde spoedig naar een oplossing te zoeken om aan deze situatie een einde te maken. Gezien de constructieve opstelling van Canada tijdens de bilaterale besprekingen achtte de Commissie het toen niet opportuun om tegenmaatregelen voor te stellen. Het feit dat Canada een herziening van de asielwetgeving heeft aangekondigd, is een belangrijke stap voorwaarts.

Tijdens de EU-Canada Top op 5 mei jl. is deze kwestie uitvoerig besproken. De Commissie heeft benadrukt dat het hier gaat om een principiële zaak van gemeenschappelijk visumbeleid en derhalve raakt aan de Euro-Canadese betrekkingen.

Nederland is steeds solidair geweest met Tsjechië en acht voortzetting van de bilaterale dialoog tussen Canada en Tsjechië, in samenspraak met de Commissie, van belang.

  • Academie voor corruptiebestrijding

Oostenrijk zal spreken over de Internationale Academie voor Corruptiebestrijding (IACA) die nabij Wenen zal worden gevestigd. Discussie is niet voorzien.

  • EU-Turkije: overname

De Commissie zal het onderwerp EU terug-en overnameovereenkomst met Turkije aan de orde stellen.


XNoot
1

Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nr. 560.

XNoot
2

Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 32 317, nr. 12.

XNoot
3

Zie voor de geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van de Raad,

32 317 nrs. 3 en 6.

XNoot
4

Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nr. 509.

XNoot
5

Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Hongarije, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië.

XNoot
6

Kamerstuk 31 348 (R 1850).

Naar boven