32 317 JBZ-Raad

Nr. 862 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2023

Hierbij bieden wij uw Kamer de geannoteerde agenda aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) op 4 en 5 december 2023 in Brussel. Ook informeren wij uw Kamer over het Kopgroepontbijt terrorisme voorafgaand de JBZ-Raad en de ontwikkelingen in twee EU-wetstrajecten: met betrekking tot de Richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten derdelanders en de Richtlijn inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel.

Kopgroepontbijt Terrorisme

België heeft voorafgaand aan de JBZ-Raad een ontbijtbijeenkomst van de kopgroep terrorisme bijeengeroepen. Tijdens dit ministerieel ontbijt spreken België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk, Spanje, Zweden en de EU contraterrorismecoördinator (EU CTC) over de bestrijding van desinformatie en foreign information manipulation and Interference (FIMI) rond het Israel-Gaza conflict en de gevolgen van het conflict voor de interne veiligheid van de EU. De Nederlandse inzet op dit punt staat ook genoemd onder agendapunt 14 van de JBZ-Raad over hetzelfde thema. Ook zal België de prioriteiten presenteren voor hun inkomend Voorzitterschap in de eerste helft van 2024.

Raadspositie Richtlijn over de status van Langdurig Ingezeten Derdelanders

Op 27 april 2022 publiceerde de Commissie een voorstel tot herziening van de Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (LID). Het Voorzitterschap heeft op het Comité van permanente vertegenwoordigers bij de EU van 23 november 2023 een voorstel voor een Raadspositie geagendeerd. Het kabinet heeft met de Raadspositie ingestemd. Het Voorzitterschap concludeerde dat er voldoende steun was en de triloog met het Europees Parlement zal op korte termijn starten.

Het kabinet heeft uw Kamer in het BNC-fiche geïnformeerd over het kabinetsstandpunt.1 De herziening is bedoeld om de LID-status meer in lijn te brengen met die van EU-burgers. De aandachtspunten van het kabinet zijn in de onderhandelingen naar tevredenheid in het voorliggende voorstel verwerkt. De Commissie heeft toegezegd nog een adequaat informatie-uitwisselingssysteem uit te werken waarmee hoogopgeleide derdelanders maximaal twee jaar verblijf in een andere lidstaat kunnen laten meetellen bij de vijfjaarstermijn die nodig is om de LID-status te verkrijgen. De Commissie zal te zijner tijd het voorgestelde systeem via een Uitvoeringshandeling voorleggen aan de lidstaten, die daar dan met gekwalificeerde meerderheid over zullen beslissen alvorens de bepaling in werking treedt.

Herziening Richtlijn voorkoming en bestrijding mensenhandel

Zoals uw Kamer eerder is geïnformeerd, wordt momenteel in Triloogfase onderhandeld over de herziening van Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan.2

Leden van het Europees Parlement (EP) hebben een rapport met amendementen opgesteld, dat op 5 oktober jl. is aangenomen. Een aantal amendementen raken wezenlijke delen van het Nederlandse beleid. U wordt daarover hieronder en over de toekomstige ontwikkelingen geïnformeerd.

Belangrijkste amendementen EP

Leden van het Europees Parlement (EP) hebben een rapport met amendementen opgesteld, dat op 5 oktober jl. is aangenomen.

Zoals eerder aangegeven bevat het rapport van het EP aanpassingen die zien op het schrappen van de bepaling «with knowing use» uit recital 9 en artikel 18a van de richtlijn, die beiden zien op het strafbaar stellen van het gebruik van diensten van slachtoffers mensenhandel. In deze aanpassing door het EP ontbreekt daardoor de wetenschapseis. Zonder die eis valt de reikwijdte van dit delict volgens het kabinet te ruim uit. Voor Nederland is van belang dat de wetenschapseis behouden blijft. Bovendien stelt een aantal leden van het EP in het rapport voor om het Scandinavische prostitutiemodel, waarin de klant van prostitutie per definitie strafbaar is, aan te houden als geadviseerd Europees beleidsmodel. Nederland is van mening dat lidstaten zelf moeten kunnen beslissen over passend prostitutiebeleid in dat land en zal daarop inzetten. Deze amendementen waren aanleiding om een non-paper op te stellen dat eerder met uw Kamer is gedeeld.3

Naast voornoemde amendementen stelt het EP ook voor om in artikel 2 van de Richtlijn, waarin mensenhandel en uitbuiting gedefinieerd worden, de fenomenen draagmoederschap, de uitbuiting van kinderen in gesloten instituties en het rekruteren van kinderen ten behoeve van criminele activiteiten, op te nemen als vorm van mensenhandel. Gelijk aan de inzet rondom het opnemen van de fenomenen gedwongen huwelijken en illegale adoptie, stelt Nederland voor om deze fenomenen niet apart op te nemen in dit artikel omdat het dan kan lijken dat de lijst van fenomenen uitputtend is, terwijl alle fenomenen waar sprake is van uitbuiting onder dit artikel kunnen vallen. Als andere lidstaten er de voorkeur aan geven om toch deze nieuwe fenomenen op te nemen, dan dient er in elk geval sprake te zijn van een element van uitbuiting. Dit omdat alle genoemde fenomenen ook kunnen bestaan zonder dat er een element van uitbuiting aan de orde is en in die gevallen is een andere aanpak geëigend.

Voorts stelt het EP voor om artikel 8 rondom de niet-vervolging of niet-bestraffing van het slachtoffer (het zogenaamde non punishment principe) aan te passen, waarbij de reikwijdte van het non punishment principe wordt verruimd. Ook stelt het EP voor dat het non punishment principe in zou moeten houden dat in alle gevallen alle strafrechtelijke procedures ten aanzien van een vermoedelijk slachtoffer gestaakt worden. Nederland is van mening dat beide wijzigingen niet wenselijk zijn. De afweging of de strafrechtelijke procedure gestaakt zou moeten worden zou – net als nu – per geval op nationaal niveau moet worden gemaakt.

Tevens stelt het EP voor dat artikel 11 dat ziet op het bijstaan en ondersteunen van slachtoffers mensenhandel aangepast wordt. Dit ziet onder andere op dat slachtoffers niet worden belast met administratieve kosten of strafbare feiten en niet worden uitgesloten van zorg en ondersteuning vanwege hun verblijfsstatus. Het EP vindt verder dat de mensenhandelrichtlijn op dit punt losgekoppeld moet worden van richtlijn 2004/81/EC, om te voorkomen dat de medewerking van derdelanders aan het strafrechtelijke proces samenhangt met de hierboven genoemde punten. Dit punt komt niet overeen met het huidige Nederlandse beleid dat gericht is op het beschermen van slachtoffers en het bevorderen van de aanpak van daders. In die zin is het mede erop gericht opsporing en vervolging van diegenen die zich aan mensenhandel schuldig maken zoveel mogelijk te bevorderen. Daarom is er in Nederland – in tegenstelling tot het voorstel van het EP – een koppeling gemaakt tussen medewerking van derdelanders aan het strafrechtelijke proces en het verlenen van verblijfsrecht. Het is namelijk van groot belang dat slachtoffers en getuigen van mensenhandel aangifte doen van mensenhandel. Vanuit verschillende betrokken partijen in de uitvoering wordt deze koppeling echter als onwenselijk gezien.

Binnenkort zal, als onderdeel van het Actieplan van het Programma Samen tegen mensenhandel, een start gemaakt worden met een verkenning naar mogelijkheden van het loskoppelen van de vaststelling van slachtofferschap en het strafproces. Deze zal naar verwachting niet gereed zijn voordat de trilogen zijn afgerond.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Geannoteerde agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 4 en 5 december 2023

I. Justitie

1. Verordening betreffende het verbeteren van de overdracht en overname van strafvervolging tussen de lidstaten van de Europese Unie

= algemene oriëntatie

Het streven van het Spaanse voorzitterschap is om tijdens de JBZ-Raad de algemene oriëntatie vast te stellen ten aanzien van het voorstel voor een verordening inzake het verbeteren van de overdracht en overname van strafvervolging tussen de lidstaten van de EU. Hieraan wordt op dit moment nog gewerkt. Over het voorstel is uw Kamer geïnformeerd via een BNC-fiche4.

Het voorstel ziet op het tot stand brengen van een EU-instrument dat moet zorgdragen voor een effectieve overdracht en overname van strafvervolging tussen de lidstaten van de Europese Unie. Wanneer in een lidstaat strafvervolging is gestart naar aanleiding van een strafbaar feit, maar die lidstaat meent dat een andere lidstaat meer geëigend is om het feit te vervolgen – bijvoorbeeld omdat het strafbare feit in die andere lidstaat is gepleegd, de verdachte een onderdaan is van die andere lidstaat of het meeste bewijs zich daar bevindt – dan kan een verzoek worden gedaan aan die andere lidstaat om de strafvervolging over te nemen. Stemt de aangezochte lidstaat daarmee in, dan wordt de opsporing en vervolging in de verzoekende lidstaat gestaakt en aan de aangezochte lidstaat overgedragen, waarbij eventueel ook bewijs dat al is vergaard, kan worden overgedragen.

Het kabinet meent dat een EU-instrument over de overdracht van strafvervolging een waardevolle aanvulling vormt op de bestaande EU-instrumenten die strafrechtelijke samenwerking mogelijk maken. Nederland heeft zich ingezet voor een instrument dat voldoende ruimte en flexibiliteit biedt – waaronder voor opportuniteitsafwegingen – evenals voldoende waarborgen om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van slachtoffers en verdachten. De verwachting is dat er op de JBZ-Raad een algemene oriëntatie kan worden aangenomen waarin voornoemde onderwerpen op toereikende wijze worden geadresseerd.

2. Richtlijn voor het wijzigen van Richtlijn 2012/29/EU betreffende de rechten van slachtoffers van strafbare feiten

= beleidsdebat

Het Spaanse voorzitterschap is voornemens tijdens de JBZ-Raad een beleidsdebat te faciliteren over elementen van het voorstel voor de herziening van de richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten. Er is op moment van schrijven nog geen discussiedocument beschikbaar.

De Commissie heeft op basis van uitkomsten van de recente evaluatie van de huidige richtlijn een voorstel tot herziening op 12 juli 2023 gepubliceerd. Uw Kamer is hierover via een BNC-fiche geïnformeerd.5 Het voorstel voorziet in de versteviging van rechten voor alle slachtoffers van alle misdrijven. Met dat doel wordt in de richtlijn voorgesteld om de toegang van slachtoffers tot informatie en het doen van aangifte te verbeteren, om de gespecialiseerde ondersteuning van kwetsbare slachtoffers te verbeteren, om de behoefte aan bescherming en ondersteuning vroeg in kaart te brengen, om de positie van het slachtoffer in de strafprocedure te versterken en om de toegang van een slachtoffer tot vergoeding van de schade door de dader beter te faciliteren binnen de strafprocedure.

Het kabinet steunt de doelstellingen van de Commissie en hecht belang aan een goede positie van en aandacht voor het (kwetsbare) slachtoffer. Op een aantal onderdelen is het kabinet echter kritisch vanwege de consequenties voor het stelsel van het Nederlandse strafprocesrecht, de grote gevolgen voor de ketenorganisaties en de doorlooptijden. In algemene zin onderschrijven alle lidstaten het belang van het waarborgen van de rechten, ondersteuning en bescherming van het slachtoffer. Het Europees Parlement heeft zich voorstander getoond van het versterken van de positie van slachtoffers.

3. Russische agressie tegen Oekraïne: tegengaan straffeloosheid

= stand van zaken

Naar verwachting zal het Voorzitterschap de mogelijkheden doornemen om straffeloosheid voor internationale misdrijven in Oekraïne tegen te gaan. Op het moment van schrijven zijn er nog geen onderliggende documenten beschikbaar. Het kabinet hecht groot belang aan de opsporing, vervolging en uiteindelijk berechting van internationale misdrijven begaan in Oekraïne en zet hier in Europees en internationaal verband actief op in. Zo heeft Nederland zich ingezet voor de totstandkoming van het Ljubljana-The Hague Convention on the International Cooperation in the Investigation and Prosecution of the Crime of Genocide, Crimes against Humanity, War Crimes and other International Crimes, die op 26 mei jl. is aangenomen. Dit instrument zal de opsporing en vervolging van internationale misdrijven zoals nu begaan in Oekraïne vergemakkelijken. Op 14 februari en 15 februari 2024 zal een ondertekeningsceremonie hiervoor plaatsvinden in het Vredespaleis in Den Haag. Het kabinet zal de toelichting van het Voorzitterschap aanhoren.

4. Studie over de werking van Europees openbaar ministerie

= gedachtewisseling

De Commissie heeft een eerste, wetenschappelijke studie laten uitvoeren naar de implementatie van de EOM-verordening in de 22 betrokken lidstaten. De studie is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een externe contractor. De studie zelf is op dit moment nog niet beschikbaar voor de lidstaten. Blijkens een mondelinge toelichting door de Commissie op de studie in het Coördinatiecomité op het gebied van politiële en justitiële samenwerking (CATS) op 17 november jl. ziet de Commissie in de voorlopige bevindingen geen aanleiding om, vooruitlopend op de volgens de EOM-verordening vereiste evaluatie in 2026, nu al wijzigingen in de verordening door te voeren. Voor een belangrijk deel kunnen de geconstateerde knelpunten naar mening van de Commissie worden weggenomen door een betere uitleg van de EOM-verordening en het maken van praktische afspraken. De Commissie zal naar verwachting een nadere toelichting op de bevindingen geven aan de Ministers van Justitie in de JBZ-Raad en hen uitnodigen daarop te reflecteren. In lijn met de Commissie, ziet Nederland vooralsnog geen aanleiding om vooruitlopend op de vereiste volledige evaluatie van de EOM-verordening, nu al wijzigingen in de verordening door te voeren.

5. Standpunten en bevindingen van de Raad over de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

= aanname

Tijdens de JBZ-Raad zal de Raadspositie over de toepassing van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) worden voorgelegd ter aanname. Er wordt geen discussie voorzien bij dit agendapunt.

De AVG is op 25 mei 2018 in werking getreden en heeft tot doel een sterk gegevensbeschermingskader in de Europese Unie te creëren gericht op zowel het beschermen van het recht op de bescherming van persoonsgegevens, alsook het mogelijk maken van het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de EU. Uiterlijk op 25 mei 2020 en om de vier jaar daarna, dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de evaluatie en de toetsing van deze verordening. De verslagen worden openbaar gemaakt. Hierbij moet de Commissie rekening houden met de standpunten en bevindingen van het Europees Parlement, de Raad en andere relevante instanties of bronnen. Met het oog op de voorbereiding van dit verslag, heeft de JBZ-Raad de voorliggende Raadspositie voorbereid. De belangrijkste conclusie is dat de Raad de Commissie aanmoedigt om in het aankomende verslag de toepassing en werking van de gehele AVG te evalueren, niet alleen specifiek de artikelen die worden vermeld bij de passage over de evaluatie in de verordening zelf. Daarnaast worden in de Raadspositie de bevindingen vermeld ten aanzien van de toepassing van de AVG door private organisatie en publieke autoriteiten, wordt de internationale dimensie, zoals trans-Atlantische gegevensstromen, behandeld en de samenhang met andere EU-wetgeving.

Het kabinet steunt het standpunt in de Raadspositie dat een brede evaluatie gerechtvaardigd is, ook in het licht van het verslag van 2020 waarin werd geconcludeerd dat het volledige potentieel van de AVG nog niet was bereikt. Het kabinet heeft in lijn daarmee onder andere ingezet op bijzondere aandacht in de Raadspositie voor verbetering op een aantal punten, zoals voor de beperkte middelen van gegevensbeschermingsautoriteiten in sommige andere lidstaten, de werking van het coherentiemechanisme (One-Stop-Shop), en de steun die kleinere bedrijven nodig kunnen hebben om te voldoen aan de vereisten van de AVG. Ook heeft het kabinet aandacht gevraagd voor het belang van specifieke bescherming die aan kinderen moet worden geboden en van een verdere uitleg van de desbetreffende bepalingen van de AVG. Naar verwachting kunnen andere lidstaten zich vinden in de voorliggende tekst van de Raadspositie.

6. Europese e-Justice Strategie 2024–2028

= aanname

Tijdens de JBZ-Raad zal de e-Justice strategie 2024–2028 voorliggen ter aanname. Met deze strategie wil de JBZ-Raad richting geven aan de digitale transformatie op justitieel gebied in de EU. De strategie en het bijbehorende actieplan moeten als inspiratiebron dienen voor alle betrokkenen van de digitale transformatie. Er wordt geen discussie voorzien bij dit agendapunt.

De strategie bouwt voor op de e-Justice strategie en het actieplan 2019–2023 die gericht waren op toegang tot informatie in het justitiële domein, digitale communicatie tussen justitiële autoriteiten en burgers en interoperabiliteit tussen justitiële systemen. Deze nieuwe strategie beoogt zowel op strategisch als operationeel niveau doestellingen vast te leggen, evenals basisbeginselen die bij de uitvoering gerespecteerd moeten worden. De nieuwe strategie focust inhoudelijk onder andere op het overbruggen van de digitale kloof, het bewust inzetten van nieuwe innovaties en het zetten van stappen in de digitaliseringslag binnen de EU. In het kader van de strategische benadering wordt een open en proactieve houding aangenomen ten aanzien van ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie en datagedreven werken.

Voor de komende strategieperiode (2024–2028) wordt de bestaande structuur gehandhaafd, zij het met gerichte aanpassingen. In tegenstelling tot de voorgaande strategie wordt nu een meer verfijnd actieplan geïntroduceerd. Dit actieplan operationaliseert strategische doelstellingen in specifieke werkgebieden en acties, waarbij zowel lopende als geplande initiatieven worden geïntegreerd. Voorts zal er sprake zijn van regelmatige rapportages en updates betreffende de voortgang van deze beleidsvoornemens.

Het kabinet onderschrijft het belang van de digitale transformatie van de justitiesector. De verordening en richtlijn inzake de digitalisering van justitiële samenwerking en toegang tot het recht die naar verwachting ook binnenkort kunnen worden aangenomen, dragen hier in belangrijke mate aan bij. Voor het kabinet is het essentieel helder voor ogen te houden dat digitalisering niet een doel op zich is, maar een middel is om meer rechtszekerheid en een betere toegang tot het recht voor burgers en bedrijven te bewerkstelligen. In deze context is het van cruciaal belang dat iedereen verbeterde toegang tot het recht heeft, waarbij voortdurend en proactief rekening wordt gehouden met risico’s zoals cybersecurity-incidenten of onbedoelde discriminatie die voortkomen uit algoritmen en datasets. Nederland heeft zich sterk ingezet voor deze principes tijdens de onderhandelingen, waarbij het streven naar openheid en transparantie in het gebruik en de implementatie van technologieën centraal stond.

Parallel hieraan heeft Nederland zich in het kader van de aanstaande verordening en richtlijn betreffende de digitalisering van justitiële samenwerking en toegang tot het recht specifiek gericht op interoperabiliteit, de rol van eu-LISA en het gebruik van de digitale infrastructuur e-CODEX.

7. EU toetreding tot het Europees Verdrag Europees tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)

= stand van zaken

Het Spaanse voorzitterschap zal de laatste stand van zaken toelichten over de toetreding van de EU tot het EVRM. Er wordt geen discussie voorzien bij dit agendapunt.

Dit voorjaar is na meer dan twee jaar (her)onderhandelen een voorlopig akkoord op onderhandelaarsniveau bereikt over de toetreding van de EU tot het EVRM. Het kabinet heeft zich er hard voor gemaakt om dit voorlopig akkoord te realiseren. Aanleiding voor de heronderhandelingen was een advies van het Europees Hof van Justitie (EU-Hof) waarin het oordeelde dat het eerder uitonderhandelde akkoord op een aantal punten onverenigbaar was met het EU-recht. Het laatste openstaande punt om tot een finaal akkoord te komen en toetreding van de EU tot het EVRM te realiseren betreft het bezwaar van het EU-Hof over het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Kortgezegd vond het EU-Hof het problematisch dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), na toetreding van de EU tot het EVRM, rechtsmacht zou krijgen over GBVB-handelingen waarover het EU-Hof geen rechtsmacht heeft. Een oplossing voor dit bezwaar van het EU-Hof maakt geen onderdeel uit van het voorlopig akkoord: de EU heeft toegezegd in te zetten op een EU-interne oplossing hiervoor. In de Raad bestaat brede steun, waaronder van Nederland, voor een interpretatieve verklaring over het GBVB. Er is op dit moment echter geen consensus over deze oplossing, noch voor een andere oplossing voor het GBVB-bezwaar.

Bij het EU-Hof is momenteel een hogere voorziening aanhangig in een zaak waarvan de uitkomst een rol speelt bij het vinden van een oplossing voor het GBVB-bezwaar van het EU-Hof. In deze zaak staat namelijk de vraag van de rechtsmacht van het EU-Hof over vermeende mensenrechtenschendingen op GBVB-terrein centraal. Nederland heeft deelgenomen aan de zitting en, in lijn met de Nederlandse steun voor de interpretatieve verklaring over het GBVB, het standpunt ingenomen dat het EU-Hof rechtsmacht heeft in deze zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal in deze zaak verschijnt 23 november a.s. De uitspraak van het EU-Hof wordt vervolgens komend voorjaar verwacht. In afwachting daarvan wordt op Raadswerkgroepniveau verder gewerkt aan de interne regels die nodig zijn om de toetreding van de EU tot het EVRM te bewerkstelligen. Het kabinet zal de informatievoorziening van het Voorzitterschap aanhoren.

8. Overige onderwerpen

a. Benoeming van de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

= informatie van het Voorzitterschap

In december 2023 loopt de ambtstermijn af van de huidige directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (ook wel bekend als het EU-grondrechtenagentschap of de Fundamental Rights Agency (FRA)). De benoeming van de nieuwe directeur zal in december a.s. gebeuren door de Raad van Bestuur van het FRA. Er zijn vier kandidaten voor de functie, die door de Europese Commissie na een open sollicitatieprocedure geselecteerd zijn. Dit zijn – in alfabetische volgorde – Jim Clarken, Jonas Grimheden, Nils Muižnieks en Sirpa Rautio. Zowel het Europees Parlement als de Raad van de Europese Unie geven bij wijze van advies aan de Raad van Bestuur van het FRA een volgorde van voorkeur voor deze kandidaten. Namens de Raad worden de kandidaten geïnterviewd door het vorige, het huidige en het volgende Voorzitterschap. Tijdens de JBZ-Raad zal het Voorzitterschap vermoedelijk informatie geven over de uitkomsten van deze interviews en over het verdere proces. Het kabinet zal de informatievoorziening van het Voorzitterschap aanhoren.

b. EU-Westerse Balkan Ministerieel Forum te Skopje (26–27 oktober 2023)

= informatie van het Voorzitterschap

Op 26 en 27 oktober jl. heeft er ministerieel forum plaatsgevonden in Skopje. Tijdens deze bijeenkomst werd onder andere gesproken over contraterrorisme en het tegengaan van gewelddadig extremisme. De EU en de Westelijke Balkan waren ingenomen met de resultaten van het 5-jarige gezamenlijke actieplan inzake terrorisme­bestrijding voor de Westelijke Balkan. Hiernaast werd de noodzaak voor voortzetting en opvoering van inspanningen en samenwerking in het tegengaan van de gevolgen van drugs op de samenleving erkend. Wat betreft versterking van het migratie-, asiel- en grensbeheer werd er benadrukt dat door de gecoördineerde maatregelen de migratiedruk op de Westelijke Balkanroute is afgenomen. Er werd hiernaast herhaald dat criminele smokkelnetwerken ontmanteld moeten worden om illegale migratie tegen te gaan. Ook kwam het belang van de eerbieding van de rechtsstaat aan bod. Tot slot werd volledige solidariteit met Oekraïne betuigd en gesproken over de handhaving van beperkende maatregelen jegens Rusland. Het kabinet zal de informatievoorziening van het Voorzitterschap hierover aanhoren.

c. EU-VS Ministeriële bijeenkomst over JBZ-aangelegenheden te Washington D.C. (13–14 november 2023)

= informatie van het Voorzitterschap

Op 13 en 14 november jl. heeft een Ministeriële bijeenkomst plaatsgevonden tussen de EU en de VS te Washington. Hierbij kwamen Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van het land van het Voorzitterschap, twee EU-Commissarissen en de Amerikaanse Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie bijeen. De bijeenkomst was een gelegenheid om het partnerschap en de gezamenlijke inzet voor een regelmatige dialoog en nauwe samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken opnieuw te bevestigen, in een tijd van grote geopolitieke uitdagingen. Er werd onder andere gesproken over de steun aan Oekraïne, waaronder het tegengaan van straffeloosheid, de betaling van Rusland voor alle schade die het land heeft aangericht en welke hulp Oekraïne geboden kan worden. Hiernaast werd de situatie in het Midden-Oosten besproken. Beide partijen verwerpen alle vormen van aanzetten tot geweld en betreuren zij alle vormen van haat. Zij spraken hun bezorgdheid uit over de toename van door haat geïnspireerde criminele daden, religieuze onverdraagzaamheid, racisme en vreemdelingenhaat, met inbegrip van antisemitisme en islamofobie. Ook werd de noodzaak van internationale samenwerking betreffen georganiseerde criminaliteit aangekaart. Het Voorzitterschap zal de JBZ-Raad over de bijeenkomst informeren. Het kabinet zal de informatievoorziening van het Voorzitterschap over de bijeenkomst aanhoren.

d. Onderhandelingen tussen de EU en de VS over een overeenkomst inzake e-evidence

= informatie van de Commissie

Naar verwachting zal de Commissie informatie geven over de lopende onderhandelingen tussen de EU en de VS over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs voor justitiële samenwerking in strafzaken (e-evidence).

Het onderhandelingsmandaat is tijdens de JBZ-Raad van 6–7 juni 2019 (Kamerstuk 32 317, nr. 564) vastgesteld. De onderhandelingen tussen EU en VS waren na enkele inleidende gesprekken opgeschort totdat meer duidelijkheid bestond over de inhoud van het EU interne pakket inzake e-evidence. Nu de EU interne e-evidence regels formeel zijn aangenomen, zijn de onderhandelingen in de week van 2 oktober 2023 gestart. Een tweede onderhandelingsronde vindt op 5 en 6 december a.s. plaats in Washington. Het streven is om voor het einde van 2024 tot een overeenkomst te komen. Het kabinet zal de informatievoorziening van de Commissie aanhoren.

e. Jaarverslag over de toepassing van het EU-Handvest

= informatie van de Commissie

Jaarlijks brengt de Commissie een rapport uit over de toepassing van het EU-Handvest van de grondrechten. Sinds 2021, als gevolg van het aannemen van de strategie ter versterking van de toepassing van het Handvest,6 richt dit jaarverslag zich jaarlijks op een thema. In 2021 was dit thema de bescherming van grondrechten in het digitale tijdperk en in 2022 de ruimte voor het maatschappelijk middenveld.

De Commissie zal de lidstaten tijdens de JBZ-Raad informeren over het 2023-rapport dat in december zal uitkomen. Het thema van dit rapport is op het moment van schrijven nog niet bekend. Het kabinet is van mening dat de Handvestrapporten een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de discussie over de naleving van grondrechten binnen de Europese Unie. Het kabinet zal de informatievoorziening van de Commissie aanhoren.

f. Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap

= informatie van het aankomend Voorzitterschap

Het aankomend Belgische voorzitterschap zal tijdens de JBZ-Raad haar prioriteiten delen. Het kabinet zal de presentatie van het aankomend Voorzitterschap aanhoren.

II Binnenlandse zaken

9. Algemene staat van het Schengengebied

= gedachtewisseling

De Commissie heeft in de Schengenbarometer op alle onderdelen van het Schengenacquis de meest in het oog springende ontwikkelingen en risico’s in kaart gebracht. Lidstaten kunnen op basis van de Barometer van gedachten wisselen en benodigde acties afspreken. Daarnaast zal het Voorzitterschap naar verwachting een discussiestuk verspreiden over de noodzaak van het verbeteren van de effectiviteit van de terugkeersystemen van de lidstaten, met een focus op de EU-interne dimensie.

Het kabinet deelt met het Voorzitterschap dat de lidstaten prioriteit moeten geven aan de verbetering van hun interne terugkeersystemen. Wat het kabinet betreft valt op operationeel vlak nog winst te behalen. Het kabinet zal daarom in de Raad de oproep herhalen om terugkeergegevens te delen via het Schengen Informatie Systeem (SIS) en om last-minute asielaanvragen gedurende het terugkeerproces, net als Nederland, versneld te behandelen. Naast verbetering van de operationele samenwerking zet Nederland zich in voor de verbetering van het juridisch kader rond terugkeer en, in lijn met de motie van de leden Van der Staaij en Bisschop7, op aanscherping van de Terugkeerrichtlijn in het bijzonder. In afwachting van de geopperde plannen van de Commissie over Schengenterugkeerpilots, draagt Nederland actief bij aan gesprekken met over (Europese) verbetermogelijkheden voor terugkeer onder leiding van de Terugkeercoördinator. Naar verwachting zal er onder de lidstaten brede steun zijn om, onder andere via de aangekondigde pilots, te werken aan operationele verbeteringen in de onderlinge samenwerking om terugkeer naar derde landen te bevorderen.

10. Volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië

= mogelijke besluitvorming

Het Voorzitterschap en de Commissie zullen een update geven over de stand van zaken van het proces dat moet leiden tot de volledige toepassing van het Schengenacquis in Roemenië en Bulgarije (hierna: Schengentoetreding). Het is op moment van schrijven niet de verwachting dat besluitvorming over toetreding geagendeerd zal worden.

De laatste keer dat Schengentoetreding van deze lidstaten op de agenda van de JBZ-Raad stond was op 8–9 december 2022. Zoals toegelicht in de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 8–9 december 2022 kon Nederland vorig jaar instemmen met de Schengentoetreding van Roemenië, maar achtte het voor Bulgarije te vroeg om toe te treden omdat het kabinet nog zorgen had over de corruptie en rechtsstaat in Bulgarije8. Één andere lidstaat kon toetreding van zowel Bulgarije als Roemenië niet steunen. Aangezien het een unanimiteitsdossier betreft, werd geen overeenstemming bereikt.

In algemene zin volgt het kabinet de trajecten tot Schengentoetreding kritisch en beoordeelt daarbij elke lidstaat op zijn merites. Dat betekent dat toetreding alleen plaats kan vinden als een lidstaat aan alle voorwaarden van het Schengenacquis voldoet. Het kabinet benadrukt in dit verband het belang van naleving van fundamentele rechten bij de uitvoering van het Schengenacquis, in het bijzonder ten aanzien van het (buiten)grensbeheer. Daarnaast is informatie waaruit blijkt dat significante voortgang is geboekt op het gebied van de rechtsstaat een belangrijk element voor het kabinet om een besluit te kunnen nemen over toetreding van Bulgarije tot het Schengengebied. In lijn met de motie Van Wijngaarden weegt het kabinet de rechtsstaatshervormingen onverminderd mee in dit traject, ook nu de Commissie de CVM-beschikkingen op 15 september jl. heeft ingetrokken. Voor een verdere toelichting bij de intrekking van de CVM-beschikkingen van Roemenië9 en Bulgarije 10 en de reactie van het kabinet daarop, wordt verwezen naar de Kamerbrief van 8 september jl.11

Ontwikkelingen Bulgaarse rechtsstaat

In haar rechtsstaatrapport van 5 juli jl. heeft de Commissie verslag gedaan van de rechtsstatelijke situatie in Bulgarije. In de kabinetsreactie op het rechtsstaatsrapport van 8 september jl. onderschreef het kabinet al dat Bulgarije sinds de laatste CVM-rapportages een aantal belangrijke stappen had gezet en dat de ontwikkelingen over het geheel genomen in de juiste richting bewogen. Zo heeft Bulgarije op 26 mei jl. wetgeving aangenomen waarmee de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Procureur-Generaal is bevorderd. Desalniettemin waren volgens het kabinet een aantal hervormingen nog niet volledig uitgevoerd. Het kabinet wees hier met name op de hervorming om de samenstelling van de Raad voor de Rechtspraak (ook wel Supreme Judicial Council, hierna: SJC), in lijn te brengen met Europese standaarden en het verbeteren van het functioneren van de Inspectie voor de Rechtspraak, hetgeen volgens Bulgarije een grondwetswijziging vereist. Daarnaast wees het kabinet op het belang dat Bulgarije de wetgeving inzake de hervorming van de anti-corruptiecommissie volledig doorvoert, en laat zien dat corruptiezaken op hoog niveau serieus worden aangepakt.

Sindsdien heeft Bulgarije nadere voortgang geboekt op de hierboven genoemde aandachtspunten. Het kabinet verwelkomt de briefwisseling tussen de Bulgaarse Minister-President Denkov en Commissievoorzitter Von der Leyen, waarin wordt bevestigd dat Bulgarije op de goede weg zit en een aantal belangrijke stappen heeft gezet. Zo heeft de eerste lezing van de grondwetswijziging ten behoeve van de hervorming van de SJC plaatsgevonden op 6 oktober jl. en werkt Bulgarije parallel aan juridische hervormingen om het functioneren van de Inspectie van het SJC te verbeteren. De tweede lezing van de grondwetwijziging is gepland op 6 december a.s. Bulgarije verwacht voor het einde van 2023 de grondwetswijziging en de hervorming van de Inspectie van het SJC te hebben afgerond. De Venetië Commissie is nauw betrokken geweest bij dit proces en heeft op 6–7 oktober jl. een opinie vastgesteld over deze hervormingen.12 Ook heeft het Bulgaarse parlement op 28 september jl. wetgeving aangenomen over de hervorming van de anti-corruptiecommissie. Deze wetgeving is op 6 oktober jl. in werking getreden. Deze hervorming kan, in aanvulling op de Nationale Anti-Corruptie Strategie, een bijdrage leveren aan het verbeteren van de effectieve aanpak van corruptiezaken op hoog niveau. Het verzekeren van de politieke onafhankelijkheid van de Anti-Corruptie Commissie, middels de benoemingsprocedure van de leden, is nog een belangrijke vervolgstap. De Commissie heeft in haar rechtsstaatsrapport 2023 voor al deze onderwerpen concrete aanbevelingen opgenomen, waardoor de voortgang in dat kader wordt gemonitord. Een uitgebreidere beoordeling wordt gepubliceerd in het rechtsstaatsrapport van juli 2024. Hiernaast vormen het verbeteren van de rol van de Inspectie van het SJC bij het aanpakken van corruptie, het bevorderen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Procureur-Generaal en het hervormen van de Anti-Corruptie Commissie onderdeel van de mijlpalen overeengekomen in het Bulgaarse herstelplan. Hierdoor volgt ook in dat kader nog een formele Commissiebeoordeling van de wetgeving naar aanleiding van het door Bulgarije op 11 oktober jl. ingediende uitbetalingsverzoek uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit.

Het kabinet verwelkomt de vele positieve stappen die door de Bulgaarse regering zijn gezet op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding. Structurele monitoring blijft evenwel noodzakelijk om te zorgen dat de rechtsstaatshervormingen volledig, duurzaam en onomkeerbaar worden geïmplementeerd. Het kabinet zal er op toezien dat de Commissie dit in het kader van het jaarlijkse rechtsstaatsrapport zorgvuldig blijft doen. Daarnaast is het voor het kabinet van belang dat de Commissie door de ontwikkeling en versterking van het instrumentarium beter in staat is gesteld handhavend op te treden en financiële druk uit te oefenen om Bulgarije aan te zetten tot hervormingen.13 Zo vormen de overeengekomen mijlpalen op het terrein van de rechtstaat waaraan voldaan moet worden voordat Bulgarije aanspraak kan maken op EU-middelen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit een belangrijke aanvullend drukmiddel. Het kabinet acht de structurele monitoring hiermee voldoende ondervangen en zal er bij de Commissie op blijven aandringen dat het beschikbare EU-rechtsstaatsinstrumentarium zo volledig en adequaat mogelijk wordt benut.

Met het oog op de hierboven beschreven voortgang op het terrein van de rechtsstaat en corruptiebestrijding in Bulgarije, verwelkomt het kabinet voorts het initiatief van de Commissie en Bulgarije om een aanvullende fact-findingmissie te laten plaatsvinden om de huidige toepassing van het volledige Schengenacquis door Bulgarije te toetsen om zo de laatste stand van zaken te verkrijgen. Net als bij een reguliere Schengenevaluatie, wordt deze missie gecoördineerd door de Europese Commissie, en uitgevoerd door experts uit diverse EU-lidstaten en vertegenwoordigers van Frontex, Europol en het EU-grondrechtenagentschap. De missie is breed opgezet en bevat een toets op alle relevante beleidsterreinen (buitengrensbeheer, terugkeer, politiesamenwerking, judiciële samenwerking in strafzaken, gegevensbescherming, grootschalige IT-systemen zoals het Schengeninformatiesysteem, fundamentele rechten en het functioneren van autoriteiten). Er nemen Nederlandse experts deel aan de missie.

Op moment van schrijven van deze geannoteerde agenda heeft de fact-findingmissie nog niet plaatsgevonden. De resultaten van deze missie zijn voor het kabinet nodig om te kunnen beoordelen of aan de voorwaarden voor toetreding is voldaan. Het kabinet zal zijn appreciatie van de uitkomsten van de fact-findingmissie delen met uw Kamer.

11. Asiel- en migratiepact

= voortgangsrapportage

Naar verwachting zal het Voorzitterschap onder dit agendapunt aan de lidstaten een update geven over de onderhandelingen met het Europees Parlement over het Asiel- en Migratiepact (Pact). Inmiddels heeft het Voorzitterschap over alle wetsvoorstellen meerdere politieke trilogen met het Europees Parlement gevoerd. Op geen van de voorstellen zijn reeds definitieve compromisteksten met de lidstaten gedeeld. Wel tekent zich volgens het Voorzitterschap steeds duidelijker af waar de prioriteiten van het Europees Parlement liggen. Dat betreft onder andere de vormgeving van de screening- en grensprocedures, een solidariteitsmechanisme dat ook in tijden van migratiecrises voldoende soelaas biedt, de inrichting van het Dublin-stelsel, de toepassing van het veilig derde land-concept, kwesties op het gebied van instrumentalisering, en het waarborgen van fundamentele rechten, in het bijzonder de rechten van kwetsbare groepen en kinderen. Om voortgang te boeken zal het Voorzitterschap de komende weken regelmatig discussies in het Comité van permanente vertegenwoordigers over de wetsvoorstellen agenderen. Het Voorzitterschap is voornemens op deze wijze toe te werken naar een politiek akkoord op alle voorstellen voor het einde van zijn voorzitterschapsperiode, eind december. De Raad en het Europees Parlement wensen graag de onderhandelingen af te ronden voor de verkiezingen van een nieuw Europees Parlement. De uiterste deadline voor afronding ligt daarom in het vroege voorjaar van 2024.

De Raadsposities op de verschillende Pact-onderdelen zijn het resultaat van een intensief en precair onderhandelingsproces in een verdeeld krachtenveld. Ze bevatten – conform Nederlandse inzet – belangrijke elementen om grip op asielmigratie aan de EU-buitengrenzen te versterken en secundaire migratie binnen de EU te verminderen. Dit kan met name worden bereikt met de voorgestelde verplichte screening, en gesloten asiel- en terugkeerprocedures aan de EU-buitengrenzen (zodat een snel onderscheid kan worden gemaakt tussen personen met een kansrijk en kansarm asielverzoek, waarbij de afwijzing van een asielverzoek direct wordt gevolgd door terugkeer). Daarnaast bevatten de Raadsposities een solidariteitsmechanisme voor lidstaten onder druk, waarin wat het kabinet betreft een goede balans wordt behouden tussen verplichte deelname van alle lidstaten en flexibele invulling van de vorm van de bijdrage (financieel, operationeel of herplaatsing). Het kabinet zet zich er daarom actief voor in dat de bereikte resultaten op deze elementen overeind blijven in de onderhandelingen met het Europees Parlement. Het kabinet zet zich daarnaast in voor het behoud van de extra waarborgen voor monitoring en naleving van het asielacquis, de in de Raadsposities bereikte verbeteringen in het Dublin-stelsel, het zoveel mogelijk voorkomen van prikkels om kwetsbare migranten – waaronder AMV’s – vooruit te sturen, duidelijke en goed uitvoerbare regelgeving, en het beperkt houden van administratieve lasten voor lidstaten.

12. Asiel en migratie: externe dimensie

= voortgangsrapportage

Naar verwachting zal de Commissie rapporteren over de voortgang van de acties op de externe dimensie van het Europese migratiebeleid. Op moment van schrijven is het aangekondigde discussiestuk nog niet beschikbaar.

Zoals uw Kamer bekend acht het kabinet het van groot belang dat het ambitieniveau van de EU verder omhoog gaat ten aanzien van het ontwikkelen van brede, duurzame en gelijkwaardige partnerschappen met derde landen om irreguliere migratie tegen te gaan en terugkeer te bevorderen. Het kabinet is van mening, ook indachtig de motie van de leden Bisschop en Stoffer14, dat de Commissie daartoe alle instrumenten tot haar beschikking moet inzetten, denk aan handelsbevordering, visa en ontwikkelingssamenwerking. Dat vereist zowel een bijdrage van de gehele Commissie, als een bijdrage van alle Europese lidstaten in de geest van Team Europe. Het kabinet acht het vanzelfsprekend van groot belang dat binnen dergelijke samenwerkingsverbanden nadrukkelijk aandacht is voor de bescherming van fundamentele rechten en dat de afspraken binnen internationaal rechterlijk kader worden opgesteld en uitgevoerd. De meeste lidstaten onderschrijven het belang van migratiepartnerschappen met derde landen, alsook van een integrale benadering om deze vorm te geven. Mogelijk zullen lidstaten vragen naar de stand van zaken met betrekking tot het door de Commissie aangekondigde brede partnerschap met Egypte, en de uitwerking van de afspraken met Tunesië.

13. Russische agressie tegen Oekraïne: interne veiligheid

= gedachtewisseling

Onder dit agendapunt zal de JBZ-Raad van gedachte wisselen over de gevolgen van de Russische agressie tegen Oekraïne voor de interne veiligheid. Naar verwachting zal de discussie over de EU-veiligheidsdialoog met Oekraïne zich voortzetten langs de lijnen van de JBZ-Raad van 28 september jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 853). Op 16 november jl. heeft een tweede formele sessie van deze dialoog plaatsgevonden. De oorlog in Oekraïne raakt op dit moment niet de nationale veiligheid van Nederland maar het kabinet onderkent wel veiligheidsrisico’s op de (middel)lange termijn. Gezien het veranderende veiligheidslandschap en grensoverschrijdende dreigingen acht Nederland het structurele veiligheidsdialoog met Oekraïne van groot belang. Het kabinet deelt de focus op vier prioritaire onderwerpen, zijnde: small arms and light weapons (SALW), grensveiligheid, extremisme en terrorisme en vervolging van oorlogsmisdaden. Zonder de andere drie onderwerpen uit het oog te verliezen, zet Nederland zich specifiek in voor initiatieven en operationele activiteiten gericht op het verkleinen van het risico dat illegale wapens Oekraïne kunnen verlaten, en de weerslag die dit risico heeft op Nederland zelf. De focus van Nederland blijft gericht op de oprichting van een Firearms focal point. Samen met andere EU-lidstaten neemt Nederland een actieve rol op in het aansturen van het internationale informatieproces ten aanzien van SALW. Hierbij onderhoudt Nederland nauwe samenwerking met de Oekraïense autoriteiten die zeer gecommitteerd zijn aan het voorkomen van de ongecontroleerde verspreiding van vuurwapens.

14. De gevolgen van de situatie in het Midden-Oosten voor de interne veiligheid van de EU

= gedachtewisseling

Onder dit agendapunt zullen de lidstaten van gedachten wisselen over de gevolgen van de situatie in het Midden-Oosten voor de interne veiligheid van de EU. Op het moment van schrijven zijn er nog geen onderliggende documenten beschikbaar. Naar verwachting zal de discussie zich voortzetten langs de lijnen van de JBZ-Raad van 19–20 oktober jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 861) waarin de interne veiligheidsdreigingen en werden besproken. Het conflict in het Midden-Oosten geeft de risico’s weer niet enkel in de fysieke wereld maar ook de online wereld.

Op dit moment is de invloed van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten op het dreigingsniveau in Nederland beperkt, maar het kabinet blijft alert. Mogelijke dreigingen voor de nationale veiligheid worden voortdurend en grondig in de gaten gehouden door de Nederlandse rechtshandhaving en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De oorlog in Gaza kan namelijk individuen en kleine groepen met verschillende ideologische achtergronden stimuleren om terroristisch geweld te overwegen.

15. Uitdagingen op het gebied van veiligheid: beoordeling door de Adviesraad voor de Inlichtingendiensten

= stand van zaken

De veiligheidsdiensten van de Europese lidstaten, Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk werken nauw samen aan de veiligheid van Europa. Zoals gebruikelijk geven de diensten tijdens de JBZ-Raad een periodieke briefing over de huidige veiligheidssituatie. Deze briefing wordt verzorgd door de voorzitter van de Intelligence Advisory Board (IAB), het kanaal van de Europese veiligheidsdiensten voor gezamenlijke communicatie en dialoog met de EU. Voorheen vond deze briefing plaats onder de vlag van de Counter Terrorism Group (CTG). Op moment van schrijven zijn er nog geen stukken beschikbaar. Het kabinet zal de informatie van de IAB aanhoren.

16. Aanbeveling van de Raad over een blauwdruk inzake kritieke infrastructuur

= voortgangsrapportage

Op 6 september jl. presenteerde de Commissie een voorstel voor een Raadsaanbeveling betreffende een blauwdruk om de respons op verstoringen van vitale infrastructuur van aanzienlijk grensoverschrijdend belang op Unieniveau te coördineren.15 Uw Kamer is hier middels een BNC-fiche reeds over geïnformeerd.16 Het voorstel onderschrijft het belang van verbeterde coördinatie in EU-verband wanneer vitale infrastructuur met een grensoverschrijdend karakter verstoord wordt. Ook worden handvatten geboden bij incidenten waar lidstaten moeilijk in staat zijn adequaat zelfstandig of bilateraal te reageren. Naar verwachting zal het Voorzitterschap tijdens de Raad een presentatie over de stand van zaken van de onderhandelingen over de Raadsaanbeveling geven. Het kabinet zal deze presentatie aanhoren.

17. Overige onderwerpen

a. 2e plenaire vergadering van de «High-Level Group» inzake de toegang tot data voor opsporing

= informatie van het Voorzitterschap

Het Voorzitterschap zal een toelichting geven over de recente bijeenkomst van 21 november jl. van de High Level Expert Group on Access to Data for Effective Law Enforcement17. Deze expertgroep heeft als doel om aanbevelingen te doen voor de ontwikkeling van EU-beleid en -regelgeving voor het verbeteren van de toegang tot digitaal bewijs voor de rechtshandhaving. Nederland neemt actief deel aan deze expertgroep en de sub-werkgroepen en acht het waardevol dat in EU-verband discussie plaatsvindt over de manieren waarop in de digitale wereld gegevens voor de opsporing voldoende bereikbaar zijn. Het kabinet zal de informatie van het Voorzitterschap aanhoren.

b. Bijeenkomst van staten die grenzen aan Rusland en Wit-Rusland, Vilnius, 27 oktober 2023

= Informatie van Litouwen

Naar verwachting zal Litouwen de JBZ-Raad informeren over het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen de aangrenzende staten van Rusland en Wit-Rusland. Tijdens dit overleg, dat plaatsvond op 27 oktober jl., werden de huidige veiligheidsuitdagingen en hybride dreigingen besproken die voortkomen uit de oorlog in Oekraïne. De veiligheidsdreigingen omvatten volgens de deelnemende staten onder andere de instrumentalisering van migranten door Wit-Rusland, verstoringen aan de grenzen, cyber aanvallen den desinformatiecampagnes. In een gezamenlijke verklaring benadrukten Ministers uit Estland, Finland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen en Oekraïne de gezamenlijke inspanningen om hun interne veiligheidssamenwerking te verdiepen en nauw samen te werken met de EU en NATO. Het kabinet zal de informatie aanhoren.

c. Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik

= informatie van de Commissie

De Commissie zal de JBZ-Raad informeren over de laatste stand van zaken rondom de onderhandelingen voor een algemene oriëntatie ten aanzien van de Verordening. Er is naar aanleiding van de JBZ-Raad van 19–20 oktober jl. nog geen nieuw compromisvoorstel over deze Verordening gekomen en een akkoord in de Raad lijkt daarmee voorlopig nog niet aan de orde. Het Europees Parlement heeft inmiddels wel een standpunt ingenomen over het voorstel van de Commissie. Dit standpunt is op 13 november jl. gepubliceerd. Het kabinet zal de informatie van de Commissie aanhoren.


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/2022, 22 112, nr. 3439.

X Noot
2

Zie de geannoteerde agenda bij de vorige JBZ-Raad, Kamerstukken II, 2023/24, 32 317, nr. 855.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24, 32 317, nr. 855.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022–2023, 22 112 nr. 3684.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023–2024, 22 112, nr. 3799.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2020/21, 22 112, nr. 3033.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023/24, 32 317, nr. 836.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2022/23, 32 317, nr. 790.

X Noot
9

Beschikking 2006/928/EG.

X Noot
10

Beschikking 2006/929/EG.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2023/24, 21501–02, nr. 2772.

X Noot
12

Venetië Commissie, CDL-AD(2023)039-e.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2023/24, 21501–02, nr. 2772.

X Noot
14

Kamerstukken II, 2022–2023, 32 317, nr. 816.

X Noot
15

COM/2023/526 final.

X Noot
16

Kamerstukken II, 2023–2024, 22 112, nr. 3803.

X Noot
17

Kamerstukken II 2022–2023, 32 317 nr. 830.

Naar boven