Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 32317 nr. 769 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 32317 nr. 769 |
Vastgesteld 7 juli 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 28 juni 2022 over:
– de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 767)
– het verslag van de formele JBZ-Raad van 9–10 juni 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 764)
– de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 8 en 10 juni 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 765)
– de Nederlandse inzet in Frontex activiteiten 2022 (Kamerstuk 32 317, nr. 766).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 juli 2022 aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 5 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 11 en 12 juli 2022. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat er op dit moment zo’n vijf miljoen Oekraïners in de Europese Unie (EU) verblijven. Voorop staat dat voor deze leden dat hen, zolang Oekraïne zich in oorlog bevindt, een veilige opvangplek moet worden geboden. Wel delen deze leden de mening van de Staatssecretaris dat moet worden gekeken naar de middellange termijn. Het is dan ook goed dat er gewerkt wordt aan een registratieplatform. Hoe staat het met de voortgang van dit registratieplatform in de verschillende lidstaten? Welke voordelen heeft dit systeem naast het voorkomen van misbruik van voorzieningen?
Het is goed dat de Staatssecretaris aanstuurt op informatiegestuurd handelen binnen de EU. In hoeverre gebeurt dit op dit moment al? Welke concrete verbeterpunten zijn er nog mogelijk? Welke problemen moeten hiervoor opgelost worden en welke acties worden er in de aankomende maanden ondernomen?
Antwoord
Het primaire doel van het registratieplatform is om te helpen verzekeren dat personen die tijdelijke bescherming genieten effectief van hun rechten gebruik kunnen maken in alle lidstaten, terwijl mogelijk oneigenlijk gebruik wordt beperkt. De data over geregistreerden die lidstaten insturen naar het platform maakt immers duidelijk of iemand zich in meerdere lidstaten heeft geregistreerd, hetgeen zou kunnen duiden op het meervoudig ontvangen van voorzieningen, wat vervolgens gecorrigeerd kan worden. Ook geeft het registratieplatform aanvullend inzicht in de spreiding van de ontheemden vanuit Oekraïne over de EU. Dat kan het voorbereiden op toekomstige scenario’s ondersteunen.
Tot dusver zijn vrijwel alle deelnemende lidstaten aangesloten op het registratieplatform. Dat betekent dat een groot deel van de lidstaten de data op het platform heeft geplaatst, terwijl een klein aantal nog werkt aan laatste juridische of operationele stappen om dit mogelijk te maken. Nederland heeft alle benodigde data over geregistreerden geplaatst op het platform. Over het juridisch kader en de gegevensbescherming is uw Kamer geïnformeerd via de Geannoteerde Agenda voor de JBZ-Raad van 9 en 10 juni jl.
Het kabinet deelt het standpunt van de leden van de VVD-fractie dat er naast maatregelen op de korte termijn voor de opvang van en zorg voor ontheemden uit Oekraïne, ook gekeken moet worden naar maatregelen en acties voor de middellange termijn.
Om zo goed mogelijk vooruit te kijken en effectief te kunnen voorbereiden, is adequate informatievoorziening nodig. Dat wordt niet alleen door dit kabinet, maar ook op Europees niveau onderkend. Daarom wordt er onder meer via het zogeheten Blueprint-netwerk en het Solidariteitsplatform vrijwel dagelijks informatie tussen de Europese instellingen, de Europese agentschappen, EU-lidstaten en internationale organisaties zoals de UNHCR en IOM informatie uitgewisseld over de situatie in Oekraïne, in de grenslanden van Oekraïne en in de rest van de EU. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld opvang(capaciteit), signalen van mensenhandel of wapensmokkel en ontwikkelingen in het conflict.
Deze constante uitwisseling van informatie is zeer waardevol, tegelijkertijd is er ook verbetering mogelijk. Zo kan met name de informatie over reisroutes van ontheemden tussen de EU-lidstaten en informatie over motieven voor terugkeer naar Oekraïne nog verbeteren. Het kabinet zet zich hier in Brussel voor in. Dat ondersteunt het treffen van adequate voorbereidingen op nationaal niveau – met name met het oog op adequate opvangcapaciteit.
Nu Nederland zich in een asielcrisis bevindt die mede wordt veroorzaakt door een aanhoudend hoge instroom, is het de hoogste prioriteit om in Europees verband aan te dringen op concrete acties die de irreguliere instroom van asielzoekers verminderen. Brede beschouwingen over de grondoorzaken van migratie gaan niet op korte termijn tot resultaat leiden, wel concrete afspraken met herkomstlanden, doorreislanden, EU-lidstaten en buurlanden.
Het is van groot belang dat concretere migratieafspraken worden gemaakt met derde landen. Is de staatsecretaris bereid erop aan te dringen bij het Tsjechische voorzitterschap dat de EU hier hoge prioriteit aan geeft? Wil de Staatssecretaris erop aandringen dat de EU hiervoor zowel positieve als negatieve drukmiddelen inzet, zoals toegang tot de Europese markt en ontwikkelingssamenwerking? Welke stappen verwacht de Staatssecretaris dat de EU op dit terrein zet in het komende half jaar? Wanneer de EU niet snel genoeg gaat, ziet de Staatssecretaris dan mogelijkheden om meer samen met gelijkgezinde landen (bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië Benelux, Scandinavië) op te trekken richting derde landen?
EU-lidstaten moeten zich houden aan bestaande afspraken, met name rond Dublin. Daarbij is het van belang dat EU-lidstaten de asielopvang en -procedures voldoende op orde brengen. Is de Staatssecretaris bereid om de landen die dit onvoldoende op orde hebben (bijvoorbeeld Griekenland) aan te spreken? Wil het de Staatssecretaris daarbij gezamenlijk optrekken met gelijkgezinde landen die nu ook geen Dublinclaims kunnen effectueren?
Antwoord
Het kabinet acht het van groot belang dat EU-lidstaten zich houden aan de gemaakte Dublinafspraken. De werking van Dublin hapert sinds geruime tijd en heeft verschillende oorzaken. Zo stonden reisbeperkingen als gevolg van COVID-19-maatregelen de laatste jaren veel transfers in de weg. Ook heeft een aantal lidstaten aangekondigd vanwege de hoge instroom van Oekraïners tijdelijk geen Dublin-transfers in ontvangst te nemen. Daarnaast heeft de Raad van State ten aanzien van een aantal lidstaten geoordeeld dat Nederland er niet zonder meer vanuit kan gaan dat de asiel- en opvangprocedures in bepaalde lidstaten voldoen aan de gemeenschappelijke normen. Het kabinet acht het haperen van Dublin een uiterst zorgwekkende ontwikkeling en kaart zorgen daarover dan ook doorlopend aan bij de Commissie en in bilaterale gesprekken met de betreffende lidstaten. Zo heeft het kabinet recent de Dublin-samenwerking opgebracht in contacten met Griekenland en Kroatië. Ook trekt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid samen met andere lidstaten op die eveneens moeite hebben om Dublin-transfers te effectueren, bijvoorbeeld om overdrachten naar Griekenland weer vlot te kunnen trekken. Mede op aandringen van Nederland organiseerde de Europese Commissie onlangs een ambtelijk overleg met de lidstaten (Contact Comité) over de werking van Dublin, waarin de Commissie heeft laten weten na de zomer te starten met het schrijven van een zogenoemde roadmap die als doel heeft de werking van Dublin te verbeteren. Nederland wenst actief bij te dragen aan deze roadmap en zal ook langs andere wegen tot verbetering blijven aansporen.
We zien dat de meeste asielzoekers naar Nederland reizen door de grens vanuit Duitsland en België over te steken, terwijl zij zich daar ook al in een veilig land met gedegen opvangvoorzieningen bevinden. Andersom gebeurt hetzelfde. Gezien de huidige asielcrisis is het wenselijk om het mobiel grenstoezicht te intensiveren en meer irreguliere migranten terug te sturen naar Duitsland en België. Hiertoe moeten afspraken gemaakt worden met Duitsland en België. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris en is hij bereid hierover en marge van de JBZ-Raad in gesprek te gaan met zijn collega’s uit Duitsland en België?
Antwoord
Uw Kamer is tijdens het CD Asiel- en vreemdelingenbeleid van 30 juni jl. een reactie toegezegd op het verzoek van de VVD-fractie om te onderzoeken of het intensiveren van mobiel grenstoezicht (MTV-toezicht) bij kan dragen aan het beperken van de instroom. Uw Kamer zal hierover in de komende periode geïnformeerd worden.
Het kabinet hecht eraan op te merken dat, ook in geval van geïntensiveerd MTV-toezicht dan wel het herinvoeren van grenstoezicht in algemene zin, een ingediend asielverzoek in Nederland in behandeling dient te worden genomen. Verder worden irreguliere migranten afkomstig uit Duitsland en België op basis van bestaande verdragen tussen Nederland en Duitsland en Nederland en België inzake onder andere het overnemen van personen aan de grens, overgedragen aan Duitsland of België. Binnen deze samenwerkingsverbanden vinden er al gesprekken plaats over personen die de grens oversteken.
De samenwerking met andere Europese lidstaten kan verbeterd worden ten aanzien van het aanpakken van overlastgevers (uit met name veilige landen). Deze veiligelanders reizen door meerdere EU-lidstaten waar zij steeds overlast veroorzaken. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de namen van overlastgevers (bijvoorbeeld die onderdeel zijn van de Top X aanpak) wederzijds te delen met Duitsland en België, zodat zij zowel in Nederland als in onze buurlanden sneller en steviger kunnen worden aangepakt? Is de Staatssecretaris bereid om hiertoe op te roepen in de JBZ-Raad, en en marge de mogelijkheden hiertoe te verkennen met zijn collega’s?
Antwoord
Met de leden van de VVD-fractie is het kabinet van mening dat de overlast op alle manieren moet worden aangepakt. Overlast is niet een probleem dat stopt aan de grenzen van Nederland, maar ook andere EU-lidstaten kan raken. De onderlinge samenwerking moet uiteraard wel binnen de juridische kaders. Dat betekent allereerst uitwisseling van informatie in de context van de Dublinprocedure binnen de kaders van die verordening. In dit verband zal ook het Europees strafregisterinformatiesysteem, het ECRIS TCN, een belangrijke rol kunnen spelen. In dat systeem is zichtbaar in welke landen een derdelander bekend is met een strafrechtelijk verleden en daarmee de andere lidstaten in staat stelt daar passende actie op te nemen om overlast te voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Frontex
De leden van de D66-fractie hebben vaker zorgen uitgesproken over de berichtgeving rondom pushbacks en de (mogelijke) rol van Frontex en zijn blij met de toezegging van de Staatssecretaris om zich hard te maken voor de openbaarmaking van de samenvatting van het recente OLAF-rapport dat heeft geleid tot het aftreden van de uitvoerend directeur van het agentschap. De aan het woord zijnde leden vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten welke voorwaarden hij zal stellen aan het verkiezen van de nieuwe uitvoerend directeur van Frontex. Is de Staatssecretaris bereid toe te zeggen dat Nederland in de Management Board van Frontex haar voorkeur zal laten uitgaan naar een kandidaat die het vertrouwen van het Europees Parlement (EP) heeft gekregen? Zo nee, waarom niet? En wil de Staatssecretaris zich ook hard maken voor een kandidaat die het naleven van het Unierecht en mensenrechten centraal heeft staan?
Antwoord
Zoals bekend liggen er voor Frontex grote uitdagingen en vele aanbevelingen, bijvoorbeeld op het gebied van strategische sturing, interne cultuur en waarborging van fundamentele grondrechten. Met het vertrekken van de vorige Uitvoerend Directeur zijn die uitdagingen natuurlijk niet weg, en is de urgentie des te groter deze op te pakken. Het is van belang dat de positie aldus spoedig wordt ingevuld door iemand met bestuurlijke ervaring, kennis van grensbeheer en een duidelijke visie over de toekomst van het Agentschap om de genoemde aanbevelingen uit te voeren, ook op het terrein van fundamentele grondrechten. Inmiddels is de vacature voor de functie van Uitvoerend Directeur gepubliceerd1. De inschrijving voor deze vacature sluit op 19 juli 2022. De vacaturetekst en specifiek gevraagde capaciteiten en persoonlijke vaardigheden van de nieuwe Uitvoerend Directeur weerspiegelen op een groot aantal terreinen de hiervoor geschetste uitdagingen, bijvoorbeeld het vermogen om sterke werkrelaties op te bouwen en een correcte toepassing van het toepasselijke EU-recht en volledige inachtneming van het rechtskader en het Handvest van de grondrechten van de EU, en correcte uitleg van het volledige mandaat van Frontex. Uiteindelijk zal de Management Board een keuze maken uit de shortlist van de Europese Commissie op basis van art. 107 EGKW Vo. De Management Board zal de kandidaten op hun merites beoordelen waarbij uiteraard de opinie van het Europees Parlement in acht genomen wordt, zoals de Verordening voorschrijft. Indien uiteindelijk niet de voorkeurskandidaat van het Europees Parlement wordt gekozen, zal een schriftelijke verklaring gedeeld worden met het Europees Parlement en de Raad. Op 1 juli is de Uitvoerend Directeur ad interim gekozen. Aija Kalnaja, de plv. uitvoerend directeur Standing Corps, zal de taken waarnemen totdat de nieuwe Uitvoerend Directeur gekozen wordt.
In het licht van de zorgen rondom pushbacks vragen de leden van de D66-fractie naar de operationele plannen van Frontex. Deze zijn niet openbaar en daar hebben deze leden begrip voor. Deze leden vragen echter wel op welke manier mensenrechten worden geborgd in deze plannen en hoe en door wie controle wordt uitgeoefend op deze waarborgen in de plannen. Als Nederlands personeel tijdens hun inzet misstanden signaleert kan dat worden gemeld bij Frontex zelf, maar is de Staatssecretaris het eens met de stelling dat het goed zou zijn om ook een aanspreekpunt te hebben op het ministerie? Juist omdat dat laagdrempeliger en veiliger kan zijn? Kan de Staatssecretaris een update geven over de verbeteringen van het klachtenmechanisme van Frontex zelf?
Antwoord
Zowel Frontex als de KMar houden vóórafgaand aan operaties uitgebreide voorbereidingen waarin o.a. de juridische kaders besproken worden. Ook krijgen de teamleden van een Frontex-operatie uitgebreide training over wat er dient te gebeuren indien zij wel in aanraking komen met vermeende onregelmatigheden.
Het belang van goed functionerende klachtprocedures wordt voorts onderstreept door het kabinet en is reeds deel van de inzet ten aanzien van de implementatie van de EGKW-Verordening en opvolging van de reeks aan aanbevelingen in de Frontex Management Board. Ook onderstreept het kabinet het belang van een effectieve klachtenprocedure in het kader van samenwerkingsovereenkomsten tussen Frontex en derde landen. De verbeteringen in het Frontex klachtenmechanisme zijn inmiddels aangenomen. De effectiviteit van deze aanpassingen zal worden besproken in de Frontex Management Board. Bij een klacht vanuit Frontex wordt deze nationaal opgevolgd door de betrokken organisatie en hierover ook gecommuniceerd met het Agentschap. De klacht wordt hetzelfde behandeld als een nationale klacht.
Er is op dit moment al een aanspreekpunt voor Nederlands personeel, namelijk het Nationaal Contactpunt Frontex (NFPOC) dat belegd is bij de Koninklijke Marechaussee. Hierdoor is er inderdaad een extra laagdrempelige waarborg voor het Nederlandse personeel. Tot slot, de lijnen met de betrokken ministeries zijn kort, een extra aanspreekpunt wordt daarom niet nodig geacht.
Kan de Staatssecretaris reflecteren op de aanbevelingen die de Fundamental Rights Officer van Frontex doet in zijn jaarrapport over 2021?2 Hoe gaat de Staatssecretaris er in Brussel voor zorgen dat deze aanbevelingen, met name onder de categorie «Maximising Impact», worden uitgevoerd?
Antwoord
Het kabinet verwelkomt het jaarlijkse rapport van de Fundamental Rights Officer (FRO). Het rapport omschrijft o.a. het belangrijke werk van de zogeheten fundamental rights monitors, het Serious Incident Report mechanisme, het klachtenmechanisme en de verdere inbedding van grondrechtenwaarborging in trainingen, operationele plannen en overige processen van het Agentschap. De FRO doet verschillende aanbevelingen aan enkele lidstaten en somt de voortgang op aanbevelingen uit de recente onderzoeken, gerelateerd aan grondrechten op. Het kabinet acht het van groot belang dat alle aanbevelingen uit de rapporten serieus en adequaat opgevolgd worden door de betrokken partijen. De FRO beschrijft vervolgens de eigen prioriteiten, waaronder het maximaliseren van impact, het versterken van het Fundamental Rights Office o.a. door de spoedige werving van de overige fundamental rights monitors en het samenbrengen van hulpmiddelen en daarmee sterkere synergie bewerkstelligen. Ten aanzien van het maximaliseren van de impact geeft de FRO aan meer te gaan doen aan opvolging van geleerde lessen, het stroomlijnen van adviezen aan de verschillende onderdelen van het Agentschap en versterking van het monitoren op aanbevelingen te realiseren. Het kabinet steunt de FRO in deze prioriteiten. Dit wordt tevens uitgedragen in de Management Board van Frontex.
Voortgang asiel- en migratiepact
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Tsjechisch voorzitterschap. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe hij ervoor zal zorgen dat de focus op het pact niet verslapt? Steunt Nederland de groep Raadsvoorzitters tot het einde van het mandaat van dit EP (Tsjechie, Zweden, Spanje, Belgie) om te komen tot een gezamenlijke «roadmap» met het EP? Met daarin het duidelijke commitment tot het aannemen van alle dossiers binnen het pact voor het einde van dit mandaat?
Antwoord
De grote uitdagingen op het gebied van asiel en migratie vragen nadrukkelijk om een Europees antwoord. Het kabinet is dan ook verheugd dat onder het Frans voorzitterschap een eerste stap is gezet op de voorstellen van het Asiel- en Migratiepact. De bal ligt, wat de Eurodac- en Screeningsverordening betreft, nu bij het Europees Parlement. Het kabinet hoopt op spoedige en voortvarende behandeling van de voorstellen. Nederland heeft instemmend kennisgenomen van het voornemen van het Tsjechisch voorzitterschap om de stap-voor-stap-benadering gedurende hun voorzitterschapsperiode voort te zetten. Het kabinet stelt zich constructief op bij de bespreking van de betreffende wetgevende voorstellen en zal blijven aandringen op een voortvarende behandeling ervan. Het kabinet steunt het idee van de roadmap met daarin een vooruitblik op de aan te nemen voorstellen voor het einde van het mandaat van het huidig Europees Parlement.
Eurodac
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de stappen die zijn gezet met betrekking tot Eurodac. Voor deze leden is het van belang dat de verzamelde gegevens worden ingezet om vreemdelingen te helpen waar mogelijk. Kan de Staatssecretaris toezeggen in Brussel te pleiten voor een plan van aanpak voor de inzet van deze registratie voor het opsporen en ondersteunen van alleenreizende kinderen?
Antwoord
Onderdeel van de Raadspositie die onlangs door de lidstaten op de herziening Eurodac-verordening is aangenomen, is het voorstel om ook van jonge kinderen biometrische kenmerken te verzamelen. Dit verruimt het instrumentarium voor lidstaten om deze personen te identificeren en om na te gaan of die informatie kan helpen bij de vaststelling van familiebanden of banden met een voogd in een andere lidstaat. Op dit moment ziet het kabinet geen noodzaak voor een plan van aanpak op EU-niveau.
Solidariteitsverklaring
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan de solidariteitsverklaring maar niet tegemoet kan komen aan herplaatsingsverzoeken, zoals ook door de Staatssecretaris gemeld in het vorige debat. Welke acties gaat Nederland ondernemen om te voldoen aan deze solidariteitsverklaring? De lidstaten hebben afgesproken dat «hoge druk als gevolg van secundaire migratiestromen en het gebrekkig functioneren van de Dublinverordeningen» kan worden ingezet als aanleiding om geen solidariteitsbijdrage te leveren. Dat stelt de aan het woord zijnde leden teleur, want op deze manier komen we samen niet verder. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook dit kip-eiverhaal te doorbreken en de solidariteit onverkort door te zetten, aangezien het gebrek aan solidariteit juist leidt tot secundaire migratiestromen en het gebrekkig functioneren van de Dublinverordening.
Antwoord
Het kabinet neemt in de beantwoording van deze vragen ook de beantwoording van gelijkluidende vragen van de PvdA-, SP- en Christenuniefractie over de solidariteitsverklaring mee.
Eenentwintig landen, waaronder Nederland, hebben een verklaring uitgebracht waarin zij zich solidair verklaren met de mediterrane lidstaten van aankomst die onder druk staan. De solidariteitsverklaring bevat een vrijwillig (niet-bindend) mechanisme voor verschillende vormen van solidariteit, waaronder herplaatsing en operationele steun. Lidstaten kunnen zelf aangeven op welke wijze zij vorm wensen te geven aan hun solidariteitsbijdrage. De solidariteitsverklaring geeft er rekenschap van dat lidstaten die onder druk staan – bijvoorbeeld als gevolg van de Oekraïnecrisis of als gevolg van hoge secundaire stromen – hun solidariteitsbijdrage kunnen opschorten. Van de landen die de verklaring hebben ondertekend heeft een deel toegezegd bereid te zijn deel te nemen aan herplaatsing, een deel heeft aangegeven op andere wijzen solidariteit te tonen.
Het kabinet heeft benoemd op dit moment niet tegemoet te kunnen komen aan herplaatsingsverzoeken met het oog op de huidige hoge druk op het nationale asielsysteem. Samen met uw Kamer zal eventuele deelname aan herplaatsing worden heroverwogen op het moment dat de situatie in de nationale opvang aanzienlijk verbeterd is.
Het kabinet ziet herplaatsing niet als de enige manier om solidariteit te tonen. Er zijn verschillende manieren om druk op lidstaten te verlichten. Zo kan bijvoorbeeld ook het verbeteren van de effectiviteit van terugkeer voor verlichting zorgen. Daarnaast heeft het voorkómen van irreguliere migratie naar de EU, onder andere door samenwerking met landen van herkomst en doorreis, ook effect. Het kabinet zet hier dan ook flink op in via migratiepartnerschappen en het bevorderen van opvang in de regio.
Momenteel wordt verder gewerkt aan de operationalisering en uitwerking van het solidariteitsmechanisme. Onder coördinatie van de Commissie zal een inventarisatie plaatsvinden van de behoeften of noden van de mediterrane lidstaten. Nederland zal onder andere op basis van die inventarisatie aangeven op welke wijze het kan bijdragen. Vanzelfsprekend weegt het kabinet daarbij mee dat de druk die momenteel op de nationale asielopvang ervaren wordt, ook betekent dat onze experts in Nederland hard nodig zijn.
Het is aan de lidstaten zelf om bekend te maken op welke wijze zij invulling geven aan solidariteit, besprekingen in de Raad zijn vertrouwelijk. Het feit dat enkele lidstaten de solidariteitsverklaring niet hebben ondertekend, heeft geen invloed op de besluitvormingsprocedures over het Asiel- en Migratiepact op de langere termijn. Omdat het gaat om een vrijwillige verklaring, is er geen inspraak van het Europees Parlement op deze verklaring geweest. Lidstaten gaan zelf over de wijze waarop zij nationale parlementen betrekken. Het kabinet informeert uw Kamer over de kabinetsinzet via de Geannoteerde Agenda’s en verslagen van de JBZ-raden, zo ook over dit onderwerp.
Herziening Schengengrenscode
Tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 juni jl. is een herziening van de Schengengrenscode aangenomen. De aanpassingen met betrekking tot de binnengrenscontroles baren de leden van de D66-fractie zorgen. Deze leden lezen dat «door een plotselinge grote toename van secundaire migratiestromen» een lidstaat met deze herziening kan overgaan tot binnengrenscontroles. Wanneer wordt gesproken van «een plotselinge grote toename van secundaire migratiestromen»? Wil de Staatssecretaris hier een heel helder kader voor scheppen om te voorkomen dat dit instrument willekeurig wordt ingezet? Kan de Staatssecretaris ook een uitleg geven van hoe deze binnengrenscontroles er in de praktijk uit zouden zien? Op basis waarvan kan bijvoorbeeld worden besloten iemand staande te houden?
Antwoord
Tijdens de vorige JBZ-Raad heeft de Raad inderdaad zijn algemene oriëntatie (standpunt) ingenomen over de Schengengrenscode. Het is nu aan het Europees Parlement om ook een standpunt in te nemen, alvorens de trilogen starten.
In de Raadspositie zijn bepalingen opgenomen over het herinvoeren van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. In artikel 25 van het voorstel staat beschreven dat indien zich in de ruimte zonder binnengrenstoezicht een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van een lidstaat voordoet, kan die lidstaat bij wijze van uitzondering aan alle of bepaalde delen van zijn binnengrenzen tijdelijk grenstoezicht herinvoeren. In het Commissievoorstel was reeds opgenomen dat zo’n ernstige bedreiging van de openbare orde of binnenlandse veiligheid met name geacht kan worden te ontstaan, door onder andere grootschalige niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen tussen de lidstaten. Voor het kabinet was het opnemen van een dergelijke bepaling, zoals ook is aangegeven in het BNC-fiche, een belangrijke prioriteit in de aanpak van secundaire migratie. De Raad heeft hier nog aan toegevoegd dat dit een uitzonderlijke situatie dient te zijn, waardoor de totale middelen en capaciteit van de verantwoordelijke nationale diensten aanzienlijk onder druk komen te staan, zoals aangetoond door informatieanalyse en alle beschikbare gegevens, onder meer van EU-agentschappen.
Zoals al het geval was onder de huidige Schengengrenscode, maakt de lidstaat zelf de inschatting of er sprake is van zo’n bedreiging die ertoe noopt om als laatste redmiddel binnengrenscontroles her in te voeren. Ook bepaalt de lidstaat zelf of het grenstoezicht aan de gehele binnengrens wordt ingevoerd, of slechts op delen daarvan. De huidige bepaling in het voorstel in combinatie met de andere geldende voorwaarden biedt in de ogen van het kabinet voldoende waarborgen om te voorkomen dat lidstaten te snel tot binnengrenscontroles zouden overgaan. Europese asielregels blijven van toepassing: indien een asielverzoek wordt ingediend aan de grens dient deze in behandeling te worden genomen.
Het voorstel kent een nieuwe alternatieve mogelijkheid om niet rechtmatig verblijvende derdelanders over te dragen aan de lidstaat vanwaar deze personen de grens overstaken of probeerden over te steken. Hoe staat dit in verhouding tot artikel 4.17 van het Vreemdelingenbesluit, waarin een duidelijk maximum is gesteld aan het aantal controles dat mag worden uitgevoerd om personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding?
Antwoord
Het voorgestelde artikel 23a biedt een mogelijkheid voor lidstaten om illegaal verblijvende derdelanders die op basis van een bilaterale samenwerkingsverbanden zijn aangehouden in de grensstreek over te dragen. Deze bevoegdheid komt naast de bestaande bevoegdheden op grond van artikel 4.17a e.v. Vb. De reikwijdte van de nieuwe bevoegdheid die artikel 23a van het voorstel biedt, raakt dus niet aan de inhoud van artikel 4.17a en artikel 4.17b.
Voornoemde leden lezen dat de Staatssecretaris zich kan vinden in de balans tussen enerzijds de soevereiniteit van lidstaten om binnengrenscontroles te herinvoeren en te verlengen en anderzijds het exceptionele karakter van deze controles in een gebied waarin het vrij verkeer van personen van groot belang is. Kan de Staatssecretaris in detail uiteenzetten hoe deze balans eruit ziet en waarom het vrije verkeer van personen volgens hem voldoende is gewaarborgd? Vindt de Staatssecretaris dat de ruimte voor lidstaten om binnengrenscontroles te blijven verlengen voldoende is ingekaderd? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke manier gaat hij in Brussel pleiten voor heldere kaders?
Antwoord
In de passage uit het verslag van de JBZ-Raad van 9–10 juni jl., waarnaar deze Leden verwijzen, doelt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op artikel 27a, lid 5 van het voorstel. Deze bepaling weerspiegelt het recente arrest van het Hof van Justitie van de EU van 26 april jl., waarin het Hof – kort gezegd – heeft bepaald dat het oneindig verlengen van binnengrenscontroles in strijd is met de huidige Schengengrenscode en de beginselen van vrij verkeer van personen vervat in de EU-verdragen. Tegelijkertijd ligt de bevoegdheid om binnengrenscontroles her in te voeren en te verlengen bij de lidstaten. Een lidstaat beslist of een situatie een ernstige bedreiging vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde. Tussen deze twee uitgangspunten heeft de Raad in de onderhandelingen een balans proberen te vinden. In de ogen van het kabinet is de bepaling in evenwicht. Enerzijds blijft de mogelijkheid bestaan om in een zeer uitzonderlijk geval toch over te gaan tot verlenging van de binnengrenscontroles, anderzijds is dit wel met strenge voorwaarden omgeven. Zo bepaalt het voorstel dat de Commissie op twee momenten een advies schrijft en – indien aan de orde – een aanbeveling doet aan de betreffende lidstaat en moet de lidstaat in kwestie een risicoanalyse uitvoeren. Dat samen was voor het kabinet voldoende om in te stemmen met deze specifieke bepaling. Voor het kabinet is de ruimte voor lidstaten op deze manier voldoende ingekaderd, maar houdt de geschetste principes overeind.
Libië
Heeft de Staatssecretaris reeds kennisgenomen van het rapport van Artsen zonder Grenzen over de misstanden in Libië?3 Kan de Staatssecretaris reageren op de aanbevelingen uit dit rapport? In het vragenuur van 11 mei 2021 heeft de vorige Staatssecretaris duidelijk aangegeven dat drenkelingen die worden opgepikt in het kader van SAR-operaties (search and rescue) dienen te worden ontscheept in een veilige haven en dat bekend is dat Libië geen veilige haven is. Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de voortdurende steun aan de Libische kustwacht, zo vragen de leden van de D66-fractie. Is de Staatssecretaris het eens met de stelling dat het niet uit te leggen is dat Nederlandse steun (via de EU) bijdraagt aan de inhumane situatie in Libische detentiecentra? Kan de Staatssecretaris een overzicht maken van alle financiële, materiële en andere vormen van bijdragen die de EU en Nederland leveren aan Libië en de Libische kustwacht in het kader van SAR-operaties en opvang van vluchtelingen? Is de Staatssecretaris bereid om met zijn collega’s in de JBZ-Raad de huidige voorwaarden voor steun aan Libië te herzien en te werken aan een set aan stevige condities voor de steun die toezien op een menswaardige opvang in Libië? Is de Staatssecretaris het eens met de stelling dat het inhumaan is om mensen onder deze omstandigheden in Libië te laten verblijven? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om (met name de meest kwetsbare) mensen uit Libië te evacueren? Kan hij toezeggen dit in de EU en in de Afrikaanse Unie te adresseren? De Staatssecretaris geeft in reactie op de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) (Kamerstuk 32 317, nr. 756) aan vermeende misstanden in derde landen te adresseren, maar wanneer is volgens de Staatssecretaris de grens van adresseren bereikt en gaat hij – al dan niet in EU-verband – over tot actie?
Antwoord
Het kabinet is bekend met het rapport «Out of Libya» dat woensdag 22 juni door Artsen Zonder Grenzen bij het kabinet onder de aandacht werd gebracht. Het kabinet heeft veel waardering voor de inzet van Artsen zonder Grenzen voor deze mensen. Het rapport geeft een weergave van de schrijnende situatie van migranten en vluchtelingen in Libië en doet een aantal aanbevelingen aan onder meer Europese lidstaten t.a.v. de inzet in Libië. Voorop staat dat het kabinet zich, net als Artsen zonder Grenzen en leden van deze Kamer zich zorgen maakt over de situatie van migranten en vluchtelingen in Libië. Het kabinet keurt arbitraire detentie en detentie onder erbarmelijke omstandigheden te allen tijde af.
Samenwerking met de Libische autoriteiten is volgens het kabinet noodzakelijk om Europese en Nederlandse doelstellingen in Libië te behartigen en de autoriteiten aan te spreken op misstanden. Het kabinet onderstreept daarbij de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten en het belang van due diligence en een human rights based benadering t.a.v. Europese activiteiten in Libië en zet zich daar, ook in Europees verband, voor in. De EU heeft, mede op aandringen van NL, monitoring door een derde partij opgezet om de waarborging van mensenrechten onder projecten gefinancierd door de EU in Libië te beoordelen. Daar zal Nederland aandacht voor blijven vragen.
De inspanningen van de EU in Libië, en de inzet van Nederland daarbinnen, zijn gericht op het tegengaan van mensenhandel- en smokkel, de risico’s die met irreguliere migratie gepaard gaan, het bieden van directe hulp aan en het beschermen van migranten en vluchtelingen die in Libië verblijven en het verbeteren van de behandeling van deze groep na ontscheping en in detentiecentra, het beëindigen van arbitraire detentie en het faciliteren van evacuaties van deze groep. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de onmiddellijke vrijlating van vrouwen en kinderen en het verzekeren van toegang tot de detentiecentra voor humanitaire organisaties. Daarnaast zet de Europese Unie zich eveneens in om vrijwillige terugkeer uit Libië te faciliteren. Nederland ondersteunt bovendien actief het evacuatiemechanisme van UNHCR en IOM door het hervestigen van vluchtelingen die uit Libië zijn geëvacueerd naar de Emergency Transfer Mechanisms in Niger en Rwanda.
Inspanningen om de situatie in detentiecentra te verbeteren en detentiecentra te sluiten hebben geleid tot een scherpe vermindering van het aantal detentiecentra en het aantal gedetineerde migranten. Er bestaan echter zorgen over detentiecentra die buiten de formele overheidsstructuur vallen en over detentiecentra die nu worden beheerd door een nieuwe entiteit binnen de overheid. Ook de VN hulporganisaties waar Nederland en de Europese Unie mee samenwerken hebben geen toegang tot deze detentiecentra onder ander beheer. Nederland heeft middels de Nederlandse Ambassade zorgen hierover uitgesproken richting de Libische autoriteiten en werkt samen met de Europese Unie om te kijken naar mogelijkheden voor humanitaire toegang. De EU werkt aan oplossingen vanuit een trilaterale werkgroep met de VN (inclusief IOM en UNHCR) en de Afrikaanse Unie.
De moeilijke omstandigheden zoals beschreven in het rapport waarin IOM en vooral UNHCR in Libië werken is herkenbaar. Desalniettemin is het van groot belang dat zij aanwezig zijn en blijven. Nederland brengt dit middels de Nederlandse ambassade in Tripoli regelmatig op bij de Libische autoriteiten.
Evenals Artsen Zonder Grenzen en deze Kamerleden, maakt het kabinet zich zorgen om het verlies van levens op zee en onderstreept het belang van het voorkomen daarvan. De Libische autoriteiten hebben net als andere landen, ook een wettelijke taak die volgt uit het internationaal zeerecht om zoek- en reddingsoperaties uit te voeren in hun SAR-zone. Daarom acht het kabinet het van belang dat zij daarin worden ondersteund, met aandacht voor mensenrechten, zoals ook hierboven vermeld.
Tot slot wil het kabinet benadrukken dat in het vragenuur van 11 mei 2021 is toegelicht dat uit het Europees Recht volgt dat wanneer een EU-lidstaat is betrokken bij een SAR-operatie, deze er zorg voor dient te dragen dat ontscheping van drenkelingen niet plaatsvindt in strijd met het principe van non-refoulement.
In antwoorden op Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 238) schreef de vorige Staatssecretaris dat het kabinet niet beschikt over cijfers betreffende de betrokkenheid van commerciële schepen bij SAR-operaties in de Middellandse zee die onder Nederlandse vlag varen dan wel eigendom zijn van een Nederlands bedrijf. Wil de Staatssecretaris dit spoedig uitzoeken en deze reders wijzen op hun verantwoordelijkheden? Deze leden begrijpen dat deze reders geen verplichtingen hebben op basis van het VN-Vluchtelingenverdrag, maar roepen de Staatssecretaris op hen wel te informeren over de gevolgen van ontscheping in landen als Libië. Kan de Staatssecretaris aan deze leden toezeggen in gesprek te gaan met deze reders om te bezien of en hoe Nederland of de EU hen kunnen helpen bij het waarborgen van de mensenrechten van drenkelingen op zee?
Antwoord
Zoals in de beantwoording op de Kamervragen toegelicht, zijn de verantwoordelijkheden van commerciële schepen anders dan de verantwoordelijkheden van staten. Kapiteins van alle schepen, inclusief commerciële schepen, zijn verplicht op grond van internationaal recht om hulp te verlenen. Dit is o.a. geregeld in het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS) en in SOLAS. Kapiteins van commerciële schepen hebben dus de plicht hulp te verlenen aan mensen in nood op zee, en dienen daarbij de instructies van de verantwoordelijke Search and Rescue-autoriteit op te volgen. De SAR-staat dient daarbij tevens rekening te houden met risico’s voor gevaren en vrijheid van personen die aangeven bescherming nodig te hebben. Commerciële schepen dienen al hetgeen voor hen mogelijk is te doen om drenkelingen die aan boord zijn genomen humaan te behandelen en in hun basisbehoeften te voorzien. Daarbij dient wel aangetekend te worden dat het de verantwoordelijkheid noch bevoegdheid is van kapiteins om verzoeken om internationale bescherming in behandeling te nemen.
Er bestaan reeds informatiepagina’s online over de verplichtingen voor commerciële schepen, opgesteld door de International Maritime Organization (IMO), UNHCR en de International Chamber of Shipping.4
Het kabinet is zich bewust van de lastige situatie waarin commerciële schepen zich in dezen kunnen bevinden. Hierom is het kabinet voorstander van een voorspelbaar ontschepingsmechanisme, inclusief de realisatie van veilige havens, in het gehele Middellandse Zeegebied.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Geannoteerde agenda van de informele JBZ-raad van 11 en 12 juli
Het valt de leden van de SP-fractie op dat bij de diverse punten op de geannoteerde agenda staat opgetekend dat er nog geen discussiestuk beschikbaar is of niet duidelijk is wat het Voorzitterschap wil bespreken. Deze leden betreuren dit omdat, zoals de regering ook zal ervaren, het lastig is om de JBZ-Raad voor te bereiden, terwijl dit de eerste Raad onder leiding van Tsjechië is. Kan de Staatssecretaris toezeggen om het Voorzitterschap te verzoeken de komende JBZ-Raden eerder de stukken ter beschikking te stellen?
Antwoord
Het kabinet is het met de leden van de SP-fractie eens dat het wenselijk is om de discussiestukken in een zo vroeg mogelijk stadium te ontvangen. Het kabinet zet er met de verzending van de geannoteerde agenda op in uw Kamer tijdig te informeren en om zo dicht mogelijk op de Raad met uw Kamer van gedachten te kunnen wisselen. Dit vergroot de kans dat stukken beschikbaar zijn. Het betreffende Voorzitterschap gaat zelf over de totstandkoming en verzending van de discussiedocumenten.
Verslag van de formele JBZ-Raad van 9 en 10 juni
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag van de meest recente JBZ-Raad en de verklaring van het tijdelijke solidariteitsmechanisme. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Hebben deze leden het goed begrepen dat de 27 lidstaten een overeenkomst hebben gesloten voor een solidariteitsmechanisme voor een jaar, waarbij lidstaten de zuidelijke transitlanden ondersteunen door middel van herplaatsing, financiële, operationele of personele steun of door de financiering van projecten in derde landen die de migratiedruk verlagen? Kan de Staatssecretaris toelichten wat het vrijwillige karakter van dit mechanisme behelst? Klopt het dat het lidstaten nergens toe dwingt en dat ook bestaande inzet als toereikend kan worden beschouwd?
De leden van de SP-fractie constateren dat het besluit niet door alle lidstaten werd gedragen Welke lidstaten hebben de verklaring niet onderschreven? Wat betekent dit op de lange termijn? Is hiermee het consensusmodel losgelaten en worden besluiten op het terrein van asiel voortaan per gekwalificeerde meerderheid genomen?
De Staatssecretaris geeft in het verslag van de JBZ-Raad aan dat hij de andere lidstaten erop heeft gewezen dat Nederland op dit moment niet aan herplaatsing zal beginnen vanwege de huidige druk op het asielsysteem. Erkent de Staatssecretaris dat de huidige druk op het asielsysteem de eigen schuld is door het af laten nemen van het sociale woningaanbod waardoor statushouders niet uit kunnen stromen en de weigering om een robuust opvangstelsel in te richten? Zo nee, waarom niet? Waarom volgt Nederland niet het voorbeeld van onder andere Duitsland, Frankrijk en België door een toezegging voor een concreet aantal over te nemen asielzoekers te noemen? Die landen worden toch ook geconfronteerd met een hoge druk op de asielopvang door de oorlog in Oekraïne? Op welke manier gaat Nederland dan wel bijdragen aan het solidariteitsmechanisme? Op welke manier hebben nationale parlementen dan wel het Europees Parlement inspraak op dit besluit? Graag ontvangen de aan het woord zijnde leden een toelichting op dit punt.
Antwoord
Voor een antwoord op de vragen over de invulling van de Nederlandse bijdrage aan de solidariteitsverklaring verwijst het kabinet u naar de beantwoording van gelijkluidende vragen van de D66-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris de verwachting onderschrijft dat er onder Tsjechisch Voorzitterschap geen werk gemaakt zal worden van een overeenkomst op het gezamenlijke migratiebeleid.
Antwoord
Het Tsjechisch Voorzitterschap heeft reeds aangegeven de inspanningen van het Franse Voorzitterschap ten aanzien van een stap voor stap aanpak te willen voortzetten. Het kabinet is daarover verheugd. Zoals ook in antwoord op een vraag van de D66-fractie aangegeven blijft het kabinet zich inzetten voor voortgang op het migratie- en asielpact.
Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders
De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorstel van de EC om circulaire migratie mogelijk te maken. Het fiche inzake de status van langdurige ingezetene derdelanders bezien zij in dat licht. Voornoemde leden zijn kritisch op arbeidsmigratie waarbij op grote schaal uitbuiting voorkomt en arbeiders uit hun land van herkomst worden gehaald om economische redenen. Het heeft de voorkeur van deze leden om eerst het binnenlands arbeidspotentieel te benutten en de uitbuiting van werk en wonen van arbeidsmigranten aan te pakken.
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over de positieve grondhouding van de Minister tegenover dit voorstel. Hoewel zij volledig onderschrijven dat migranten die hier langere tijd verblijven inderdaad makkelijker moeten integreren gaat dit voorstel om diverse redenen te ver. Ten eerste vragen deze leden een uitgebreidere weging van de subsidiariteit van dit voorstel. Wat hen betreft zijn lidstaten zelf autonoom in het toekennen van verblijfsrecht aan ingezeten. Waarom ziet de Minister dit anders?
Antwoord
Onderhavig voorstel strekt tot herziening van Richtlijn 2003/109/EG, met het oog op versterking van de positie van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. Het kabinet wil vooropstellen dat de EU op grond van artikel 79, tweede lid, onder a en b, VWEU bevoegd is een dergelijk voorstel te doen. De doelstelling ervan omvat de EU als geheel, heeft grensoverschrijdende aspecten en kan dus alleen door communautaire actie worden bereikt. Daarnaast is sprake van een (beperkte) herziening van een bestaande richtlijn, hetgeen eveneens alleen mogelijk is door middel van optreden op EU-niveau. Hieruit volgt een positieve beoordeling van de subsidiariteit van het voorstel.
Daarnaast zijn de leden van de SP-fractie geschrokken van het voorstel om het inburgeringsexamen buitenland voor gezinsherenigers te laten vallen. Deze leden onderschrijven het standpunt van de Minister dat dit de integratie van gezinsherenigers belemmert. Zij waarderen het dan ook dat de inzet van de Minister is om dit onderdeel te schrappen. Vooruitlopend op de onderhandelingen willen deze leden vragen wat het handhaven van dit onderdeel van het voorstel betekent voor de grondhouding van de Minister op het gehele voorstel.
Antwoord
Het kabinet kan nu niet vooruitlopen op de uitkomsten van de onderhandelingen. Zoals aangegeven heeft het kabinet sterk bezwaar tegen het laten vervallen van het inburgeringsexamen buitenland voor derdelanders die gezinshereniging willen bij een in Nederland verblijvende langdurige ingezetene derdelander die voorheen een reguliere verblijfsvergunning heeft gehad. De Nederlandse inzet zal daarom gericht zijn op aanpassing van dit onderdeel van het voorstel.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de Minister ook kritisch is op het voorstel omdat het betekent dat een vreemdeling die al vijf jaar in Nederland verblijft in een ongunstigere situatie komt te verkeren. Het voorstel van de EC stelt immers dat nationale verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd niet gunstiger mogen zijn voor langdurige ingezeten derdelanders. Stelt de Minister het schrappen van dit voorstel ook als voorwaarde om in te kunnen stemmen met dit voorstel?
Antwoord
Het kabinet hecht eraan dat derdelanders die tien jaar of langer legaal in Nederland verblijven een nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kunnen krijgen, ook wanneer zij niet aan het middelenvereiste voldoen. De inzet van Nederland in de onderhandelingen zal er dan ook op gericht zijn om het voorstel zodanig aan te passen dat deze uitzonderingsmogelijkheid in de richtlijn opgenomen wordt ofwel voor Nederland behouden blijft. In algemene zin kan het kabinet niet vooruitlopen op mogelijke onderhandelingssituaties en de positie van Nederland daarin.
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over het middelenvereiste in het voorstel. Het wordt namelijk mogelijk dat middelen die door een derde persoon beschikbaar worden gesteld mee kunnen tellen om aan het middelenvereiste te voldoen. Vreest de Minister ook dat dit gebruikt kan worden voor werkgevers om personeel van buiten de EU te halen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet benadrukt dat vreemdelingen die voor de langdurig ingezetene status in aanmerking komen al minimaal vijf jaar rechtmatig in de EU verblijven, op nationale gronden dan wel op grond van het EU-recht. Werkgevers zouden volgens het Commissievoorstel als derden kunnen fungeren, zodat de vreemdeling in Europa kan blijven en meer rechten krijgt toegekend. Het middelenvereiste is dan ook niet bedoeld om arbeidsmigratie tegen te gaan, maar om te waarborgen dat men zichzelf kan onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op algemene middelen, zoals de bijstand. Dat neemt niet weg dat het kabinet twijfels heeft bij het voorstel van de Commissie om bij het middelenvereiste ook middelen die door derden worden verstrekt mede te betrekken. Voor de uitvoering wordt het in ieder geval moeilijker om te beoordelen in hoeverre de door een derde beschikbaar gestelde middelen voldoende stabiel zijn.
Eventueel oneigenlijk gebruik door werkgevers wordt overigens tegengegaan door de arbeidsmarkttoets, die het kabinet in huidige vorm in stand wil houden. Voor een langdurig ingezetene derdelander die vanuit een andere lidstaat naar Nederland komt om arbeid te verrichten, geldt momenteel een arbeidsmarkttoets gedurende de eerste twaalf maanden van zijn of haar verblijf. Pas na een positieve beslissing mag hij of zij werken. Zoals aangegeven in het BNC-fiche heeft het kabinet bezwaar tegen het voorstel om de arbeidsmarkttoets af te schaffen wanneer een langdurig ingezetene vanuit een andere lidstaat naar Nederland komt voor arbeid. Het moet aan de lidstaten blijven om te beslissen over de toegang van derdelanders, afhankelijk van de behoeften van de nationale arbeidsmarkt.
Als laatste onderschrijven de leden van de SP-fractie het bezwaar van de Minister tegen het schrappen van de arbeidsmarkttoets. Deze leden onderschrijven dat lidstaten zelf moeten blijven beslissen over de toegang van derdelanders.
Al het bovenstaande in overweging nemende zijn de leden van de SP-fractie onvoldoende overtuigd van het voorstel. Ook ondanks het feit dat zij vinden dat integratie van legale EU-ingezetenen verbeterd zou moeten worden. Daarom vragen zij de Minister of deze bereid is om bij nader inzien alsnog een negatieve grondhouding aan te nemen tegenover het voorstel.
Het kabinet maakt een onderscheid tussen enerzijds het doel van de richtlijn en anderzijds de voorstellen die de Commissie doet om aan dit doel concrete invulling te geven. Zo is het kabinet kritisch op het voorstel om de arbeidsmarkttoets af te schaffen wanneer een langdurig ingezetene derdelander vanuit een andere lidstaat naar Nederland komt voor arbeid. Zoals aangekondigd in het BNC-fiche zal deze kritiek zal weerslag vinden in de Nederlandse positie in de onderhandelingen. Evenwel vormt ze voor het kabinet geen aanleiding om de positieve grondhouding ten opzichte van het doel van het voorstel, de versterking van de positie van de langdurig ingezetene derdelander, te herzien.
Fiche: Richtlijn inzake enkelvoudige toelatingsprocedure en de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA)
De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorstel van de EC om circulaire migratie mogelijk te maken. De fiche richtlijn inzake één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven bezien zij in dat licht. Deze leden zijn kritisch op arbeidsmigratie waarbij op grote schaal uitbuiting voorkomt en arbeiders uit hun land van herkomst worden gehaald om economische redenen. Het heeft de voorkeur van voornoemde leden om eerst het binnenlands arbeidspotentieel te benutten en de uitbuiting van werk en wonen van arbeidsmigranten aan te pakken.
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over de positieve grondhouding van de Minister tegenover het versoepelen van de richtlijn inzake de enkelvoudige toelatingsprocedure en de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Hoewel voornoemde leden volledig onderschrijven dat migranten die hier langere tijd verblijven inderdaad makkelijker moeten integreren gaat dit voorstel om diverse redenen te ver. Ten eerste vragen deze leden een uitgebreidere weging van de subsidiariteit van dit voorstel.
Zij vragen of het zinvol is dat een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) volgens het voorstel van de EC voortaan ook op het grondgebied van de lidstaat mag worden aangevraagd. In welke omstandigheden zou dit op deze volgorde kunnen plaatsvinden? Kan hier een voorbeeld van worden gegeven?
Hierbij valt in de Nederlandse context bijvoorbeeld te denken aan derdelanders die op basis van een visum kort verblijf (Schengenvisum) in Nederland verblijven. Voor het kabinet is van zwaarwegend belang dat ook in een dergelijke situatie het mvv-vereiste (machtiging tot voorlopig verblijf) onverkort gehandhaafd blijft, gelet op het uitgangspunt dat een mvv-plichtige vreemdeling in het land van herkomst de beslissing op zijn aanvraag afwacht. Uit het voorstel kan niet met volledige zekerheid worden afgeleid of dit mogelijk blijft. Het kabinet beziet dit onderdeel derhalve kritisch, en zal de Commissie om duidelijkheid vragen.
Verder staan deze leden kritisch tegenover het voorstel dat een arbeidsmigrant van werkgever zou kunnen veranderen zonder een nieuwe GVVA te hoeven aanvragen. Voornoemde leden zien de GVVA als een mogelijkheid om specifieke arbeid in te vullen die niet in te vullen is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Deelt de Minister de mening dat dit zou moeten betekenen dat een werknemer voor een specifieke baan naar Nederland komt en dus niet de concurrentie zou moeten opzoeken op de Nederlandse arbeidsmarkt? Kan de Minister voorbeelden geven van situaties waarin is gebleken dat mensen met een GVVA slachtoffer zijn geworden van exploitatie? Waarin schoot de huidige wetgeving in die situaties tekort?
Het voorstel om een arbeidsmigrant eenvoudiger van werkgever te laten wisselen, houdt de mogelijkheid om een arbeidsmarkttoets te vereisen bij een wisseling van werkgever in stand. Daarmee blijft geborgd dat ook een tweede werkgever eerst binnen Nederland en de EER moet zoeken naar aanbod om de functie te vervullen. Wel maakt het kabinet zich – zoals aangegeven in het BNC-fiche – zorgen over de termijn waarbinnen de arbeidsmarkttoets moet plaats hebben, namelijk 30 dagen. Dat is bijzonder kort voor een adequate toets bij de tweede werkgever. Bovendien is een belangrijk bezwaar voor Nederland dat bij verandering van werkgever er wel een arbeidsmarkttoets mag worden uitgevoerd, maar dat niet is geregeld dat dit ook kan voor andere relevante toetsen, zoals die op arbeidsvoorwaarden en op overtreding van relevante arbeidswetten door de werkgever. Het kabinet zal hier aandacht voor vragen in de onderhandelingen.
In algemene zin komen misstanden bij arbeidsmigranten helaas nog te vaak en te breed voor. Het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten is daarom een belangrijke prioriteit van het kabinet. Derdelander arbeidsmigranten zijn in sommige gevallen nog kwetsbaarder voor uitbuiting dan EU-arbeidsmigranten. Als gevolg van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA), zijn zij immers voor het verblijf afhankelijk van de werkgever. Om die reden staat het kabinet in beginsel positief tegenover het doel van de Europese Commissie om de afhankelijke positie van de arbeidsmigrant ten aanzien van de werkgever te verminderen. Het voorstel om het eenvoudiger te maken om te wisselen van werkgever, sluit ook grotendeels aan bij de huidige praktijk in Nederland. Zoals aangegeven heeft het kabinet nog wel een aantal belangrijke aandachtspunten bij de uitwerking.
De leden van de SP-fractie staan om dezelfde reden kritisch tegenover het voorstel om een GVVA nog drie maanden geldig te laten zijn nadat een arbeidsmigrant zijn baan verliest. Hoe denkt de Minister dat deze arbeidsmigrant tijdens deze drie maanden in onkosten kan voorzien? Ziet de Minister hierin geen vergroot risico op dakloosheid? Kan de Minister toelichten hoe de IND hier toezicht op zou moeten kunnen houden?
Als een arbeidsmigrant werkloos wordt, trekt de IND in de regel pas na drie maanden de gvva in om de arbeidsmigrant de mogelijkheid te geven ander werk te vinden. Het is uiteraard aan de arbeidsmigrant zelf of hij/zij hier gebruik van wil maken, of terug wil keren naar het land van herkomst. Aangezien het voorstel om een gvva nog drie maanden geldig te laten zijn nadat een arbeidsmigrant zijn baan verliest, aansluit bij de huidige praktijk in Nederland, ziet het kabinet geen vergroot risico op dakloosheid.
Al het bovenstaande in overweging nemende zijn de leden van de SP-fractie onvoldoende overtuigd van het voorstel. Ook ondanks het feit dat zij vinden dat integratie van legale EU-ingezetenen verbeterd zou moeten worden. Daarom vragen zij de Minister of deze bereid is om bij nader inzien alsnog een negatieve grondhouding aan te nemen tegenover het voorstel.
Met het voorstel beoogt de Commissie om de toelatingsprocedure voor arbeidsmigranten doelmatiger te maken en om de positie van de arbeidsmigrant te versterken. Over beide doelstellingen oordeelt het kabinet positief, hoewel bij de nadere uitwerking er wel een aantal belangrijke bezwaren, aandachtspunten en (praktische) vragen is. Het is belangrijk dat het voorstel zich richt op de procedurele aspecten van de toelating van arbeidsmigranten van buiten de EU en geen inhoudelijke criteria voor de toelating van hen bevat. De bezwaren, aandachtspunten en (praktische) vragen zijn echter niet van zodanige aard dat zij aanleiding geven de positieve grondhouding te herzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en specifiek van de drie akkoorden over het migratiepact die door de Raad zijn aangenomen. Alhoewel het in algehele zin positief is dat er stappen worden gezet, hebben de aan het woord zijnde leden een aantal vragen en opmerkingen aangaande deze akkoorden. Klopt het dat enkel vier of vijf landen zich hebben gecommitteerd aan concrete quota voor de verdeling van vluchtelingen? Zo ja, welke landen zijn dit? Klopt het dat dit alleen vluchtelingen en migranten betreft die op zee worden gered? Wat is volgens u de handtekening van Nederland onder de politieke verklaring voor de solidariteitsdeal waard, als bij voorbaat wordt gezegd dat ons land niet meedoet aan de verdeling van vluchtelingen? Gaat u zich op korte termijn wel voegen bij de landen die zich hebben gecommitteerd aan concrete quota? Betekent volgens u het feit dat onder andere de Visegrad-landen niet de politieke verklaring voor de solidariteitsdeal hebben getekend, dat zij op termijn ook niet zullen bijdragen aan het Pact door middel van financiële of materiële middelen?
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op gelijkluidende vragen van de D66-fractie.
Ook aangaande de resterende akkoorden betreffende Eurodac en screening, hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen en opmerkingen. Op welke manier worden landen als Griekenland en Italië onder de gesloten akkoorden ondersteund bij het uitvoeren van de beoogde versnelde grensprocedures? Op welke manier worden zorgvuldigheid en het respect voor fundamentele vrijheden gewaarborgd in deze akkoorden en welke instantie gaat hier toezicht op houden?
Antwoord
Uitvoering van de Screeningsverordening ligt uiteraard in de eerste plaats bij de lidstaten. Lidstaten kunnen hulp krijgen bij de uitvoering van grensbeheertaken, waar de afspraken in de Screeningsverordening deel vanuit maken. In Griekenland ondersteunde Frontex al bij de identificatie van vreemdelingen, waarbij een werkproces wordt gehanteerd dat sterke overeenkomsten vertoond met het proces in de Screeningsverordening. Zoals bekend kent de Screeningsverordening ook een monitoringsmechanisme, waardoor een voortdurende toets op de uitvoering plaats kan vinden. Daarnaast is er periodiek een beoordeling op basis van het Schengenevaluatiemechanisme.
Wat is de stand van zaken van de onderhandelingen omtrent de Schengengrenscode? Deelt u de zorgen van de aan het woord zijnde leden dat de voorgestelde clausule voor «instrumentalisering van migratie» de-facto het recht op het aanvragen van asiel inperkt? Zo ja, bent u bereid ervoor te pleiten deze clausule te schrappen of ervoor te zorgen dat er geen misbruik van deze clausule kan worden gemaakt?
Antwoord
Het kabinet acht het van belang dat lidstaten worden ondersteund als zij worden geconfronteerd met een complexe situatie waarin migratie wordt geïnstrumentaliseerd en dat de Unie daarvoor een algemeen geldend kader schept dat kan worden ingeroepen. Hiervoor biedt het voorstel inzake de Schengengrenscode een aantal maatregelen, zoals het beperken van openingstijden van grensdoorlaatposten. Voor het kabinet staat voorop dat het recht op asiel en het principe van non-refoulement gewaarborgd blijven. Het kabinet hecht er verder waarde aan dat de noodprocedure niet zonder meer wordt ingezet bij een verhoogde instroom aan de buitengrens. Daarom zal het kabinet vasthouden aan de procedurele waarborgen die zijn opgenomen in het andere voorstel inzake instrumentalisering van migranten dat een bepaalde toestemmingsprocedure kent.5 Zo acht het kabinet de maatregelen die lidstaten kunnen nemen in geval van instrumentalisering van migranten voldoende gewaarborgd.
En in algemene zin, kunt u schetsen op welke manier een vervolg wordt gegeven aan de onderhandelingen omtrent het Migratiepact?
Antwoord
Onder het Franse Voorzitterschap hebben de lidstaten een gezamenlijke Raadspositie bereikt over de Eurodac- en Screeningsvoorstellen. Zodra ook het Europees Parlement een positie heeft ingenomen over deze voorstellen, kan het gesprek tussen beide Unie-wetgevers en de Commissie in de triloog starten. Het is nog niet bekend wanneer het Europees Parlement de genoemde positie zal hebben ingenomen. Het kabinet hoopt op spoedige en voortvarende behandeling van de voorstellen. Verder heeft het Tsjechische Voorzitterschap laten weten de door het Franse voorzitterschap gehanteerde stap-voor-stap-benadering te willen voorzetten. De dossiers waarop men als eerste stappen wil zetten, zijn nog niet bekend. Wel is bekend dat het Tsjechisch voorzitterschap, samen met aankomend voorzitters Zweden, Spanje en België, met het Europees Parlement werkt aan een roadmap tot vooruitbrengen van het Pact. Ook wenst het Tsjechisch voorzitterschap verder te gaan met de ontwerpverordening aanpak instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel.
De leden van de PvdA-fractie wijzen daarnaast op een rapport genaamd «Migrants in the Balkans and Central Eastern Europe» van Speciaal VN-Rapporteur voor Human Rights of Migrants, Felipe González Morales. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op dit rapport, waarin wordt geconcludeerd dat vluchtelingen in Kroatië, Servië, Roemenië, Noord-Macedonië en Griekenland op grote schaal te maken krijgen met illegale pushbacks? Waarom gaat de Staatssecretaris ondanks het bewijs voor deze illegale praktijken en de betrokkenheid van Frontex hierbij, de Nederlandse inzet van Frontex-operaties in landen waar deze pushbacks voorkomen uitbreiden? Is de Staatssecretaris bereid deze bijdragen op te schorten zolang deze illegale praktijken voortduren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet gaat er vanuit dat de leden van de PvdA-fractie verwijzen naar het rapport van de Special Rapporteur on the human rights of migrants, getiteld «Human Rights violations at international borders: trends, prevention and accountability», van 26 april 2022. 6 Het rapport gaat in op de situatie aan grenzen voor migranten wereldwijd. Zoals uw Kamer bekend vindt het kabinet berichtgeving over pushbacks zorgelijk. Lidstaten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grenstoezicht. Voor Lidstaten met buitengrenzen is dit niet altijd eenvoudig. Echter staat voorop dat optreden aan de grens altijd in lijn moet zijn met Europees en Internationaal Recht. Het is belangrijk dat er serieuze opvolging wordt gegeven aan dergelijke beschuldigingen. Zo verwelkomt het kabinet dat Kroatië een monitoringsmechanisme heeft opgezet met steun van de Commissie, dat dient toe te zien op de naleving van fundamentele rechten bij grensbewaking. Verder dient de Commissie als hoedster van de verdragen haar taak hier serieus te nemen. Zoals uw Kamer bekend benadrukt het kabinet verder in de relevante internationale gremia en in bilaterale contacten het belang van naleven van EU- en internationaal recht bij grensbewaking. Dat zal het kabinet blijven doen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dat ook recent nog gedaan in gesprekken met zijn Griekse en Kroatische collega’s.
Verder is er tot op heden uit de verschillende onderzoeken steeds geconcludeerd dat er geen bewijs is dat Frontex zich schuldig maakt aan de uitvoering van illegale pushbacks. Ten aanzien van de bijdrage aan Frontex ziet het kabinet geen mogelijkheid om de personele en materiele bijdrage voorwaardelijk te maken, simpelweg omdat dit niet in lijn is met de EGKW-Verordening. Daarnaast hecht het kabinet aan deelname. De EGKW-Verordening is zo opgesteld dat er geen voorwaarden gehangen kunnen worden aan deelname, dit om te voorkomen dat er alsnog grote tekorten ontstaan en het Agentschap niet adequaat kan reageren op acute dreigingen. Tot slot, de aanwezigheid van Frontex aan de buitengrenzen draagt bij aan het zicht op de activiteiten en situatie aan de EU-buitengrenzen.
De leden van de PvdA-fractie hebben verder met afschuw kennis genomen van de vele slachtoffers die zijn gevallen in Melilla. Naar aanleiding hiervan eisen mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International een onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen. Hoe vindt u dat een dergelijk onderzoek vorm moet worden gegeven? Bent u bereid om voor een dergelijk onderzoek te pleiten tijdens de JBZ-Raad?
Antwoord
De gebeurtenissen in Melilla acht het kabinet betreurenswaardig en problematisch. Het kabinet sluit zich aan bij uitspraken van Commissaris Johansson, die de situatie verontrustend noemt, en de VN en de Afrikaanse Unie steunt in hun oproep voor onderzoek in dit tragische verlies van mensenlevens. De Spaanse Ombudsman en de leiding van het Spaans OM zijn inmiddels een onderzoek gestart. Marokko heeft de Conseil National des Droit de l’Homme (CNDH) gevraagd een missie te sturen voor een onderzoek.
Marokko is een belangrijke partner voor de EU in het tegengaan van irreguliere migratie en in het bewaken van de buitengrenzen. Hierbij staat voorop dat grensbewaking te allen tijde wordt uitgevoerd conform de geldende EU- en internationale wet- en regelgeving.
Het kabinet is niet voornemens dit nu in EU verband te agenderen. Eurocommissaris Johansson heeft hier reeds veel aandacht voor. Gezien het de grens van een Europese lidstaat betreft is eventuele verdere inzet in EU verband in eerste instantie aan hen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de stukken ten behoeve van de Informele JBZ-Raad van 11 en 12 juli aanstaande. Deze leden hebben nog de volgende vragen.
Situatie Oekraïne
De leden van de GroenLinks-fractie waarderen de onvermoeibare inzet om Oekraïense ontheemden opvang en veiligheid te verschaffen. Deze leden hebben gezien dat the office of the United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) spreekt van de hoogste noodsituatie. In dat licht bezien vragen deze leden welke bijdrage Nederland levert aan de opvang van deze groep. Tot en met 23 juni jl. zijn er 26 personen in drie vluchten vanuit Moldavië overgebracht naar Nederland. In de wetenschap dat ruim zes miljoen mensen op de vlucht zijn geslagen vragen deze leden of onderlinge afspraken om de omliggende (EU-)landen te ontlasten niet moeten worden heroverwogen.
Antwoord
Het kabinet heeft zich vanaf het begin van het conflict als gevolg van de Russische invasie in Oekraïne ingezet om een veilig verblijf te bieden voor Oekraïense ontheemden die een veilig plek zoeken in de EU. Vanaf de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming tot nu hebben ongeveer 67.000 ontheemden uit Oekraïne zich geregistreerd in Nederland. Onder de voorzieningen van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, biedt Nederland hen onderdak, toegang tot zorg, onderwijs en de arbeidsmarkt.
Van alle EU-landen dragen de grenslanden van Oekraïne door het conflict de zwaarste lasten. Vanaf het begin van het conflict heeft het kabinet het belang van het steunen van deze grenslanden daarom onderstreept. Het kabinet steunt dan ook de inzet die wordt geboden aan de grenslanden onder meer door de inzet van experts van EU-agentschappen zoals het Europees Asielagentschap en Frontex. Daarnaast besloot de Raad samen met het Europees Parlement om EU-lidstaten ook financieel meer ruimte te bieden, door onder meer de bestaande cohesie- (CARE) en asiel- en migratie (AMIF-)budgetten zo flexibel mogelijk in te laten zetten.
Moldavië is als een van de grenslanden van Oekraïne door het conflict enorm onder druk komen te staan. Het kabinet steunt de EU-inzet om dit buurland van de EU zo veel als mogelijk bij te staan. Om de druk te verlichten, zegde Nederland, samen met elf andere EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein toe om Oekraïense ontheemden over te nemen van Moldavië. Er zijn tot dusver 26 personen overgebracht. Een belangrijke reden dat het aantal overgebrachte ontheemden laag is, is dat er onder de resterende doelgroep in Moldavië beperkt animo is om overgebracht te worden naar landen die verder weg liggen van Oekraïne, zoals Nederland. Nederland blijft gecommitteerd om de druk op Moldavië te verlichten en werkt door om de overbrengingen tot stand te brengen, samen met de betrokken internationale organisaties. Daarbij is onder andere constant aandacht voor goede informatievoorziening – over de situatie in Nederland en aanwezige voorzieningen – om mensen te bewegen een vertrek te overwegen.
Asiel- en Migratiepact
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat het Franse voorzitterschap erop inzet dat 10.000 asielzoekers zullen worden herplaatst. Volgens schattingen zullen Griekenland, Cyprus, Italië, Malta en Spanje gezamenlijk zo’n 150.000 asielzoekers binnenkrijgen. Relocatie is noodzakelijk, zo veronderstellen deze leden. Duitsland heeft al beloofd 3.500 asielzoekers over te nemen, Frankrijk 3.000 en Portugal en Ierland allebei 350. Klopt het dat de Nederlandse inzet erop neerkomt dat op dit moment geen herplaatsing naar Nederland zal plaatsvinden, terwijl er wél wordt ingezet op het leggen van Dublinclaims, zelfs in de gevallen dat asielzoekers als eerste zijn binnengekomen in een EU-lidstaat dat al zwaar is overbelast? Is de Staatssecretaris bereid om onder deze omstandigheden af te zien van het leggen van Dublinclaims en deze asielverzoeken in Nederland af te doen?
Antwoord
Zoals ook in antwoord op vragen van de leden van de D66-fractie over de Nederlandse bijdrages aan de solidariteitsverklaring benoemd, heeft het kabinet aangegeven op dit moment niet tegemoet te kunnen komen aan herplaatsingsverzoeken met het oog op de huidige hoge druk op het nationale asielsysteem. Op de in de vraag neergelegde suggestie om af te zien van het leggen van Dublinclaims op de zuidelijke lidstaten, kan worden aangegeven dat het kabinet dat niet voornemens is omdat het de druk op ons nationale asielsysteem juist verder zou verhogen. Overigens wordt aanvullend nog opgemerkt dat terugsturen van asielzoekers in het kader van Dublin naar enkele van de in de vraag genoemde lidstaten niet mogelijk is, omdat die lidstaten zich, volgens diverse gerechtelijke uitspraken, niet houden aan de Europese afspraken over de minimumnormen van de asiel- en opvangstandaarden.
Pushbacks
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het nieuws dat Griekenland migranten dwingt om te helpen andere migranten het land uit te zetten. Is de Staatssecretaris bereid om, in navolging van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken Baerbock en EU-commissaris Johansson, in het komend overleg zijn afkeer hierover uit te spreken en er onder meer voor te pleiten dat de Europese Commissie onderzoekt hoe de beschikbaarheid van EU-fondsen afhankelijk gesteld kan worden van de naleving van mensenrechten? Is de Staatssecretaris bereid om in dit verband te benadrukken dat de Nederlandse operationele inzet op Frontex afhankelijk is van de naleving van Europees erkende mensenrechten?
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen van de leden van de Groenlinks-fractie over het betreffende bericht. Het kabinet acht het van belang dat dergelijke incidenten nader worden onderzocht door de Griekse autoriteiten. In bilaterale contacten, waaronder die tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en zijn collega’s, wordt dit door Nederland benadrukt. Daarnaast blijft het kabinet bij Griekenland en de Europese Commissie het belang benadrukken van een onafhankelijk EU monitoringsmechanisme. In dat licht verwelkomt het kabinet tevens het gesprek van Commissaris Johansson op 30 juni jl. met de Griekse autoriteiten over grensbeheer, migratie en grondrechten.
In de verordening tot oprichting van het fonds voor geïntegreerd grensbeheer is opgenomen dat uit dat instrument gefinancierde acties worden uitgevoerd met volledige inachtneming van grondrechten. De Commissie heeft als taak als hoedster van de verdragen toe te zien op de naleving van het EU-recht door de lidstaten. Dit is zo in de verdragen verankerd en tevens een algemeen principe in de Europese rechtsorde. Deze taak heeft de Commissie ook ten aanzien van de naleving van de betreffende verordening inzake het fonds voor geïntegreerd grensbeheer. Met uw Kamer is eerder gedeeld dat het op basis van de reeds voor zeven jaar (2021–2027) vastgestelde EU-wetgeving rondom het meerjarig financieel kader op dit moment niet mogelijk is de financiering voor verschillende vormen van grensbeheer voorwaardelijk te maken.7
Ten aanzien van de vraag over Frontex verwijst het kabinet graag naar de beantwoording op een gelijkluidende vraag van de leden van de PvdA-fractie.
Onderzoek Artsen zonder Grenzen «Out of Libya»
Artsen zonder Grenzen heeft een rapport aangeboden over de migratieprojecten in Libië. De leden van de GroenLinks-fractie hebben altijd al hun zorgen geuit over het al dan niet afgesproken inschakelen van derde landen die ingezet worden om asielzoekers af te houden. Hoe kan immers worden toegezien op de naleving van EU-mensenrechten? Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven op dit rapport? Onderschrijft de Staatssecretaris de oproep van Artsen zonder Grenzen om afspraken met de Libische autoriteiten te herzien en naleving van mensenrechten te eisen, om financiering van Libische pushbacks op de Middellandse Zee te beëindigen en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), UNHCR en andere niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) in staat te stellen hun mandaat uit te oefenen?
Antwoord
Het kabinet verwijst graag naar de beantwoording op een gelijkluidende vraag van de leden van de D66-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Impact oorlog Oekraïne op veiligheidsgebied
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke besluiten de Raad heeft genomen ten aanzien van de bescherming van vluchtelingen tegen de risico’s van mensenhandel, arbeidsuitbuiting of seksuele uitbuiting. Hoe krijgt dit onderwerp Europees en in Nederland blijvend aandacht?
Antwoord
Mensenhandelaren kunnen misbruik maken van vluchtelingen in kwetsbare situaties. Tijdens de buitengewone JBZ-Raad van 28 maart jl. inzake de Oekraïne crisis heeft de Europese Commissie een 10-punten plan gepresenteerd waar de bestrijding van mensenhandel ook onderdeel van uitmaakt. Sindsdien is de voortgang van het plan diverse malen in Raadsverband besproken. Ook lopen er diverse andere activiteiten die hieronder uiteen worden gezet. Het kabinet steunt de extra aandacht voor het tegengaan van mensenhandel.
Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne heeft de Anti-Trafficking Coordinator van de Europese Commissie regelmatig extra vergaderingen van de Europese werkgroep rondom Mensenhandel georganiseerd, met als doel het onderling informeren over mogelijke concrete meldingen van mensenhandel en van de activiteiten op het gebied van bewustwording (zoals best practices en flyers die zijn opgesteld). Op 11 mei jl. heeft de Europese Anti-Trafficking Coordinator vervolgens, in samenspraak met de Europese Lidstaten, een «Anti-Trafficking Plan Ukraine» gepresenteerd om de versterkte aanpak vast te leggen.
Daarnaast monitort Europol gezamenlijk met de desbetreffende grenslanden de signalen van mensenhandel nauwlettend. Zij hebben daarbij in het bijzonder aandacht voor kwetsbare groepen. Binnen de EU vinden ook informatie-uitwisseling en gerichte acties plaats binnen het door Nederland geleide, operationele samenwerkingsverband rondom mensenhandel, EMPACT-Trafficking Human Beings. Europol, Eurojust en Frontex en ook Oekraïne zijn partner in dit samenwerkingsverband.
Voorts vindt er afstemming plaats tussen EMPACT-THB en de Europese werkgroep rondom Mensenhandel, onder leiding van de Europese Anti-Trafficking Coördinator.
Op nationaal niveau is een overleg ingesteld met alle betrokken ketenpartners en organisaties van het maatschappelijk middenveld binnen het mensenhandeldomein, dat regelmatig bijeenkomt.
Tijdens dit overleg wordt informatie uitgewisseld over eventuele signalen mensenhandel, maar ook over de activiteiten van alle organisaties op het gebied van bewustwording van signalen en de ontwikkeling van flyers en andere informatie, die aan verschillende doelgroepen aangeboden is en wordt.
Signalen uit dit overleg worden, waar nodig, met het nieuwe DG Oekraïne gedeeld. Het Expertisecentrum Mensenhandel Mensensmokkel heeft sinds de start van de oorlog drie keer een nationaal (met aandacht voor de Europese situatie) Strategisch Intelligence Beeld opgesteld ten aanzien van signalen mensenhandel. Het derde en laatste Strategic Intelligence Beeld is op 28 juni jl. gepubliceerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de Staatssecretaris prioriteit lijkt te geven aan het voorkomen van misbruik van voorzieningen door ontheemden. Zou het niet beter zijn de registratie van ontheemden juist vooral te gebruiken om signalen van uitbuiting tegen te gaan, in plaats van vanuit wantrouwen te handelen, zoals hier lijkt te gebeuren. Deze leden vragen welke vervolgafspraken de Staatssecretaris wenselijk acht om signalen van uitbuiting eerder te ontvangen en ook vervolgens al vroeg in te kunnen grijpen.
Antwoord
Op het registratieplatform wordt data opgeslagen van ontheemden uit Oekraïne die tijdelijke bescherming genieten in een EU-lidstaat.
Het primaire doel van het registratieplatform is om te helpen verzekeren dat personen die tijdelijke bescherming genieten effectief van hun rechten gebruik kunnen maken in alle lidstaten, terwijl mogelijk oneigenlijk gebruik wordt beperkt. Het kabinet verwelkomt ontheemden uit Oekraïne in Nederland om hen een veilige plek te bieden. Tegelijkertijd wil het kabinet misbruik van voorzieningen – bijvoorbeeld door gebruik te maken van voorzieningen in meerdere lidstaten tegelijkertijd – voorkomen, omdat dit het publieke draagvlak voor de opvang van Oekraïners aantast. Mede daarom heeft het kabinet het opzetten van dit registratieplatform gesteund.
Het registratieplatform biedt geen directe mogelijkheden om uitbuiting tegen te gaan, anders dan inzicht in waar mensen geregistreerd staan. Voor het antwoord op de vraag wat het kabinet doet om signalen van uitbuiting te ontvangen en om in te grijpen, verwijst het kabinet graag naar de beantwoording van de vorige vraag.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij het voortouw neemt om juist ook aan de grenzen met Oekraïne voor menswaardige opvang te zorgen en mensenhandel en uitbuiting te bestrijden. Specifiek vragen deze leden naar de mogelijkheid van het instellen van de door UNICEF aanbevolen Blue Dot hubs, veilige havens voor kinderen, vrouwen, gezinnen en mensen met een beperking. Kan de Staatssecretaris toelichten welke inspanningen daartoe gedaan worden en indien dit niet het geval is, waarom daar niet voor gekozen wordt.
Antwoord
Het kabinet hecht aan veilige en menswaardige opvang voor mensen die moeten vluchten voor oorlogsgeweld. Op de grenslanden van Oekraïne staat de grootste druk. Daarom hecht het kabinet aan ondersteuning van deze landen, ook waar het kwetsbare personen betreft. Dat gebeurt onder andere door bij te dragen aan operationele ondersteuning via de Europese agentschappen in grenslanden. Ook zijn er in het begin van de crisis transporthubs opgezet, waar tevens oog is voor kwetsbaren. Het kabinet draagt daarnaast bij aan het verlichten van de druk op Moldavië door de belofte te doen om 500 ontheemden vanuit Moldavië over te brengen naar Nederland. Het gaat hierbij met name om vrouwen en kinderen.
Buiten de inspanningen van de Europese instellingen en het kabinet, spelen internationale organisaties zoals UNHCR en UNICEF eveneens een belangrijke rol bij het opvangen en ondersteunen van kwetsbare personen, waaronder kinderen, vrouwen, gezinnen en mensen met een beperking. Het Blue Dot-netwerk heeft zich inmiddels verspreid over meerdere landen die als gevolg van het conflict onder druk staan, en is actief in landen als Hongarije, Moldavië, Roemenië en Polen. In Polen heeft de UNHCR tot dusver aan 21.000 mensen ondersteuning geboden in de vorm van (juridisch) advies, tijdelijke opvang of een bescheiden financiële ondersteuning. Het kabinet onderkent de waarde van dit Blue Dot-netwerk en steunt UNHCR daarin.
De leden van de ChristenUnie-fractie prijzen de door Nederland gecoördineerde hackathon tegen criminele netwerken die Oekraïense vluchtelingen groomen voor seksuele uitbuiting. Op welke wijze krijgt deze inzet ook structureel vorm?
Antwoord
De hackathon van 23 mei jl. was georganiseerd door EMPACT-project Trafficking in Human Beings en de Intelcel Mensenhandel/Mensensmokkel van de Landelijke Eenheid, met ondersteuning van Europol. Het doel van de Hackathon was om online platformen in beeld te brengen die signalen mensenhandel bevatten in relatie tot Oekraïense vluchtelingen. In totaal deden er veertien landen mee, waaronder Nederland. De bevindingen worden met Europol gedeeld. Binnen EMPACT THB is men structureel bezig met het zoeken naar en het gebruiken van nieuwe methodes om het gebruik van internet voor mensenhandel aan te pakken. Er wordt op dit moment nog bezien of zulke hackathons structureel onderdeel kunnen worden van de activiteiten.
Op nationaal niveau vinden er ook actiedagen plaats, waarbij verschillende opsporingsinstanties samenwerken. Deze actiedagen worden rondom het thema mensenhandel georganiseerd en daar is ook aandacht voor mogelijke signalen rondom Oekraïense ontheemden.
Hoe apprecieert de Staatssecretaris de waarschuwing van Europol-directeur De Bolle dat geleverde wapens in het criminele circuit belanden? Welke maatregelen neemt de Raad dan wel Nederland om dit te voorkomen? Welke afspraken kunnen en worden hierover gemaakt met Oekraïne?
Antwoord
Deze vragen worden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het verslag van het Algemene deel beantwoord.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien met instemming dat de Staatssecretaris het definitieve standpunt over de toetreding van Kroatië tot de Schengenzone, wanneer de inhoudelijke besprekingen daarover gehouden worden, zal bepalen met inachtneming van de motie van het lid Ceder (Kamerstuk 32 317, nr. 743). Deze leden zouden graag van de Staatssecretaris weten of de Kroatische regering de geconstateerde misstanden al aantoonbaar adresseert, en zo ja, hoe. Ook zouden ze graag weten hoe het staat met de instelling van een onafhankelijk monitorings-mechanisme en op welk moment de Kamer hierover geïnformeerd zal worden.
Antwoord
Het kabinet is van mening dat de Kroatische regering de afgelopen periode stappen in de juiste richting heeft gezet. Het monitoringsmechanisme, zoals benoemd in de betreffende motie, is opgezet. Het doet aanbevelingen aan de Kroatische regering en rapporteert tweejaarlijks over de opvolging daarvan. In de afgelopen dagen is het tweede rapport van het mechanisme gepubliceerd. Het kabinet bestudeert momenteel het rapport, en hecht tevens aan de mening van de Europese Commissie over de voortgang van Kroatië op dit punt. De Kamer zal over het kabinetsstandpunt worden geïnformeerd wanneer de bespreking van de Schengentoetreding van Kroatië in Raadsverband aan de orde is. Dat zal pas plaatsvinden nadat het Europees Parlement haar opinie gegeven heeft.
Ten aanzien van pushbacks constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat de Speciaal VN-Rapporteur voor Human Rights of Migrants, Felipe González Morales, in een vorige week openbaar gemaakt rapport «Migrants in the Balkans and Central Eastern Europe» stelt dat onder meer vluchtelingen in Kroatië, Servië, Roemenië, Noord-Macedonië en Griekenland te maken hebben met «widespread pushback and chain pushback practices at most borders». Nu er dus niet meer gesproken kan worden van «vermeende» pushbacks, vragen deze leden aan de Staatssecretaris welke acties hij wil ondernemen om deze schendingen te stoppen in EU-verband. Acht hij het nu zaak om bij de Europese Commissie aan te dringen om inbreukprocedures te starten tegen landen die pushbacks uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Graag verwijst het kabinet de leden van de ChristenUnie-fractie naar de beantwoording op een gelijkluidende vraag van de PvdA-fractie.
Hoe denkt de Staatssecretaris te voorkomen dat Nederlands Frontex-personeel betrokken raakt bij pushbacks nu Nederlands personeel ook ingezet zal worden in lidstaten waar pushbacks plaatsvinden? Kan Frontex en daarmee Nederland hier juridisch op aangesproken worden? Deze leden verwachten hier een graag een onderbouwde reactie op.
Antwoord
Vooropgesteld, het kabinet heeft groot vertrouwen in de professionaliteit van het Nederlands uitgezonden personeel. Zoals reeds gecommuniceerd in o.a. de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 22 juni jl. over de Nederlandse inzet in Frontex-operaties wordt er veel aandacht besteed aan de voorbereiding, blijft men in contact gedurende de operaties en vindt er achteraf een debriefing plaats, waarbij er ook aandacht is voor dit onderwerp.8 Frontex zelf geeft ook trainingen en voorlichting hierin.
Tijdens het Commissiedebat JBZ-Raad Luxemburg van 9 en 10 juni 2022 (vreemdelingen- en asielonderwerpen) van 8 juni jl. heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het Kamerlid Podt (D66) toegezegd terug te komen op het vraagstuk over de juridische verantwoordelijkheid van Nederland als EU-lidstaat in het kader van vermeende mensenrechtenschendingen in operaties uitgevoerd door Frontex. Het kabinet streeft ernaar uw Kamer zo spoedig mogelijk de reflectie op dit vraagstuk te doen toekomen.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de Staatssecretaris het van belang vindt dat de EU en de lidstaten blijven investeren in het voorkomen van irreguliere migratie, opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio blijven bevorderen en de grondoorzaken van migratie blijven aanpakken. In dit verband vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de Staatssecretaris voortzetting van de Europese steun aan de Libische kustwacht nog steeds verantwoord acht. Kan de Staatssecretaris aangeven of de Europese steun ertoe geleid heeft dat migranten die op zee zijn opgepikt door de Libische kustwacht niet meer in de beruchte detentiecentra terechtkomen? Hoe reageert de Staatssecretaris op de stelling in het rapport van Artsen zonder Grenzen getiteld «Out of Libya» dat zowel de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) als de Commissaris voor de Mensenrechten van de Europese Raad wijzen op de «individuele collectieve verantwoordelijkheid van de EU voor de sterfgevallen op zee en de mishandelingen in Libië»? Is de Staatssecretaris het eens met de stelling in het rapport dat de Europese steun aan de Libische kustwacht het systeem van uitbuiting en mishandeling van migranten in stand houdt? Zo nee, waarom niet? Deze leden zouden graag een uitgebreide reactie van de Staatssecretaris zien op het genoemde rapport, en met name op deze aanbeveling: «End political, financial and material support to the system of forcible returns from international waters in the Central Mediterranean Sea to Libya. As repeatedly acknowledged by international bodies, including the United Nations and the EU Commission, Libya is currently not a safe place for the purpose of disembarkation of people rescued at sea.»
Antwoord
Het kabinet verwijst naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de fractie van D66.
Ten aanzien van het Europese Asiel- en Migratiepact zouden de leden van de ChristenUnie-fractie de Staatssecretaris willen vragen wat precies de status is van de verklaring die door 21 landen is aangenomen ten aanzien van een vrijwillig en tijdelijk solidariteitsmechanisme.9 Ook zouden deze leden willen weten of de Staatssecretaris meer informatie heeft over de manier waarop het Tsjechische Voorzitterschap de onderhandelingen op het Pact verder wil gaan brengen.
Antwoord
Voor een antwoord op de vragen over de status van de verklaring verwijs ik u graag naar het antwoord op gelijkluidende vragen van de D66-fractie. Ten aanzien van uw vragen over de inzet en aanpak van het Tsjechische voorzitterschap, verwijst het kabinet u graag naar de antwoorden op de gelijksoortige vragen van de leden van de SP- en PvdA-fractie.
Europees Grens- en kustwachtagentschap – Bekendmaking van een vacature
voor de functie van uitvoerend directeur (Tijdelijk functionaris – graad AD 14) –
Zie bijvoorbeeld Rescue at sea, a guide to principles and practice as applied to refugees and migrants, IMO, UNHCR, International Chamber of Shipping, https://www.unhcr.org/450037d34.pdf.
BNC fiche, Verordening aanpak instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel, 11 februari 2022, Kamerstuk 22 112, nr. 3314.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-769.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.