32 317 JBZ-Raad

Nr. 74 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van de brief van 11 juli 2011 inzake de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad d.d. 18 en 19 juli 2011 (Kamerstuk 32 317, nr. 65). De minister heeft een deel van deze vragen, over een EU pact synthetische drugs, beantwoord bij brief van 15 juli 2011 (Kamerstuk 32 317, nr. 68). De overige vragen zijn beantwoord bij brief van 23 september 2011. Deze vragen en antwoorden zijn, voorzien van een inleiding, hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,

Hessing-Puts

Inleiding

Naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Informele JBZ-Raad d.d. 18-19 juli 2011 (32 317, nr 65) heeft een schriftelijk overleg met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie plaatsgevonden. De vragen over een EU pact synthetische drugs zijn per brief van 15 juli 2011 (Kamerstuk 32 317, nr. 68) beantwoord. Met betrekking tot de overige drugsvragen van de leden van de VVD-, SP- en D66-fracties is toegezegd deze voor 26 september 2011 schriftelijk te beantwoorden voor het rondetafelgesprek van 3 oktober 2011.

Beantwoording openstaande vragen

Europese en internationale activiteiten van Nederland

Zowel de leden van de VVD- als van de D66-fractie vragen naar de Europese en internationale activiteiten van Nederland die bijdragen aan de strijd tegen drugs in Europa. De Nederlandse inzet voor de bestrijding van drugshandel en de internationale samenwerking is al tamelijk groot. Vandaar dat het Europees pact voor synthetische drugs voor Nederland weinig nieuwe elementen bevat.

De JBZ-Raad van 8-9 juni 2011 heeft ingestemd met de EU-prioriteiten georganiseerde criminaliteit op basis van het Organised Crime Threat Assessment van Europol. Eén van die prioriteiten is de bestrijding van productie en distributie in de EU van synthetische drugs. Nederland zal in samenwerking met andere lidstaten deze prioriteit verder uitwerken in strategische doelen en operationele actieplannen. In de brief d.d. 15 juli 2011 is met betrekking tot synthetische drugs reeds het COSPOL-project synthetische drugs genoemd waar Nederland trekker van is, het European Drug Profiling System en het Europees netwerk van officieren van Justitie synthetische drugs en precursoren waar Nederland initiatiefnemer van was.

De activiteiten die Nederland internationaal verder onderneemt zijn onder andere:

  • deelname in het Maritieme Analyse- en Operatiecentrum Narcotica in Lissabon;

  • inzet van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied, samenwerking met de internationale partners ter plaatse, onder andere Frankrijk en Verenigd Koninkrijk;

  • politieliaisons in bron- en transitlanden in Latijns-Amerika en West-Afrika die nauw samenwerken met hun EU-collega’s, onder andere in daartoe opgerichte platforms;

  • nauwe samenwerking met Suriname inzake bestrijding cocaïnesmokkel via de luchthavens;

  • uitwisselen van informatie met Europol op het gebied van drugs door deelname aan de analysewerkbestanden van Europol als het gaat om cocaïne synthetische drugs en cannabis;

  • met de buurlanden Duitsland, België, Luxemburg en met Frankrijk wordt samengewerkt om de grensoverschrijdende drugscriminaliteit te bestrijden.

De D66-fractie vraagt naar de berichtgeving over de verplaatsing van de handel in cocaïne en heroïne van de Rotterdamse haven naar de Antwerpse haven waarbij Nederlands criminele netwerken een hoofdrol spelen.

Noch de Nederlandse douane noch het Openbaar Ministerie kunnen bevestigen dat er sprake zou zijn van een verplaatsing naar Antwerpen. De Nederlandse douane werkt intensief samen met de Belgische douane. Smokkelmethoden en controleaanpak worden met elkaar gedeeld. Daarnaast vindt er uitwisseling van personeel plaats zodat de diensten van elkaar kunnen leren.

EU strategie Nederland inzake drugs

De VVD-fractie vraagt tevens wat de EU strategie van Nederland inzake drugs zal zijn. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten het Nederlandse beleid in Europees en internationaal verband, daar waar nodig, adequaat uit te dragen. Zoals in de brief van het kabinet d.d. 27 mei 2011 (24 077, nr. 259) staat vermeld is Nederland voor een daadkrachtige aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit. Deze dienen met bestuurlijke, fiscale of strafrechtelijke instrumenten, dan wel met een combinatie daarvan, te worden aangepakt. Tevens is versterking van de internationale (operationele) samenwerking van belang, daar waar het grensoverschrijdende criminaliteit betreft. Kennisuitwisseling en kennisoverdracht is van belang evenals samenwerking met derde landen in EU-verband. Nederland is voorstander om een nadrukkelijker verbinding aan te brengen tussen de Europese speerpunten op het terrein van de drugsbestrijding en het externe beleid van de Europese Unie; dat er voldoende gewicht wordt toegekend aan het grote belang van het schade- respectievelijk overlastcriterium; het bezit van kleine hoeveelheden verdovende middelen voor eigen gebruik geen opsporingsprioriteit heeft; voorkoming c.q. beheersing van drugsgebruik laat prevaleren boven de strafrechtelijke bestrijding daarvan; en rekening wordt gehouden met de negatieve gevolgen voor derde landen, met name ontwikkelingslanden, van maatregelen in de EU die een verplaatsingseffect naar die landen teweeg brengen. Zodra binnen de EU onderhandelingen over een nieuwe Europese drugsstrategie en bijbehorend actieplan aan de orde zijn, zal het Kabinet de Kamer actief betrekken en informeren over de Nederlandse inzet voor de Europese drugsstrategie, zoals verzocht door de D66-fractie.

Nationale aangelegenheid drugsbeleid

De SP-fractie kaart aan in hoeverre de Nederlandse regering vindt dat het drugsbeleid een nationale aangelegenheid moet blijven. Het Nederlandse drugsbeleid is specifiek gebaseerd op de Nederlandse samenleving. Aangezien Nederland ook met Europese regelgeving en VN-verdragen te maken heeft, dient Nederland zich daar aan te houden. Het Kabinet is van mening dat daar waar het grensoverschrijdende criminaliteit betreft, zoals grensoverschrijdende handel en smokkel, ook grensoverschrijdend samengewerkt dient te worden. Een Europese benadering kan daarbij helpen. Van essentieel belang is het opportuniteitsbeginsel in Nederland: opsporing, vervolging en hoogte strafmaat zijn een nationale aangelegenheid. Betreffende de vraag of de Europese Unie ook mag bepalen dat bepaalde drugs in Nederland verboden moeten worden, zijn allereerst de lijsten van de verschillende VN-verdragen van toepassing waarin de aangesloten landen zich dienen te houden evenals de EU.

Zoals aangegeven in onder meer de brief van 6 september 2010 (24 077, nr. 255) heeft de EU reeds bevoegdheden om stoffen te verbieden op basis van Raadsbesluit 2005/387/JBZ. Wij zijn van mening dat een Europese procedure met onder meer informatie-uitwisseling, wetenschappelijke risicobeoordeling en eventueel een besluit tot het op EU niveau onder controle stellen van een stof, indien zorgvuldig toegepast, passend is voor de dreiging die in Europees verband van nieuwe verdovende middelen uit kan gaan. Ingevolge maatregel 58 van het EU Drugsactieplan 2009–2012 is dit Raadsbesluit geëvalueerd. Deze evaluatie is 11 juli jl. verschenen (doc.nr. COM(2011) 430 definitief) en is in september in de daarvoor geëigende werkgroep besproken. De evaluatie laat onder meer zien dat een aantal landen zich zorgen maakt over de grote hoeveelheid nieuwe stoffen die op de markt komen. Ook wordt gesignaleerd dat een goede wetenschappelijke onderbouwing om tot een verbod over te kunnen gaan vaak ontbreekt. Tevens geeft een aantal landen aan de keuzemogelijkheden (namelijk een verbod of niet) te beperkt te vinden. De Europese Commissie heeft in die bijeenkomst aangegeven dat zij in verband met een aantal gesignaleerde tekortkomingen in de huidige procedure aan de hand van een effectbeoordeling («impact assessment») zal onderzoeken of een effectiever rechtsinstrument geboden is. In deze effectbeoordeling, die naar verwachting een jaar duurt, zullen alle mogelijke opties worden bezien. Wij willen deze effectbeoordeling afwachten om te bezien op welke wijze het beste vorm kan worden gegeven aan een Europese procedure die passend met de dreiging van nieuwe stoffen om kan gaan. Te zijner tijd zullen wij u hierover nader informeren.

Clubpas coffeeshops

Op de aankondiging dat coffeeshops besloten clubs worden, die alleen toegankelijk zijn voor meerderjarige ingezetenen van Nederland op vertoon van een clubpas, zijn geen formele reacties van lidstaten ontvangen. Zie voor de beantwoording van de vraag van de SP fractie naar het beleid van andere landen onderstaande vraag over de scheiding van hard- en softdrugs.

Scheiding hard- en softdrugs

Op de vraag van de VVD-fractie of er in Europees verband gesproken wordt over een scheiding tussen de aanpak van hard- en softdrugs, kan ik u mededelen dat daar niet over gesproken wordt. In antwoord op de daarmee samenhangende vraag van de SP-fractie naar het beleid van andere landen kan ik u het volgende berichten. Elke lidstaat heeft zijn eigen drugsbeleid. Het drugsbeleid van de lidstaten vertoont aanmerkelijke verschillen. Sommige landen maken onderscheid naar type drug (hard of soft drug) en andere niet. Sommige lidstaten hebben in de praktijk een beleid dat in een zekere mate op het Nederlandse beleid lijkt, met name op het punt van het niet vervolgen van het bezit van kleine hoeveelheden soft drugs, het niet vervolgen van het gebruik van drugs, het inzetten op de aanpak van de georganiseerde misdaad en vooral de sleutelfiguren daaruit en het meer aandacht hebben voor ontneming van de opbrengsten van misdaad.

Andere landen maken echter nauwelijks onderscheid tussen hard en soft drugs en bestrijden beide in gelijke mate.


X Noot
1

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Roon, R. de (PVV), Voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), Ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Taverne, J. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Tongeren, L. van (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Koşer Kaya, F. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV), Koopmans, G.P.J. (CDA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Slob, A. (CU).

Naar boven