32 317 JBZ-Raad

Nr. 627 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juli 2020

Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het verslag aan van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 6 en 7 juli 2020 via videoconferentie, waar de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan hebben deelgenomen.

Daarnaast informeert de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer middels deze aanbiedingsbrief, naar aanleiding van de toezegging gedaan door de Minister van Buitenlandse Zaken op dd. 29 juni jl. tijdens het notaoverleg Staat van de Europese Unie, graag nader inzake de (on)mogelijkheden omtrent deelname door Nederland aan een Joint Investigation Team met Malta en eventuele andere landen.

De Nederlandse autoriteiten volgen de situatie en de ontwikkelingen in Malta op de voet en staan open voor het verlenen van bijstand wanneer hier om wordt verzocht, zoals dit eerder ook is gebeurd. Het strafproces tegen de verdachten van de moord op de Maltese journaliste Daphne Caruana Galizia is recent weer aangevangen. Graag verwijs ik u ook naar de beantwoording van Kamervragen d.d. 24 januari 2020 door de Minister van Buitenlandse Zaken inzake de internationale inspanningen van Nederland om aandacht te vragen voor deze ontwikkelingen.1

Een Joint Investigation Team of gemeenschappelijk onderzoeksteam is een instrument dat internationale samenwerking in het kader van opsporingsonderzoeken kan faciliteren. Een gemeenschappelijk onderzoeksteam kan in het bijzonder worden ingesteld wanneer een lopend strafrechtelijk onderzoek van een EU lidstaat naar strafbare feiten moeilijke en veeleisende opsporingen vergt die ook andere lidstaten betreffen en wanneer verscheidene lidstaten onderzoeken uitvoeren naar strafbare feiten die wegens de omstandigheden van de zaak een gecoördineerd en gezamenlijk optreden in de betrokken lidstaten vergen. Het Openbaar Ministerie, en specifiek de officier van Justitie die de leiding zou hebben over het betreffende lopende strafrechtelijk onderzoek, besluit over het al dan niet instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Het OM kent interne besluitvormingsstructuren over het al dan niet opstarten van een opsporingsonderzoek. Een gemeenschappelijk onderzoeksteam is geen instrument om een ander land te ondersteunen in een opsporingsonderzoek, zonder dat er inhoudelijke gronden zijn voor een (eigen) nationaal onderzoek. In Nederland wordt regelmatig in deze vorm met andere landen samengewerkt, waarbij de organisaties Europol of Eurojust een faciliterende rol op zich kunnen nemen en het gemeenschappelijke onderzoeksteam financieel kunnen ondersteunen. Doel hierbij is in die zaken die door hun grensoverschrijdende karakter samenwerking behoeven, effectief en efficiënt samen op te treden.

In casu Malta heeft Nederland, zoals reeds aan uw Kamer gecommuniceerd, technische bijstand verleend aan een lopend onderzoek. Wanneer er nadere bijstand of samenwerking vanuit de Maltese autoriteiten gewenst zou zijn, hetgeen vooralsnog niet is gebleken, kan een verzoek daartoe via de daartoe geëigende operationele kanalen lopen. Daarnaast is het aan het OM om al dan niet een strafrechtelijk onderzoek naar specifieke strafbare gedragingen in te stellen waar Nederland rechtsmacht over heeft. Op basis van de beschikbare informatie neemt het OM de beslissing om al dan niet een opsporingsonderzoek te openen. Daarbij kan, indien aan de juridische vereisten wordt voldaan, door het OM zo nodig ook besloten worden tot meewerken aan of initiëren van een gemeenschappelijk onderzoeksteam. Zoals gebruikelijk doe ik geen mededelingen over het al dan niet plaatsvinden van een opsporingsonderzoek in een specifieke situatie.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 6–7 juli 2020

Belangrijkste resultaten

Werksessie I – Omgaan met COVID-19 als Europese democratieën

Alle lidstaten, inclusief Nederland, onderschreven het belang van om de beginselen van de rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten te waarborgen. Het nemen van noodmaatregelen moet steeds proportioneel, noodzakelijk en tijdelijk zijn. Hierbij werden aspecten genoemd zoals het belang van communicatie, democratische besluitvorming en scheiding der machten. Digitalisering kan bijdragen aan het behouden en versterken van de rechtsstaat. Veel lidstaten onderschreven het belang om elementen van rechtsstatelijkheid in de JBZ-Raad te agenderen. Ook werden het Europees Justitie Scorebord en de EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat, door onder andere Nederland, genoemd als handvatten om rechtsstatelijkheid in de JBZ-Raad te bespreken.

Slachtofferrechten

Commissaris Reynders lichtte de EU strategie inzake slachtofferrechten toe. Tevens vroeg de Commissie aandacht voor digitalisering van de judiciële processen. De Commissie wees daarnaast ook op de evaluatie van het Europees Arrestatie Bevel en gaf aan maatregelen te gaan nemen en waar nodig met wetgevende voorstellen te komen om de implementatie van het EAB te verbeteren.

De coördinator terrorismebestrijding zette de inhoud van de beleidsnota slachtoffers van terrorisme uiteen. In de beleidsnota worden suggesties gedaan om de situatie voor slachtoffers van terrorisme te verbeteren. De beleidsnota zal op raadswerkgroepniveau nader worden besproken.

Werksessie II – Versterken van de democratie in tijden van COVID-19 en respons op haatzaaien en desinformatie

Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, onderschreven het principe dat wat offline geldt, ook online moet gelden. Hierbij werden het belang om fundamentele rechten en publieke waarden te beschermen en het belang om vrijheid van meningsuiting en mediapluralisme in stand te houden, genoemd. Er werd onderscheid gemaakt tussen regulering en een breder instrumentarium met aandacht voor preventie, mediawijsheid van burgers en zelfregulering. Tevens werd er, mede door Nederland, relatie gelegd met andere dossiers zoals het DSA pakket en het Democratie Actieplan.

Werksessie I – Europees Politie Partnerschap

Alle lidstaten onderschreven het belang van verbetering van de samenwerking tussen rechthandhavingsautoriteiten. Informatie-uitwisseling is daarbij essentieel. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, riepen op tot het verbeteren van de inzet van bestaand instrumentarium en systemen. De rol van Europol werd breed onderschreven. Ook steunden vrijwel alle lidstaten de versterking van de kerntaken van Europol en inzet voor voldoende middelen voor Europol binnen de kaders van het MFK. Nederland vroeg daarnaast aandacht voor de JIT die het Encrochat netwerk heeft ontmanteld. Tevens vroeg Nederland aandacht voor de aanpak van seksueel kindermisbruik online. Nederland benoemde in het kader van deze onderwerpen het belang van een discussie in Europa over rechtmatige toegang tot versleuteld bewijs.

Werksessie II – Zoek- en reddingsacties op zee

Er vond een gedachtewisseling plaats over de verschillende vormen van samenwerking in het geval van de ontscheping geredde drenkelingen. Het voorzitterschap en de Commissie riepen lidstaten op om solidariteit te tonen aan lidstaten rond de Middellandse Zee. Een grote meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, wezen in dit verband op het belang van een structurele oplossing en het belang dat dit via het nieuwe migratiepact wordt geregeld. Net als enkel andere lidstaten, noemde Nederland hierbij ook het belang van een werkende, verplichte grensprocedure. Nederland, en enkele andere lidstaten, stelde nieuwe duidelijke regels over reddingsoperaties op zee voor. Daarnaast onderstreepten alle lidstaten het belang van samenwerking met derde landen om irreguliere migratie over zee aan te pakken als onderdeel van de alomvattende aanpak, waarbij Nederland en verschillende andere lidstaten pleitten voor het creëren van de juiste condities voor de optie van ontscheping in de SAR-zones in Noord-Afrika.

I. Justitie

Werksessie I – Omgaan met COVID-19 als Europese democratieën

Het voorzitterschap gaf bij aanvang van de werksessie aan dat de rechtsstaat in alle omstandigheden de aandacht moet hebben. De afgelopen maanden zijn fundamentele rechten ingeperkt in de strijd tegen het COVID-19 crisis. Dit moet steeds tijdelijk en proportioneel zijn. Het is prioriteit om de rechtsstaat te beschermen. In dit kader noemde het voorzitterschap onder andere transparante en democratische besluitvorming, communicatie en scheiding der machten. Het voorzitterschap vroeg de ministers zich in te zetten om de rechtsstaat te versterken.

De Commissie stelde dat rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten de kernwaarden zijn van de EU. Bij herstel uit de COVID-19 pandemie moeten die waarden volledig worden hersteld. Commissaris Reynders gaf aan dat de Commissie de noodmaatregelen monitort en noemde hierbij, naast de criteria van proportionaliteit, noodzakelijkheid en tijdelijkheid, dat deze in lijn moeten zijn met EU standaarden. Ook benadrukte de Commissaris het belang van democratische controle en een onafhankelijke rechtspraak. Tevens noemde de Commissaris enkele relevante instrumenten voor de monitoring van rechtsstatelijkheid, te weten de EU toetsingscyclus voor de rechtsstaat, het Europees Justitie Scorebord en het Europees Semester. Commissaris Reynders riep tot slot op alle bestaande en nieuwe instrumenten in relatie tot rechtsstatelijkheid te implementeren.

Alle lidstaten lichtten toe welke maatregelen zijn genomen ten tijde van de COVID-19 crisis en de relatie tot de beginselen van rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten. Onder de lidstaten was er brede steun voor de interventie van de Commissie. De beginselen van rechtsstatelijkheid en democratie moeten te allen tijde aan de basis liggen van handelen van lidstaten. Hierbij werden aspecten aangeduid zoals het belang van een tijdige en duidelijke communicatie, democratische besluitvorming met betrokkenheid van het parlement en een onafhankelijke rechtspraak als onderdeel van de scheiding der machten. Door een grote meerderheid van lidstaten werd digitalisering ingebracht als meerwaarde voor de rechtsstaat, voornamelijk in relatie tot de toegang tot het recht, democratische besluitvorming en informatievoorziening. Verschillende lidstaten zagen het Europees Justitie Scorebord en het rapport van de EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat als handvatten om rechtsstatelijkheid in de JBZ-Raad te bespreken. Het belang van dialoog werd hierbij benadrukt. Een aantal lidstaten riep op de fondsen ten behoeve van rechtsstatelijkheid in het MFK te handhaven. Commissaris Reynders gaf aan dat de voorgestelde besparing in het MFK voor deze fondsen wat de Commissie betreft van de baan is.

Nederland onderschreef het pleidooi van de Commissie en stelde voorop dat rechtsstatelijkheid en Europese democratische waarden wezenlijke elementen zijn voor het functioneren van de EU, waaronder voor justitiële samenwerking. Tevens erkende Nederland het belang van constructieve dialoog met de samenleving en democratische besluitvorming. Nederland riep op tot gezamenlijke inzet van de EU en lidstaten om de rechtsstaat te versterken. Nederland pleitte hier ook voor regelmatige bespreking van rechtsstatelijkheid in de JBZ-Raad, vanuit de bijzondere verantwoordelijkheid voor de juridische en justitiële elementen van rechtsstatelijkheid. De EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat kan daar een goed aanknopingspunt voor zijn. Tot slot dankte Nederland het voorzitterschap voor agendering van deze toetsingscyclus in de JBZ-Raad van december 2020.

De Commissie merkte ter afsluiting op dat het beschermen van democratische waarden en fundamentele rechten bijdraagt aan acceptatie en toepassing van maatregelen.

Het voorzitterschap stelde vast dat er zorgvuldig gekeken moet worden naar respons op COVID-19 crisis in het kader van rechtsstatelijkheid, democratie en fundamentele rechten. En gaf concluderend aan dat dit nader besproken zal worden.

Slachtofferrechten

a) Presentatie van de nieuwe EU strategie inzake slachtofferrechten door de Commissie

De EU strategie inzake slachtofferrechten die op 24 juni jl. is gepresenteerd, werd door de Commissie toegelicht. De strategie is erop gericht de situatie van slachtoffers, ongeacht de aard van het delict, te verbeteren en hen beter in staat te stellen hun recht te halen. Daartoe wordt ingezet op effectieve communicatie, steun aan slachtoffers, faciliteren van compensatie, samenwerking en coördinatie tussen alle actoren, en het versterken van de internationale dimensie. De Commissie stelde dat hierbij speciale aandacht moet zijn voor kwetsbare groepen slachtoffers. De Commissie achtte het van groot belang dat de strategie zowel nationaal als op EU niveau opvolging krijgt.

Tevens bracht de Commissie twee andere onderwerpen op onder dit agendapunt. De Commissie haalde de evaluatie van het Europees Arrestatie Bevel (EAB) aan, waarvan het rapport op 2 juli jl. is verschenen. De Commissie gaf aan dat in het algemeen kan worden gesteld dat er ruimte voor verbetering is wat betreft de implementatie van het EAB, bijvoorbeeld wat de tijdigheid van reactie op verzoeken betreft. De Commissie kondigde aan dat het hierop maatregelen zal gaan nemen en indien nodig met wetgevende voorstellen zal komen.

Ook vroeg de Commissie aandacht voor digitalisering van justitiële processen. Toegang tot het recht moet gegarandeerd worden in alle omstandigheden. De Commissie lichtte toe dat het wil toewerken naar een voorstel voor digitalisering van het judicieel systeem, waaronder het EAB, met aandacht voor nationale en EU maatregelen.

b) Presentatie van de beleidsnota «Versterken van bescherming en steun aan slachtoffers van terrorisme in de EU» door de EU coördinator voor terrorismebestrijding

De coördinator terrorismebestrijding (CTC), de heer De Kerchove, lichtte kort de beleidsnota toe inzake slachtoffers van terrorisme. Hij stelde dat dit een bijzonder categorie slachtoffers is. Terroristische aanslagen hebben een grote impact en een duidelijke internationale dimensie. De CTC gaf aan dat de EU strategie slachtofferrechten strategie goede suggesties bevat, ook voor slachtoffers van terrorisme. In de beleidsnota benoemd de CTC manieren om de situatie voor deze slachtoffers te verbeteren. Dit komt neer op het versterken van het EU netwerk van nationale contactpersonen, het verbeteren van compensatie en stimuleren van herdenking en erkenning als onderdeel van het helingsproces. De CTC stelde daarnaast dat wijziging van EU-wetgeving ten aanzien van schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme overwogen kan worden. De beleidsnota zal op raadswerkgroepniveau nader worden besproken.

Werksessie II – Versterken van de democratie in tijden van COVID-19 en respons op haatzaaien en desinformatie

De Commissie vroeg aandacht voor de zorgelijke ontwikkelingen rondom desinformatie en haatzaaien die tijdens de COVID-19 zijn verhevigd. De Commissie pleitte voor daadkrachtig optreden hiertegen, met inachtneming van de nodige waarborgen om de fundamentele rechten te beschermen. Hiertoe beoogde de Commissie een gezamenlijke Europese aanpak.

De voorzitter van de commissie van het Europees parlement voor Juridische zaken (JURI) stelde voorop dat desinformatie en haatzaaien de fundamentele waarden van de EU in gevaar brengen en vertrouwen in de overheid en het democratisch proces ondermijnen. Om dit tegen te gaan voorzag de JURI voorzitter een aanpak met zowel wetgevende als niet-wetgevende instrumenten. In aanvulling op het pleidooi van de Commissie, riep de JURI voorzitter op om de samenleving, experts, online platforms en onderzoekers hierbij te betrekken.

De voorzitter van de commissie van het Europees parlement voor burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) onderstreepte het belang om haatzaaien en desinformatie aan te pakken. Hij sloot hierbij aan bij de beoogde aanpak van de Commissie en de JURI voorzitter. De aanpak moet in samenwerking gebeuren tussen de Raad, de Commissie en het Europees parlement. Ook moeten platforms aangesproken worden op hun verantwoordelijkheden.

Ter introductie voor deze werksessie toonde het voorzitterschap twee videoboodschappen. De eerste van historicus die een uiteenzetting gaf over desinformatie in relatie tot nazipropaganda. De tweede van een voormalig burgemeester van een kleine Duitse stad die zijn persoonlijke ervaring met haatzaaien deelde. Hiermee beoogde het voorzitterschap de problematiek van desinformatie en haatzaaien tastbaarder te maken en de urgentie om hier tegen op te treden aan te tonen.

Vrijwel alle lidstaten benoemden expliciet dat haatzaaien en desinformatie rechtsstatelijkheid en democratie ondermijnen. Door enkele lidstaten werd tevens gewezen op het onderscheid tussen desinformatie en haatzaaien. De behoefte aan een gezamenlijke Europese aanpak werd breed gedragen. Meerdere lidstaten vroegen aandacht voor het in stand houden van de balans tussen enerzijds het adresseren van desinformatie en haatzaaien en anderzijds het belang van de bescherming van fundamentele rechten en publieke waarden, zoals de vrijheid van meningsuiting en mediapluralisme. Vrijwel alle lidstaten benadrukten dat wat offline geldt ook online moet gelden. Er werd hierbij onderscheid gemaakt tussen regulering en een breder instrumentarium met aandacht voor preventie, zelfregulering, betrouwbare informatievoorziening en mediawijsheid. Er was veel aandacht voor het voorkomen en adresseren van de verspreiding van desinformatie. Daarbij werd door veel lidstaten gewezen op de verantwoordelijkheid van platforms en de rol van media en journalistiek. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benoemden in dit kader online narratieven van statelijke actoren tijdens de COVID-19 crisis2. Tevens werd er door verschillende lidstaten een verband gelegd met het aangekondigde Democratie Actieplan en Digital Services Act pakket, waarbij aanpak van haatzaaien en desinformatie, met name de verantwoordelijkheid voor platforms, een plek zou kunnen krijgen.

Nederland riep op de verontrustende ontwikkeling van haatzaaien en desinformatie in relatie tot de COVID-19 crisis aan te pakken. Ook hier moeten de democratische waarden en fundamentele rechten gewaarborgd zijn. Nederland gaf aan het principe dat wat offline geldt ook online moet gelden te onderschrijven. Verder pleit Nederland voor een gezamenlijke Europese aanpak, rekening houdend met reeds ingezet trajecten en verantwoordelijkheidsverdelingen. Wat betreft desinformatie benoemde Nederland een multi-stakeholder aanpak te onderschrijven, met een rol voor onafhankelijke journalisten en onderzoekers en verantwoordelijkheid voor platforms. Tegelijkertijd sprak Nederland steun uit voor regulerende maatregelen bij desinformatie wanneer blijkt dat zelfregulering te kort schiet. De weerbaarheid van de samenleving is volgens Nederland de beste manier om desinformatie tegen te gaan. Tevens is goede informatievoorziening essentieel, waarbij Nederland een belangrijke taak voorzag voor lidstaten en de EU.

Het grondrechtenagentschap gaf aan zich zorgen te maken over de positie van minderheden in relatie tot haatzaaien en desinformatie. Tegelijkertijd zag het agentschap ook positieve ontwikkelingen met initiatieven van overheid, samenleving en media. Tevens kondigde het agentschap onderzoeken aan over online haatzaaien en content moderatie.

De Commissie herhaalde de belangrijkste conclusies. Te weten, dat wat offline geldt, moet online gelden, waarbij effectieve rechtshandhaving online essentieel is; aandacht voor het beschermen van vrijheid van meningsuiting bij de aanpak tegen desinformatie; verantwoordelijkheid voor platforms en het streven naar een gezamenlijke EU aanpak.

Het voorzitterschap concludeerde dat alhoewel het belang om haatzaaien en desinformatie breed werd gesteund, er uiteenlopende oplossingen zijn geopperd. Het beschermen van de fundamentele rechten en publieke waarden is daarbij prioriteit en een gezamenlijke aanpak is gewenst.

II. Binnenlandse zaken en Veiligheid

Werksessie I – Europees Politie Partnerschap

Het voorzitterschap stelde dat er behoefte is aan versterkte samenwerking tussen rechthandhavingsautoriteiten. Informatie-uitwisseling tussen rechthandhavingsautoriteiten is een belangrijke methode om grensoverschrijdende criminaliteit, zoals seksueel kindermisbruik en drugshandel, aan te pakken. Volgens het voorzitterschap ligt daarbij ook een rol voor agentschappen zoals Europol. In dat kader pleitte het voorzitterschap voor adequate financiering voor de JBZ-agentschappen om hun mandaat uit te voeren.

De Commissie gaf aan dat de reflex tot samenwerking tussen rechthandhavingsautoriteiten de standaard zou moeten zijn. Hier zou de EU meer ambitieus op mogen zijn. Tevens moet moderne informatietechnologie hiertoe benut worden. De Commissie stelde vervolgens dat Europol een informatiehub is in deze samenwerking en dat het mandaat van Europol aangepast moet worden om de verwachtingen in dit kader waar te kunnen maken. De inzet van de Commissie is om informatie-uitwisseling tussen private partijen en Europol mogelijk te maken, samenwerking tussen rechthandhavingsautoriteiten, Europol en derde landen te verbeteren en moderne technologie en innovatie optimaal te benutten. Ook moeten bestaande systemen zoals Prüm en SIS aanpast worden aan nieuwe ontwikkelingen. Tot slot benoemde de Commissie EMPACT en de Frans-Nederlandse actie omtrent Encrochat als goede voorbeelden van samenwerking.

De voorzitter van de commissie van het Europees parlement voor burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) benadrukte dat informatie-uitwisseling essentieel is, uiteraard met de juiste waarborgen voor fundamentele rechten. De LIBE voorzitter gaf aan dat bestaande of nieuw ontwikkelde systemen hieraan kunnen bijdragen. Ook is training voor de gebruikers van deze systemen van belang. Tot slot stelde de LIBE voorzitter dat het mandaat van Europol versterkt moet worden om bij te dragen aan informatie-uitwisseling. Daar heeft Europol dan tevens adequate financiële middelen voor nodig.

Alle lidstaten onderschreven het belang van versterkte samenwerking tussen Europese rechthandhavingsautoriteiten om grensoverschrijdende (georganiseerde) criminaliteit aan te pakken en de veiligheid van burgers te waarborgen. Beschikbaarheid van informatie en informatie-uitwisseling zijn hierbij essentieel. In dat kader werd het gebruik van nieuwe technologie veelvuldig genoemd, waaronder door Nederland. Een aantal lidstaten wees expliciet op het belang van training en interoperabiliteit. Meerdere lidstaten, inclusief Nederland, riepen op tot het verbeteren van de inzet van bestaande instrumenten en systemen, zoals Prüm, SIS en PNR. Het belang van Europol werd breed onderschreven. Enkele lidstaten noemden daarnaast ook het belang van agentschappen als eu-LISA, FRONTEX, Eurojust en OLAF. De ministers van vrijwel alle lidstaten steunden versterking van het mandaat van Europol daar waar het gaat om zijn kerntaken en riepen daarom op tot voldoende middelen voor Europol binnen de kaders van het MFK.

Nederland deelde de recente ervaringen met de het Joint Investigation Team (JIT) tussen Frankrijk en Nederland waardoor het Encrochat netwerk is ontmanteld. Deze actie toont het belang en de meerwaarde van samenwerking tussen Europese rechthandhavingsautoriteiten, Europol en Eurojust. In dat verband heeft Nederland bepleit dat, ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK, JBZ organisaties zoals Europol en Eurojust adequaat worden toegerust. Samenwerking tussen rechthandhavingsautoriteiten en informatie-uitwisseling is essentieel. In dat kader sprak Nederland steun uit voor het concept van een Europees Politiepartnerschap. Ten slotte vroeg Nederland nadrukkelijk aandacht voor de strijd tegen seksueel kindermisbruik materiaal online. Hierbij meldde Nederland dat het kabinet heeft aangekondigd om vanaf september namen van internet service providers bekend te maken die seksueel kindermisbruik materiaal online niet tijdig verwijderen van het internet. Ook benoemde Nederland het belang van een discussie in Europa over rechtmatige toegang tot versleuteld bewijs.

De coördinator terrorismebestrijding (CTC) gaf aan dat in de strijd tegen terrorisme informatie-uitwisseling essentieel is. Hieraan gerelateerd benoemde de CTC als aandachtspunten de toegang tot versleuteld bewijs, het verbeteren van Prüm en SIS en samenwerking met derde landen en private partijen. Volgens de CTC kan Europol een belangrijke rol spelen, daartoe heeft het wel een passend mandaat en financiering nodig.

Het voorzitterschap concludeerde dat alle lidstaten het initiatief voor het Europees Politiepartnerschap steunen. De inbreng van de lidstaten tijdens deze werksessie zal worden meegenomen in het vervolgtraject. Het voorzitterschap gaf aan te zullen komen met verdere uitwerking van het initiatief Europees Politiepartnerschap. Ook het belang van Europol werd breed onderschreven. Het voorzitterschap herhaalde daarom de oproep dat de JBZ-agentschappen in een positie moeten worden gebracht om hun rol uit te voeren, wat ook inhoudt dat zij de beschikking moeten hebben over voldoende financiële middelen om hun taken uit te voeren.

Werksessie II – Zoek- en reddingsacties op zee

Aan de hand van een discussiestuk opgesteld door het voorzitterschap, bespraken de lidstaten de mogelijkheden om landen rond de Middellandse Zee te steunen in de aanpak van mensensmokkel, grensbewaking, asiel- en terugkeerprocedures en de herplaatsing van geredde drenkelingen.

Commissaris Johansson onderstreepte in haar inleiding het belang om concrete vormen van solidariteit te tonen. Ad hoc oplossingen zijn volgens haar duidelijk niet de oplossing. Ontscheping en herplaatsing moeten deel zijn van alomvattende aanpak in het kader van het nieuwe Pact voor Asiel en Migratie. Commissaris Johansson verwacht dit Pact in september te presenteren. Naast ontscheping en herverdeling, wees Commissaris Johansson ook op de noodzaak dat lidstaten van eerste aankomst ook op andere wijze steun vragen, o.a. op het gebied van terugkeer en ondersteuning aan procedures.

Alle lidstaten stonden stil bij de verschillende mogelijkheden om samen te werken met zowel derde landen als EU lidstaten rond het Middellandse Zeegebied op het gebied van de aanpak van mensensmokkel, grensbewaking, het bevorderen van asiel- en terugkeerprocedures. Ten aanzien van reddingsoperaties op zee (Search-and-Rescue) benadrukte lidstaten hun bekende standpunten. De meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van een structurele oplossing. Nederland wees op de cruciale rol van de bestaande doch nog altijd onvoldoende toegepaste grensprocedure waarbij niet-asielgerechtigden geen toegang tot de Schengenzone krijgen en snel worden teruggekeerd. Deze dient snel verplicht te worden gemaakt. Enkele lidstaten gaven aan ontscheping op grond van de Malta Verklaring te zullen blijven steunen. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten de noodzaak om de samenwerking met derde landen, UNCHR en IOM te intensiveren. Samen met een protocol met duidelijke gedragsregels voor niet-statelijke actoren zou dit bijdragen aan de verdere normalisatie van de SAR-praktijk op de Middellandse Zee, zowel aan de noord- als de zuidoevers.

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor een duurzame, structurele oplossing in plaats van een nieuw ad hoc mechanisme. Het voorzitterschap zag ook brede consensus over de noodzaak voor intensievere samenwerking met derde landen, niet alleen inzake SAR, maar ook om de grondoorzaken voor irreguliere migratie en mensensmokkel aan te pakken. Volgens het voorzitterschap zijn de uitkomsten van deze discussie belangrijk om verder te kunnen werken aan verbeteringen van een systeem ter ondersteuning van lidstaten als Malta, Italië en Griekenland.

Op 13 juli a.s. organiseert het voorzitterschap samen met Italië een werkconferentie om met tezamen met de landen rond de Middellandse Zee, UNHCR en IOM het SAR-regime in het kader van migratie over de Middellandse Zee te bespreken.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1512

X Noot
2

Kamerstuk 30 821, nr. 112

Naar boven