32 317 JBZ-Raad

Nr. 452 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2016

In aanvulling op de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 december 2016 in Brussel (Kamerstuk 32 317, nr. 450), bericht ik u het volgende.

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PIF-richtlijn)

De triloog over de PIF-richtlijn heeft een zodanig verloop gehad dat het Voorzitterschap in staat is ter zake een duidelijk voortgangsbericht op te stellen. Verwezen wordt naar document 15130/16, waaruit blijkt dat de tekst op drie punten, die overigens niet waren opgenomen in de tekst waarover de Raad al in 2013 een algemene oriëntatie had bereikt, is gewijzigd. Nederland kan zich in het eindresultaat in beginsel vinden.

Als blijkt dat de Raad zich in voldoende meerderheid kan vinden in de in het voortgangsbericht opgenomen concepttekst van de richtlijn en ook het Europees Parlement schriftelijk ermee instemt, kan het voorstel daarna in een Raad, die elke samenstelling kan hebben, zonder verdere discussie worden vastgesteld. Zoals uit het voortgangsbericht blijkt, kan de instemming van het Europees Parlement mogelijk pas in het volgende jaar worden gegeven. Het is niet uitgesloten dat het Voorzitterschap vanwege de verknochtheid van de PIF-richtlijn met het EOM-voorstel de stemming zal uitstellen.

Ontwerpverordening betreffende Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) en de ontwerprichtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en straffen op het gebied van de illegale drugshandel

Voor de JBZ-Raad is als A-punt geagendeerd de vaststelling van een algemene oriëntatie over de ontwerpverordening betreffende Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) en de ontwerprichtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en straffen op het gebied van de illegale drugshandel en wat de definitie van drug betreft (documenten 14809/16, 14810/16 en 14812/16). Dit is mogelijk nadat in Coreper van 30 november 2016 daarover een akkoord is bereikt.

De ontwerpverordening bevat een versnelde procedure voor risicoanalyse van NPS en de ontwerprichtlijn regelt dat daar waar een risicoanalyse als uitkomst heeft dat een stof een van EU brede, zeer gevaarlijke NPS oplevert, deze onder de strafbaarstelling van drugs, zoals bedoeld in het kaderbesluit wordt gebracht. Het gevolg daarvan is dat alle lidstaten de desbetreffende zeer gevaarlijke NPS ook onder de nationale wetgeving brengen. Voor Nederland betekent dit dat in voorkomend geval lijst I wordt aangevuld. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen volgens het BNC-fiche dat bij brief van 7 oktober 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2214) aan uw Kamer is gestuurd, gehandeld en de daarin benoemde lijn kunnen bewerkstelligen. Belangrijkste punt voor Nederland is dat de bevoegdheid om te handelen grotendeels bij de lidstaten zelf blijft en dat alleen in geval van EU brede, zeer gevaarlijke NPS, een besluit op Europees niveau hierover zal worden genomen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven